Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een leraar die dezelfde gewoonte had als de joden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een leraar die dezelfde gewoonte had als de joden

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En-die door God levendgemaakte ziel gelooft nu van stonde af aan dat zij naar de hemel gaat?

Neen, zij worden door Gods Geest overtuigd van zonde, gerechtigheid en oordeel. Wij lezen van David in Psalm 116 : 3: „De banden' des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis". ^ Gods Geest brengt de zondaar zover, dat hij begint te wanhopen aan zichzelf, omdat de wet hem vervloekt en het recht hem veroordeelt en afsnijdt.

Maar het EvangeUe blijft voor zulk een ziel ook niet bedekt. „Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen", Klaagl. 3 : 21. God bekeert Zijn volk om hen aan de weet te doen komen hoe onbekeerd ze zijn en dat ze bekeerd moeten worden; met God verzoend en bevredigd. Maar hoe en in welke weg, dat weten zij ook niet totdat het hun van de hemel bekendgemaakt wordt. En zal er ooit enige geloofskennis van de Persoon van Christus geschonken worden in het hart, dan moeten zij eerst Adam leren kennen en persoonlijk Adam voor God worden. Hun val aanvaarden om de tweede Adam te leren kennen. Die betuigd heeft in psalm 69 : 5: „Wat Ik niet geroofd heb, moet Ik alsdan wedergeven".

Het gaat alles met behoud en verheerlijking van de Goddelijke deugden. God verspilt Zijn genade niet en voor elke weldaad uit het verbond der genade moet er plaatsgemaakt worden in het hart.

Er is een plaatsmakend, maar ook een plaatsverklarend werk van God de Heilige Geest, Die naar luid van Joh. 16 : 14 Christus verr heerlijkt op de aarde. Verstandelijke beschouwing van deze geestelijke zaken is tekort voor de eeuwigheid. Deze brengt ons ook nooit tot de rechte schuldbelijdenis en tot de waarachtige vernedering. Maar ook niet in de nood om met Christus verenigd te worden en in Hem gevonden tê worden. Het.zijn zaken die ingeleefd en doorleefd moeten worden. Paulus betuigt: „Het is in geen hoek geschied". En wanneer dat alles plaatsgrijpt in ons leven, door de zaligmakende bewerMng en verlich'ting des geestes, dat wij in het Paradijs teruggebracht worden om te zien wie wij eenmaal waren en wat wij nu door eigen schuld geworden zijn, dan zouden wij wel wensen dat onze ogen nooit meer droog zouden worden. „Toen. berouwde het de .Heere, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart". Gen. 6 : 6. O, wat een smart wanneer daarvan iets ingedrukt wordt in ons hart. Dan wordt het waar: „De kroon van ons hoofd is afgevallen; o, wee onzer, dat wij zo gezondigd hebben", Klaagl. 5 : 16.

En dat volk zal ook nooit enige bestendige rust kunnen vinden voor hun ziel, tenzij dat hun ziel en leven opgelost wordt in een weg van recht en gerechtigheid in het volbrachte werk van de Middelaar des verbonds, de Heere Jezus Christus. Gods volk beleeft het dat het rechtvaardig is als zij verloren zouden gaan, maar ze worden ook rechtvaardig zalig. De Heere onze gerechtigheid heeft aan het recht volkomen voldaan, en alles verworven wat wij in de eerste Adam verloren hebben. Hij past het ook toe door Zijn Geest. En de vrucht van dat toepassende werk wordt openbaar in handel en wandel. Wordt dat gemist, dan is het nooit waar geweest. „Al wat Gij wrocht zal juichen tot Uw eer'-'. God maakt. Zijn volk oprecht, doch maakt hen ook bekommerd onder de inleving van hun onoprechtheid. Vandaar dat David zuchtte (psalm 25 : 21-22): „Laat oprechtheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U. O God, verlos Israël uit al zijn benauwdheden".

Gods kinderen blijven zo lang zij hier op de aarde zijn onvolmaakte en zondige schepselen in zichzelf, totaal verdorven, onbekwaam tot enig goed en gendgd tot alle kwaad. Doch uit kracht van het nieuwe leven haten en vlieden zij de zonde en jagen naar gerechtigheid, Zij hebben een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens, Rom. 7 : 22. Bij al dat volk is het op de bodem van hun hart: „Heere, Gij hebt geboden dat men Uw bevelen zeer bewaren zal. Och, dat mijn wegen gericht werden om Uw inzettingen te bewaren". Psalm 119 : 4-5). En Gods Woord zegt: „Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op de weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters; maar zijn lust is in des Heeren wet, en hij 'overdenkt Zijn wet dag en nacht". Psalm 1 : 1-2.

Gr. R.

Ds. W. C. L.

(wordt .vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1980

De Saambinder | 8 Pagina's

Een leraar die dezelfde gewoonte had als de joden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 1980

De Saambinder | 8 Pagina's