Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Correspondentie voor deze rubriek aan: | T. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam-Zuid

A. K. te P. schrijft: „In ons land zijn er Doopsgezinde gemeenten en Baptisten. Mogen die op een lijn gesteld worden, wat het leerstellige betreft? Zo neen, wat is hierbij dan het verschil?

Antwoord. Laat ik in mijn antwoord iets mogen zeggen van: de Dopersen, van de Doopsgezinden en van de Baptisten. De Dopersen traden op in het eerste stadium van de Reformatie. Ze werden ook wel Anabaptisten of Wederdopers genoemd. Omdat zij de kinderdoop niet erkenden, wilden zij niet Wederdopers, maar Dopersen genoemd worden. Zij leerden geen herschepping, maar een nieuwe schepping. De Heere Jezus zou zijn lichaam uit de Hemel hebben meegebracht. Zij leerden een gemeenschap van enkel heiligen; zij erkenden geen kerkelijk ambt en evenmin de overheid. De beweging begon in Zwitserland en werd in Zuid-Duitslancl voortgezet. In ons land waren Jan Matthys van Haarlem en Jan Beukelszoon van Leiden de leiders. Zij vonden de dood bij de inneming van Munster.

Doopsgezinden worden genoemd een deel der Dopersen, dat, wars van alle revolutionnair optreden, zich hier te lande in 1536 verenigde onder leiding van de bekende Menno Simons. Als rustige burgers kregen zij vrijheden. Eerst rechtzinnig konden zij zich, daar zij het inwendig licht stelden boven de H. Schrift, ten slotte niet als zodanig handhaven. Bijna allen zijn modern geworden. Alleen het verwerpen van de kinderdoop en de eed hielden zij vol. De gemeenten zijn autonoom.

De Baptisten zijn tegenstanders van de kinderdoop en menen, dat Gods Woord de doop der volwassenen door onderdompeling leert. Alleen door de volwassen^ doop kan de kring der gemeente heilig gehouden worden. Het Baptisme heeft veel gemeen met de Dopersen. Uit welke vroegere secten de Baptisten zijn ontstaan is niet historisch vast te stellen. Er was snelle groei. In 1643 waren er reeds in Engeland 7 gemeenten. De Engelse staatskerk trachtte de beweging met ruw geweld te onderdrukken. John Bunjan, die ook een Baptist was, werd gevangen gezet. In 1689 kwam er een eind aan de vervolging, toen onze stadhouder Willem de derde daar koning was. Maar toen ontstond innerlijke onrust en verdeeldheid. Sommigen waren Arminiaans, anderen Calvinistisch (natuurlijk behalve de doopsbeschouwing). In de loop der jaren sleten de verschillen af, totdat in 1887 de bekende predikant Spurgeon zich van de Baptistische Unie afscheidde, omdat hij niet langer gerekend wilde worden bij hen, die het zoenoffer van Christus en de persoonlijkheid des Heiligen Geestes loochenden. Vooral in Noord-Amerika heeft het Baptisme wortel geschoten. Daar heeft men zich met zeldzame energie aan de arbeid der zending gegeven. Naast de min of meer Calvinistische hoofdgroep zijn er zijtakken door afscheidingen ontstaan, b.v. de Zevendedags Baptisten, die de Zaterdag als rustdag vieren. Er is veel onderlinge liefde.

Nogmaals, wat moet meri met oude Bijhels doen?

Onder dankzegging ontving ik op de beantwoording van de vraag twee brieven, die ik hier even opneem.

J. A. te H. I. A. schreef: „Ik wil u een adres geven, waar de mensen oude Bijbels naar toe kunnen sturen, zo zij dit willen, n.1. naar de G.Z.B. in de Ned. Herv. Kerk.

Deze worden dan gebruikt om naar de zendingsvelden gestuurd te worden. Het adres voor verzending is: C. C. Walsemann Laan van Nieuw-Guinea 25 bis Utrecht.

De heer A. D. te D. schreef: „Naar aanleiding van de vraag van de fam. K. te H., wat men moet doen met de oude of versleten Bijbels, zal het u misschien interesseren te weten, dat in Schotland in de kringen van de F. P. Church deze worden begraven."

A. K. te P. vraagt: „Waarom zou Johannes de Doper, die toch uit de Priesterstam was, zijn vader in dit ambt niet opgevolgd hebben? "

Antwoord: De elementen, die bij Johannes in aanmerking komen ter vorming tot zijn geheel enige levenstaak zijn: het ouderlijk huis, de afzondering in de woestijn, zijn priesterschap, zijn Nazireërschap en het zijn van profeet, ja meer dan een profeet. Al de geestelijke krachten, die hem tot zijn dienstwerk nodig waren, ontleende hij aan de oude bedeling. Hij staat op de drempel deioude en der nieuwe bedeling.

Ook zijn priesterschap ontleent hij aan de oude bedeling, want daarin was hij geboren. Maar hij draagt het op geheel bijzondere wijze. Hij maakt geen gebruik van zijn recht, om met zijn dagorde op te gaan naar de tempel, om het schaduwachtig offer te brengen, maar hij trekt de hand uit en wijst het wezenlijk offer aan. Daarom eindigt het oude priesterschap met hem. Trouwens, hij was priester in hogere zin dan door geboorte alleen; hij was het met de liefdevlam van zijn hart. En de wet, die de priesters het volk moesten leren, was op zijn lippen als de stemme Gods zelf. Nauw verbonden aan zijn priesterschap was zijn Nazireërschap. Aan de éne zijde waren de verbintenissen voor de Nazireër scherper dan voor de priester, maar aan de andere zijde lag in het vrijwillige der Nazireërbelofte een heenduiding naar het algemeen priesterschap der gelovigen onder de nieuwe dag.

Al was Johannes ook in uitwendige zin gebonden aan de drievoudige belofte, toch kwam allermeest de geestelijke kern in hem uit. Evenals het priesterschap droeg hij ook het Nazireërschap in zijn hoogste openbaring. Zijn leven is één onafgebroken toewijding des harten. Hij is de laatste Nazireër, en met hem gaat het in Christus op.

A. K. te P. vraagt het volgende: Prediker 12 : 5 bevat voor mij enkele duistere dingen o.a. over de amandelboom, die zal bloeien. Wat voor bedoeling moge de gewijde schrijver hiermee hebben gehad? "

Antwoord: Zoals u weet geeft de Prediker de jeugd de raad de Heere te zoeken, wanneer de kwade dagen nog niet zijn aangebroken. Onder die dagen verstaat hij de ouderdom. Wij zeggen: „De ouderdom komt met gebreken. „De Prediker wijst er op, dat in de ouderdom het lichaam steeds meer gesloopt wordt. Armen en handen beginnen te beven, de benen weigeren dienst te doen, het gebit valt uit, de ogen worden slecht, enz. Wanneer de prediker het veel heeft over „En de amandelboom zal bloeien", dan ziet dat kennelijk op de ouderdom. De prediker gebruikt dit beeld, omdat de amandelboom het eerst van alle vruchtbomen bloeit. Reeds in Januari vertoont zich de bloesem. Eerst is de bloesem rood, maar later wordt hij wit. Daaraan is het beeld in Pred. 12 ontleend, waar de witte haardos van de grijsaard als amandelbloesem wordt voorgesteld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1955

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1955

Daniel | 8 Pagina's