Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het werkzaam zijn met het heilig avondmaal (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het werkzaam zijn met het heilig avondmaal (5)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor ik wat dieper inga op problemen die zich voor, tijdens en na gebruikmaking van het Heilig Avondmaal voordoen, eerst nog een ander praktijkgeval. Een lidmate van een mijner vorige gemeenten deelde mij eens het volgende mee. Nadat zij voor de eerste maal in haar leven gebruik had mogen maken van het Heilig Avondmaal was zij erg verblijd. Na veel strijd had het Schriftgedeelte, dat verklaard en toegepast werd, voordat tot de bediening van het Heilig Avondmaal werd overgegaan, haar zodanig aangesproken, dat zij in de gemoedsgestalte van Koningin Esther tot de Dis des Verbonds naderde. Toen deze tot de koning Ahasveros ging, zeide zij: „Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om". (Esther 4 : 16). Wat koningin Esther mocht ervaren, wedervoer ook die vrouw, die tot de Tafel des Heeren ging, toevlucht nemend tot de Koning der koningen om barmhartigheid, genade en hulp te bekwamer tijd. Zoals Ahasveros aan Esther de gouden scepter des vredes toereikte, zo ervoer die vrouw, dat gena is uitgestort op de lippen van Sions Koning. Toevlucht nemend tot het Bloed des Verbonds, mocht zij iets ervaren van de rust, die er overblijft voor het volk van God in dit leven, welke een voorsmaak is van de eeuwige sabbatsrust. Wat was haar dat eerste aanzitten aan de Dis des verbonds meegevallen... Zij kon het niet op, hoe goed de Heere was voor slechte mensen.

Toen de volgende keer het Heilig Avondmaal weer bediend werd, was ook zij weer één van de aanzittenden. Zittend aan de Tafel des Heeren geraakte zij in grote verwarring. Zij ervoer niets van hetgeen zij bij de eerste gebruikmaking van het Heilig Avondmaal had ervaren. Dat deed haar vrezen; dat ze zich een oordeel gegeten en gedronken had. Ja, het deed haar zich afvragen of hetgeen zij de vorige maal ondervonden had maar niet wat inbeelding was geweest. Ja, dat alles wat ze meende van de Heere ondervonden te hebben maar zelfbedrog was geweest... In grote verwarring en benauwdheid ging zij naar huis. Daar moest eten bereid worden. Maar... vanwege de zielenood waarin zij verkeerde wist ze niet, hoe zij de warme maaltijd toebereid moest krijgen. Zij trachtte zoveel mogelijk haar toestand te verbergen, al zuchtend en kennend tot de Hee-' re om ontferming, kwam toch de maaltijd op tafel. Zelf kon ze haast niet eten wegens de innerlijke nood. Na het eten werd aan tafel gelezen. Zij vreesde het ergste namelijk, dat het gelezene haar doodvonnis zou betekenen. Zij kon niet ontkennen, dat zulks rechtvaardig zou zijn. Aan de „beurt" van lezen was Openbaring 3. Bij hét horen van de woorden „want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend", braken plotseling de banden. „Gij hebt kleine kracht" ... ja, dat moest ze van harte beamen!

Er lag, zo vertelde zij mij later, echter ook een diepe troost opgesloten in de wetenschap, dat de Heere alles van haar toestand afwist. Hoewel zij zich ervoor schaamde, dat zij zo klein van moed en klein van kracht was, toch bemoedigde het haar, dat de Heere wist wat maaksel zij was. Dat Hij in Zijn barmhartigheid haar niet om haar zwakheid verwierp, was haar zo'n groot wonder!! Uit de woorden: „Gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijn Naam niet verloochend", kreeg zij tevens te verstaan, dat het goed geweest was in 's Heeren oog, dat zij, door het tot Zijn gedachtenis eten van het brood en drinken van de wijn aan 's Heeren Tafel, Zijn Woord had bewaard en Zijn Naam niet verloochend had. Wat zij aan de Tafel des verbonds niet had gekregen, dat kreeg zij thuis, namelijk 's Heeren goedkeuring op het gebruikmaken van het Heilig Avondmaal. Een onuitsprekelijke vreugde en verwondering vervulde haar hart na de bange uren, die zij had doorworsteld. Een zegen van meer blijvende aard was echter, dat zij naar aanleiding van haar ervaringen tijdens en na de gebruikmaking van het Heilig Avondmaal nog wat onderwijs kreeg over de oorzaken van de grote verwarring waarin zij was gekomen. Het eerste wat zij kreeg te verstaan had betrekking op het doel van het Heilig Avondmaal des Heeren.

De gang naar 's Heeren Dis is niet in de eerste plaats om iets te ontvangen, maar om iets te belijden namelijk dat men de dood in alles heeft gevonden wat geen Christus is en dat men het leven buiten zich in Christus zoekt. Wat is de Heere het toch waardig om gehoor­zaamd en geëerd te worden, . ook al zou er geen genadebeloning aan verbonden zijn. „Wie is er ook onder u, die de deuren om niet toesluit? En gij steekt het vuur niet aan op Mijn altaar om niet". (Mal. 1 : 10) is een Woord des Heeren, dat ook ten aanzien van de gebruikmaking van het Heilig Avondmaal heel veel te' zeggen heeft. Gaat het bij de verkondiging van 's Heeren dood om Hem of om ons? Staat ons belang of Zijn belang centraal? Is het eigenliefde of liefde tot de Heere, Zijn inzetting en Zijn eer die de drijfveer is van het gebruikmaken van het Heilig Avondmaal? Dat zijn vragen die ons wel degelijk moeten bezighouden bij de voorbereiding tot het Heilig Avondmaal.

Het verkondigen van Zijn dood, niet het zoeken van Zijn loon (zij het dan ook genadeloon) dient voorop te staan bij het ten Avondmaal gaan. Het belijden van Zijn Naam... het er openlijk voor uitkomen, dat Zijn Naam onze hoop is en anders niets moet ons oogmerk zijn bij het toegaan tot de Dis des Heeren. Het „bewaren." van Zijn Woord ... het eerbiedig gehoorzamen van Zijn liefdebevel: „Doe dat tot Mijn gedachtenis" ... het ootmoedig, gelovig toevlucht nemen tot de Middelaar Gods en der mensen, dient de drijfveer te zijn bij het ten

Avondmaal gaan. Wanneer andere, onzuivere, onheilige elementen de drijfveer zijn of de overhand hebben over het heilige (door Gods Geest in iemand verwekt), dan doet zulks in het dorre wonen. Wat moet er in het Koninkrijk Gods toch veel en voortdurend worden afgeleerd om de heilige kunst van het Gode welbehagelijk leven te leren. Ware het niet, dat de hemelse Profeet Christus door Zijn Geest zulks bewerkte, niemand zou er iets van beoefenen. Onbewust had de vrouw meer zichzelf en eigen voordeel gezocht in het aangaan aan de Verbondsdis dan de Heere en Zijn eer. Hetgeen de Duitse dichter Tersteegen in zijn prachtige lied „Ich bete an die Macht der Liebe" dienaangaande getuigt, dient bij de gebruikmaking van het Heilig Avondmaal centraal te staan. In dat lied heet het in één der verzen: „Ich will anstatt an mich zu denken, ins Meer der Liebe mich versenken". Vertaald komt dat hierop neer: „Ik wil in plaats van aan mij denken, in de zee der liefde mij doen zinken".

Slikkerveer. (wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1978

De Saambinder | 8 Pagina's

Het werkzaam zijn met het heilig avondmaal (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1978

De Saambinder | 8 Pagina's