Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

§ 10. DE VERSTEVIGING DER KERK EN DE REACTIE VAN HET MONTANISME.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat de kerk vijanden had en dat die vijanden ook binnen de kerkmuren waren, dat wist de kerk wel. En daarom heeft ze zich ook van het begin af aan gewapend. Zooals we samen gezien hebben was de bisschop de wachter voor de rechtzinnigheid der leer. Maar de bisschop was maar gesteld over één gemeente. Er was geen vaste grondslag voor de gansche kerk. En de aanvallen van het Gnosticisme en van Marcion hebben de noodzaak doen gevoelen aan een algemeen geldende maatstaf in de leer. Niet alleen, om de vijanden uit de kerk te bannen of buitengesloten te houden, maar veelmeer ook, opdat de leden der kerk de rechtzinnige leer der waarheid zouden kennen. Met de rechtzinnigheid der christenen was het immers vaak droevig gesteld!

De kerk heeft in haar strijd drie wapenen gesmeed, dus drie maatstaven van rechtzinnigheid opgesteld. Wie daaronder niet wilde buigen, werd als ketter afgescheiden van de kerk. Die drie wapenen waren: de apostolische kánon, de apostolische geloofsbelijdenis en het apostolische ambt. Die wapenen zijn de kracht der kerk geweest. Ze hebben het gebouw der kerk verstevigd. En al geldt het apostolische ambt voor ons niet als rechtzinnig in den vorm, waarin de oude kerk het had, toch is de achtergrond en de kern ervan zeker van groote waarde. Maar dat bespreken we straks!

De Canon: In onze vorige paragraaf zagen we al, dat er aanvankelijk geen algemeen erkende lijst van Goddelijke boeken des Nieuwen Testaments bestond. Wèl werden de boeken, die wij voor kanoniek houden, over 't algemeen erkend, maar er waren streken, waar men allerlei valsche, niet-Goddelijke geschriften als kanoniek beschouwde, terwijl in andere kringen enkele kanonieke boeken, zooals o.a. 2 Petrus, Jacobus, Hebreën en de Openbaring, niet voor waarachtig gehouden werden. Maar toen Marcion met zijn kanon kwam, heeft de kerk zich ook daarmee bezig gehouden en een kanon vastgesteld. Om nu te bepalen, of een boek in de kanon diende opgenomen te worden, ging men na, of het door een apostel of door een leerling van een apostel geschreven was. Dat Iijkt heel goed! We zouden zeggen: Dat is toch verstandig van de kerkvaders geweest. Maar het i s volkomen mis! Lees daar art. 5 van de 37 artikelen maar eens op na!

Het feit, dat een apostel een brief geschreven heeft, kan geen waarborg zijn voor de Goddelijkheid ervan. Neen, dat boek róépt om erkenning door zijn eigen Goddelijkheid. Als een boek Goddelijk is, dan is het door Gods geest geïnspireerd. En diezelfde Geest woont ook in het hart van Gods kind en getuigt in dat hart, dat zulk een door Hem geïnspireerd boek de Waarheid is! De methode, die de kerk gevolgd heeft, om het Goddelijk karakter van een geschrift te bepalen, was onjuist. Nochtans heeft het den Heere behaagd, om, door die menschelijke dwaasheid heen, Zijn Raad uit te voeren. Want hoewel de manier verkeerd was, toch was de uitkomst goed! De kerk heeft inderdaad de Goddelijke boeken op die wijze voor kanoniek verklaard.

De Geloofsbelijdenis: De Kerk gevoelde ook de behoefte, om van de leer, die in die Goddelijke boeken vervat was, een korte saamvatting te geven. Wij hebben die ook in onze 3 Formulieren van Eenigheid. De oude kerk had wel een beginsel daarvoor in de Doopbelijdenis, die de volwassen Doopeling vóór zijn onderdompeling of besprenging moest afleggen, maar dat had waarschijnlijk aanvankelijk alléén de drie Personen tot inhoud. Wat later is er ook iets van Hun werk aan toegevoegd, totdat langzamerhand de ons bekende zgn. Apostolische Geloofsbelijdenis is ontstaan, die natuurlijk niets met de apostelen te maken heeft. Deze belijdenis werd geldig en bindend verklaard voor héél de kerk. Daarmee was er een grondslag gelegd voor de ontwikkeling der theologie. Meer en meer werd men, hetzij door oorzaken van buiten, hetzij door innerlijke drang, genoopt, om zich rekenschap te geven van de waarheden van Gods Woord; maar ook, om die tot een stelsel te verwerken en op te bouwen, om de vijanden te keer te gaan, maar vooral ook, om zelf dieper in de heilgeheimen Gods door te dringen en anderen daarin te onderwijzen.

Het ambt: Met de beide genoemde richtsnoeren kunnen we ons wel vereenigen, althans, wat de uitkomst betreft. Maar de opvatting der kerk omtrent deze derde heeft onze goedkeuring niet. De kerk gevoelde wel, dat er één of meer personen noodig waren, die bevoegdheid hadden, om voor de kerk over de beide eerste maatstaven te beslissen en om die in de kerk tot gelding te brengen. Die bevoegdheid hebben de bisschoppen voor zich opgeëischt en de gemeente heeft dat héél best gevonden. Ze wilde onmondig zijn en de verantwoordelijkheid krachtens het algemeen ambt der geloovigen droeg ze gaarne aan den bisschop over. De bisschop grondde zijn gezag en bevoegdheid op de leer van de Apostolische successie (= opvolging), volgens welke de apostelen overal een bisschop hadden aangesteld. Zoo had iedere bisschop een rij van voorgangers, die tenslotte op een apostel terugging. Deze Apostolische instelling van het ambt van bisschop nu was waarborg voor het bezit der waarheid. Deze opvatting heeft ellendige gevolgen voor de kerk gehad. Tenslotte is het gekomen tot het Pauselijke stelsel: De bisschop van Rome is de hoogste rechter, die over de zaken der kerk beslist!

Waarschijnlijk gevoelde de kerk wel de ondeugdelijkheid van deze oplossing. De zwakke grond, die zij daarvoor heeft, n.1. dat de apostelen de instellers zijn van het bisschopsambt en dat dit het bezit der Waarheid waarborgt, wijst ons wel in die richting. Er is immers niet het geringste bewijs voor deze apostolische oorsprong.

Volgens ons is en blijft het Gods Geest, die over rechtzinnigheid en dwaling beslist. Wij achten datgene bindend, wat een algemeene Synode, waar héél de kerk in haar ambtsdragers wettig vertegenwoordigd is, onder biddend opzien tot God besluit (Hand. 15: 28). Echter blijft ook daar altijd de mogelijkheid van dwaling! Onfeilbaarheid is er niet, noch in één mensch, noch in een vergadering van vele menschen.

Deze 3 maatstaven verstevigden natuurlijk den grondslag der kerk. De leer was veilig gesteld, buiten het bereik van de vijanden. Maar de practijk der Christenen was niet met hun leer in overeenstemming. 't Was alles dor en doodsch. Uit reactie daartegen kunnen we het Montanisme verklaren, dat de Geest weer wilde doen herleven, maar daarin tot allerlei uitersten verviel.

Montanus was een Frygiër. En Frygië stond bekend om het opgewonden karakter van zijn bewoners. Die kwamen erg gemakkelijk in vervoering en maakten onder invloed daarvan allerlei dansbewegingen, waarin ze zóó opgingen en weg raakten, dat ze tenslotte bewusteloos neervielen. In den eersten tijd, d.w.z. tijdens en vlak na de apostelen kwam daar dan ook veelvuldig de waarachtige Geest-drift voor, waarbij de geloovigen allerlei vreemde klanken uitstootten, die dan later, wanneer de bezieling geweken was, door den in Geest-drift geraakten persoon of door anderen voor de gemeente werden vertolkt. We hebben daar al eerder iets van gezegd en in verband daarmee gewezen op 1 Cor. 14. Het is dus heel verklaarbaar, dat Montanus naar dien tijd, toen de Geest zich op zoo bijzondere wijze openbaarde, terugverlangde.

Hij predikte met twee profetessen, Priscilla en Maximilla, dat in hem de Trooster op aarde verschenen was. Aan hem geschiedden allerlei openbaringen, die ver boven Gods Woord verheven waren. De hoofdinhoud ervan was, dat het wereldeinde zéér nabij was, en in het Frygische dorpje Pepuza door de geloovigen moest worden afgewacht. Ter voorbereiding voor dien gewichtigen dag moest men streng vasten, niet ten tweeden male huwen, of, indien men ongehuwd was, in dien staat blijven en den marteldood niet ontvluchten, maar veelmeer zoeken.

Verschillende bisschoppen gevoelden wel sympathie voor deze beweging, ook die van Rome, dat toch steeds het middelpunt van rechtzinnigheid was. Toch heeft de kerk het Montanisme tenslotte afgewezen op een reeks van Klein-Aziatische Synoden (de eerste Synoden, die ons bekend zijn!)

Toen de wederkomst aldoor uitbleef, heeft dat velen tot nadenken gebracht en aan de beweging onttrokken. Alléén in Afrika is haar invloed sterk gebleven, maar dan in veel gematigder vorm. Weliswaar had de kerk de bezieling des Geestes noodig, maar het is gelukkig, dat ze dezen on-Bijbelsche vorm heeft afgewezen. Toch was het Montanisme als een warme luchtstroom, die weldadig heeft aangedaan bij de kilte, die in de kerk heerschte.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1947

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1947

Daniel | 8 Pagina's