Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een herziene Statenvertaling?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een herziene Statenvertaling?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 8 januari j.l. heeft dr. M.J. Paul een pleidooi gevoerd om te komen tot een herziene Statenvertaling. Volgens hem is de Statenvertaling dringend aan vervanging toe. Uit een enquête die de HGJB op verzoek van dr. Paul onder predikanten hield, blijkt dat het taaieigene van de Statenvertaling een groot probleem is geworden. De meeste catechisanten zouden niet in staat zijn het gelezene in eigen woorden weer te geven. Vwo-leerlingen vanaf 14 jaar en voormalige mavo-leerlingen vanaf 16 tot 18 jaar begrijpen wat er staat. De anderen lezen slechts woorden voor. Op grond van deze en andere gegevens concludeerde dr. Paul dat de Statenvertaling aan vervanging toe is. Bestaande alternatieven als de Nieuwe Vertaling (1951) en Groot Nieuws voldoen niet en de kans dat de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) waaraan het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting momenteel werken, in onze kring aanvaard wordt, achtte dr. Paul klein. Hij pleitte ervoor te komen tot een 'commissie uit ons midden' die zou moeten formuleren wat de minimale eisen zijn waaraan een nieuwe vertaling zou moeten voldoen. Overigens betoonde de Dirkslandse predikant zich zelf geen warm voorstander van zijn eigen voorstel: "We isoleren ons dan van de kerken waarin op grote schaal gebruikgemaakt zal worden van de NBV. Hoe meer bijbelvertalingen, des te eerder zullen deze gebruikt worden als sjibbolets om de graad van rechtzinnigheid af te meten tussen gemeenten onderling. Ook is het de vraag of het de intern verdeelde gereformeerde gezindte wel in staat is zo'n gemeenschappelijk project te ondernemen". Ik ontleende het bovenstaande aan het Reformatorisch Dagblad, dat nog een aantal andere artikelen aan de kwestie wijdde. Zo verklaarde bijvoorbeeld prof. dr. A. de Reuver zich een voorstander van de voorstellen van dr. Paul. Een paar kanttekeningen zou ik bij een en ander willen maken. Ik doe het maar puntsgewijs om de reactie niet al te uitvoerig te maken.

1. We moeten proberen voorzichtig en eerlijk te zijn in onze reactie. We moeten niet doen alsof dr. Paul een verklaard tegenstander van de oude Statenvertaling is die hij zo gauw mogelijk uit de wereld zou willen hebben. Vogens het krantenverslag van de vergadering ziet hij de Statenvertaling als een geschenk van God. Hij heeft er veel waardering voor. Daar zijn we blij mee. Verder wil ik in dit artikel liever geen namen meer noemen; het gaat mij er niet om, de zuiverheid van de bedoelingen van bepaalde personen in twijfel te trekken of hun integriteit verdacht te maken. Het gaat zakelijk om de vraag: zijn wij het eens met de stelling dat deze tijd en een groot deel van de kerkjeugd het maken van een herziene Statenvertaling noodzakelijk maken?

2. We moeten ook het probleem niet ontkennen of bagatelliseren. Het is een onloochenbaar feit dat vele jonge mensen moeite hebben met het taalgebruik uit de zeventiende eeuw. Elke catecheet en elke leerkracht zal deze ervaring hebben. Laat een catechisant maar eens een stukje uit de Bijbel voorlezen: het onbegrip is soms hoorbaar. Dit zal zeker ook gelden voor een buitenkerkelijke die met de Schrift in de vorm van de Statenvertaling voor het eerst kennis maakt.

3. Niettemin betreur ik de voorstellen om te komen tot een herziene Statenvertaling. De polarisatie en inwendige verdeeldheid zal door een nieuw te verschijnen editie van de Statenvertaling en zeker door een andere vertaling alleen maar toenemen. Hebben we dan niets geleerd van de les uit de jaren zeventig, toen twee verschillende commissies bezig zijn geweest met het verzorgen van edities van de Statenvertaling? Het zal onmiddellijk het zoveelste schibbolet gaan vormen onder de aanhangers van de gereformeerde belijdenis. Willen we dat onze jeugd dan aandoen?

4. Bovendien acht ik persoonlijk het voorstel een verkeerde weg. Het is helaas een feit dat voor vele jongeren (en ouderen!) de taal van de Statenverta­ ling bijna een vreemde taal is geworden. Maar hoe komt dat? Wat is de oorzaak daarvan? Voor we een remedie aanwijzen, zullen we toch, dunkt mij, eerst tot een goede diagnose moeten komen. Dan moet helaas opgemerkt worden dat sommigen van onze jonge mensen niet alleen de Statenvertaling slecht meer verstaan, maar ook de taal van de schriftuurlijk-bevindelijke prediking. Hoe komt dat? Het antwoord kan kort zijn: er wordt zo weinig goeds meer gelezen! Er wordt trouwens in onze kijk-cultuur over het algemeen niet zoveel meer gelezen. De oplossing lijkt mij niet gelegen in het maken van een nieuwe of aangepaste vertaling die zo dicht mogelijk bij de belevingswereld van de doorsnee jongere staat. Dan kun je wel aan het aanpassen blijven, vrees ik. Want die leefwereld verandert voortdurend. Men brengt hier wel eens tegenin, dat de taal waarin de Statenvertalers schreven wél aansloot bij de wereld waarin zij leefden. Dat zal tot op zekere hoogte waar zijn. Maar niemand kan mij wijsmaken dat bijvoorbeeld Jesaja 53 een illustratie vormt van de wijze waarop in 1637 de doorsnee man in de straat sprak. Oók bij haar verschijning was de Statenvertaling reeds een monument, dat vormend heeft ingewerkt op onze Nederlandse taal.

5. Waar moeten we de oplossing dan wel zoeken? Er ligt een taak voor ouders in het gezin, voor ambtsdragers op de catechisatie, voor predikanten op de kansel, voor leerkrachten voor de klas. Wie de Heilige Schrift in de Statenvertaling leest met jonge mensen, zal moeten uitleggen. Telkens weer opnieuw. De kanttekeningen op onze Statenvertaling bewijzen daarbij een goede dienst. Ze zijn onlangs nog eens afzonderlijk uitgegeven bij De Banier. De driedelige editie van de Statenvertaling is bij Den Hertog verschenen, niet foudoos, maar wel heel goed. De GBS werkt zorgvuldig naar een uitgave toe. Laten we, vooral ook ten behoeve van onze jonge mensen, van deze mogelijkheden gebruik maken. Waar een wil is, is een weg. Ik vind het ook heel ongewenst om telkens te benadrukken dat de taal van de Statenvertaling voor jongeren te moeilijk zou zijn. Als zo iets maar vaak genoeg gezegd en geschreven wordt, gaat iedereen het op den duur geloven. Het valt mij trouwens wel eens op dat al die argumenten die gebruikt worden om de 'onverstaanbaarheid' van de Statenvertaling aan te tonen, plotseling niet van toepassing schijnen te zijn als het bijvoorbeeld gaat om het computergebruik. Als ik mijn kinderen over bits en pixels, over configuratieschermen en drives hoor praten, valt me steeds weer op dat ze dat met het grootste gemak doen. Het komt bij niemand op dat zulk moeilijk taalgebruik het computergebruik wel eens zou kunnen belemmeren. Dat is ook niet zo. Hoe dat komt? Het is heel eenvoudig. Computers interesseren onze jongeren. En waar belangstelling is, daar is ook de wil om enige moeite te doen. Daar lijkt het mij op vast te zitten.

6. Laten we goed beseffen dat de eigenlijke barrière tot het verstaan van de Heilige Schrift niet gelegen is in het 'zeventiende eeuwse taalgebruik' van onze Statenvertaling. Paulus heeft op de Areopagus Grieks gesproken. Iedereen kon hem daar verstaan. Van enige vertaling was geen sprake. Laat staan van verouderd taalgebruik. Tóch wendde men zich van hem af! De boodschap stond de hoorders niet aan. Het evangelie van Christus was deze Grieken een dwaasheid. De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn, want zij zijn hem dwaasheid. Dat blijft bij de allerbeste bijbelvertaling een feit. Natuurlijk is het óók waar dat een vertaling van de Schrift goed en betrouwbaar moet zijn. Als iemand mij aan zou kunnen tonen dat de Statenvertaling een slechte vertaling van Gods Woord is, geef ik mij gewonnen voor de plannen om te komen tot een betere. Maar in de tientallen jaren dat ik nu met deze vertaling mag omgaan, is mijn respect voor hetgeen daar in de zeventiende eeuw in Leiden tot stand is gebracht alleen maar gegroeid. Het is ook onjuist om te suggereren dat de Staten vertalers tot hun arbeid zijn gekomen omdat de bestaande vertalingen in onze taal verouderd zouden zijn geweest. Vertalingen als de Deuxaesbijbel van 1562 waren niet zozeer verouderd, maar zij waren niet goed genoeg. Daarom kwam onze Nationale Synode in 1618 tot het besluit, een getrouwe vertaling in onze taal vanuit de oorspronkelijke talen tot stand te doen komen. We moesten dan ook maar niet te gemakkelijk zeggen dat plannen als die nu worden overwogen, geheel in de geest van de staten vertalers zouden zijn. Ik ben daar niet van overtuigd.

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1998

De Saambinder | 12 Pagina's

Een herziene Statenvertaling?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1998

De Saambinder | 12 Pagina's