Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De adventsboodschap van Bileam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De adventsboodschap van Bileam

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Er zal een ster voortgaan uit Jakob, en er zal een scepter uit Israël opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren." Numeri 24 : 17b.

De adventsweken zijn weer aangebroken, waarin de kerk des Heeren overdenkt de beloften aangaande de Christus, Die in de volheid des tijds gekomen is. Veel is er over Hem geprofeteerd onder de schaduw van het oude verbond. De heiligen hebben Zijn dag van verre aanschouwd, en hebben Hem door het geloof omhelsd. Zij konden niet anders zalig worden dan de kerk van het nieuwe verbond. Ook zij waren zondaren en zondaressen, die alleen door het werk van deze Zaligmaker konden ingaan in de Stad die fundamenten heeft. Sterfbedden hebben gewaagd van het geloof in Hem.

Jakobs verwachting was alleen deze: Op Uw zaligheid wacht ik, o, Heere! En koning David heeft in zijn laatste woorden gesproken van Christus, die hij zag komen, als van het licht des morgens, wanneer-de zon opgaat, des morgens zonder wolken. Onder al de profetieën, waarin Christus in al Zijn heerlijkheid wordt getekend, neemt de profetie die hierboven afgeschreven is, een bijzondere plaats in. Bileam, de waarzegger, door Balak gehuurd om Israël te vloeken heeft dit woord gesproken. Hij kon het volk niet vloeken, want de Heere liet dat niet toe. In plaats van vloeken, moest deze man zegenen. En het geheim van de zegen over Israël ligt in deze belofte Gods over Zijn volk en Zijn erfdeel. De zegen van het volk van God ligt in Christus. Zelf een zoon der verderfenis zijnde, omgekomen in zijn goddeloosheid, heeft Bileam een ogenblik verlicht door de Geest geprofeteerd van de komende Christus. Zijn mond heeft van de grote Koning gesproken, zonder dat zijn hart voor Hem gebogen heeft. Zover kan het dus gaan. De mond kan zegenen en spreken van de heerlijkheid van Christus, zonder dat het hart daarin meespreekt. Van verre de Christus zien, maar niet Hem omhelzen. Het ware hun beter, zo zegt Paulus van hen, dat zij de weg der gerechtigheid niet hadden gekend, dan dat zij, die gekend hebbende, weder afkeren van het heilig gebod, dat hun overgegeven was.

Zie aan de andere kant de vastheid van het heil des Heeren. Niets zal bij machte zijn te vloeken, wat God gezegend heeft. Al is dan de hel altijd in beweging om te vloeken het erfdeel des Heeren, al maakt een hele wereld zich op om het gunstvolk van de Heere te verdelgen, al moet dan spot hun deel zijn, de poorten der hel zullen Zijn gemeente niet overweldigen. Het heil is des Heeren en Uw zegen is over Uw volk.

Want het heil des Heeren ligt vast in Christus. Hij is de ster die zal voortgaan uit Jakob en de scepter die uit Israël zal opkomen. Het zijn beide beelden - van de koninklijke heerlijkheid van Christus. Want al is het, dat ook deze profetie zijn eerste vervulling heeft gekregen in koning David die heeft gezongen: Moab is mijn waspot en op Edom zal ik mijn schoen werpen, over Palestina zal ik juichen, toch is het Davids grote Zoon, van Wie hier gesproken wordt, die geboren is te Bethlehem, en die oen Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid (Micha 5:1).

Christus is de blinkende Morgenster, die de wortel en het geslacht van David is. In de duisternis van deze wereld, die vervreemd is van God, door de onwetendheid die in haar is, is de Morgenster gekomen. Hij heeft van Zichzelf getuigd, dat Hij het Licht der wereld is. Al heeft de duisternis zich al de eeuwen' door verzet tegen dit' Licht, gepoogd dit opgaan van deze Ster te verhinderen, het is haar niet gelukt. De doodslag van Abel door Kaïn was de eerste aanslag van de duisternis op dit Licht en Herodes, de Edomiet, wilde het Licht doven in de kindermoord te Bethlehem, maar Hij is gekomen, voortgegaan uit Jakob en opgekomen uit Israël. En altijd door gaat het verzet tegen dit Licht. De duisternis heeft de duisternis liever dan het Licht. Gezanten worden uitgezonden om van het Licht te getuigen en de duisternis heeft het Licht verworpen. Er zal een scepter uit Israël opkomen. De koninklijke heerlijkheid van Christus wordt getekend in een scepter. Toen deze Koning kwam heeft Israël Hem verworpen. Zij hebben het beleden voor Pilatus, dat zij geen koning hadden dan de keizer. En het koninklijke gezag van deze Koning wordt verworpen door de mens, die zichzelf tot een koning maakte. De duisternis is ook dit, dat wij zelf koning willen zijn, en onder het juk van Christus niet en nooit willen buigen.

En toch gaat de stet op en de scepter is gekomen. Onwederstandelijk gaat het Licht op en wordt onder de scepter van deze Koning gebogen. Saulus van Tarsen was een man die zich tegen ster en scepter verzette. Maar God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis schijnen zou, heeft ook in onze harten geschenen, zo belijdt hij, om te geven kennis der heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Hij zal voortgaan en Hij zal opkomen. Niets kan deze Koning ooit in Zijn gang keren. Wie heeft ooit deze Koning, Die uittrekt op het witte paard, overwinnende en opdat Hij overwon kunnen tegenhouden?

Dan worden de palen der Moabieten verslagen en de kinderen van Seth verstoord. Zegenrijke tocht van deze schoonste van alle mensenkinderen! Zalige komst van Hem, Die de blinkende Morgenster is in een duister mensenhart. De Moabitische Ruth, een moeder van Christus voor zoveel het vlees aangaat, behoorde tot Zijn overwonnenen. De wijzen uit het Oosten werden onweerstaanbaar getrokken door de ster die zij hadden gezien, en kwamen om de Koning der Joden te aanbidden. Saulus van Tarsen boog zich onder de liefdesscepter van deze Koning, toen hij vroeg: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Die ons getrokken heeft uit de macht van de duisternis en overgezet in het koninkrijk van de Zoon Zijner liefde. Waar Hij komt daar wordt de duisternis van Godsvervreemding door de onwetendheid verbroken. Hij komt om te geven kennis van de zaligheid in de vergiffenis van hun zonden en opdat zij de Heere dienen zouden zonder vreze, verlost van al hun vijanden. Ster en scepter worden alzo verenigd in deze Koning. Zijn licht verbreekt de nacht van zondeschuld en doet kennis verkrijgen aan de vergevende liefde door het bloed des kruises. Vijanden, Moabieten en Edomieten, leveren aan Zijn voeten de wapens in van opstand en tegenstand. Zij worden door Hem met God verzoend, en worden gebracht, tot kinderlijke vreze. Zijn scepter zal hen bewaren en behoeden. Hij zal hen leiden door Zijn raad en daarna in heerlijkheid opnemen.

Is deze morgenster in onze harten opgegaan? Is het licht van deze morgen in ons hart ge-komen? Want daar gaat het om. Wij gaan ons voorbereiden op de viering van het aanstaande kerstfeest. Maar hoe zullen wij dat feest vieren zonder Christus? Dan is al het licht dat

ontstoken wordt enkel duisternis. Dan omgeeft ons niet het licht van het vriendelijk aangezicht van God en dan is er geen ware blijdschap te vinden. Het donker van de rouw mag ons dan wel omgeven. Want de duisternis is onze schuld; wij hebben moedwillig het Licht verlaten in het paradijs en Gods koningschap verworpen. Bovendien leven wij onder het licht van het evangelie. Hem te verwerpen zal schuld bij schuld voegen. De Heere zegt Zelf, zo Ik niet gekomen ware zij zouden geen zonde hebben. Maar nu Ik gekomen ben, nu blijft er geen voorwendsel voor de zonde. Laat dit u in de klem mogen brengen. Geen voorwendsel blijft er meer over. Laat ze vallen. Opdat ge als zondaren en zondaressen voor Hem buigen zult en Zijn genade u verlichte.

Eenmaal zullen alle vijanden van Hem voor Hem buigen. Het is hier voor Hem buigen of straks in de jongste dag. Want Hij zal de palen der Moabieten verslaan en Hij zal al de kinderen van Seth verstoren. In die grote doorluchte dag die komt, en wie weet hoe spoedig, zullen al degenen die hier nooit voor Hem bogen en Hem als de Koning niet gezocht hebben, verbroken worden. Hij zal Zijn voet zetten op de nek van al Zijn vijanden. Dat zal vreselijk zijn. Bileam heeft ervan gesproken. Hij zegt: Och, wie zal leven, als God dit doen zal? Nee, dat zal een eeuwige jammer brengen. Vreselijk zal het zijn te vallen in de handen van de levende God. En dan zal dit het vonnis zijn: Deze heeft niet gewild dat Ik koning over hem zij. En staat niet, niet gekund, maar, niet gewild. Dat zal die dag helder openbaren. Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen. Zalig die hier als een Moabiet het voor Hem verliezen mag. Want zij zullen ingaan door de poorten der gerechtigheid in de eeuwige Godsstad. Geen nacht zal aldaar zijn. Want de heerlijkheid Gods heeft hen verlicht en het Lam is hun kaars.

De Filistijn, de Tyriër, de Moren,
Zijn binnen u, o. Godsstad voortgebracht.
Van Sion zal het blijde nageslacht
Haast zeggen: „Deez' en die is daar geboren".

VIaardingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1977

De Saambinder | 8 Pagina's

De adventsboodschap van Bileam

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1977

De Saambinder | 8 Pagina's