Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit een dagboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit een dagboek

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

1.

„k Had gistermorgen zo'n behoefte mijn hart eens uit te storten voor de Heere, en het was of ik een open toegang had. Ik kon mijn noden zo makkelijk kwijt en merkte, dat de Heere er nog was. O, wat is dat zoet, als je alles eens vertellen mag! Dat heb ik niet zo dikwijls, ’t Was, of Hij, Die volmaakte Majesteit, zonder woorden sprak: vertel me je redenen maar. En het was, of Hij Zijn vleugelen over mij en de mijnen uitspreidde. O, wat is de Heere toch goed voor een slecht mens.

Het was buitengewoon mooi (de droogmaking van het IJsselmeer). Ik kon er niet genoeg van krijgen. Toen ik er vanmorgen zo aan dacht, dacht ik: wat zal het wat zijn voor het volk van God, als ze straks aan die glazen zee van Gods eeuwige liefde mogen staan! O, dan is er volle verzadiging. Hier, al is alles nog zo mooi, ’t laat leeg, maar daar zullen ze vol zijn van God! O, wat zijn ze gelukkig, die dit ten deel mag vallen.

De Psalmdichter zegt:


’k Heb U voorwaar in ’t heiligdom
Voorheen beschouwd met vrolijk’ ogen.
Hoe zag ik daar Uw alvermogen;
Hoe blonk Uw godd’lijk’ eer alom!


en hij eindigt met:


Och, wierd ik derwaarts weer geleid,
Dan zou mijn mond U d'ere geven.


Ik ben soms zo bang dat de Heere een zware weg zal moeten houden om mij terug te brengen! O, die vreselijke doodstaat, waarin we liggen! Geen begeerte om Hem te begeren.... Vanmiddag dacht ik: ach, ik kan op aarde niets meer dan kwaad doen, en was er een ogenblik om nog eens van dit zondige lichaam verlost te worden. Ik kan moe zijn van mezelf en van alles. O, wat zal Gods volk rusten, als ze daar aankomen en wat zal ik, als dat grote voorrecht me te beurt zal mogen vallen, vermoeid van mezelf aankomen! Daar rusten de vermoeiden van kracht. En dan geen zonde en geen dood meer, dan zijn ze hun eigen kwijt en mogen ze volkomen in een drieënig God uitrusten! O zalige zoete rust!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Uit een dagboek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's