6. Grote Verzoendag

Grote Verzoendag (Jom Kippoer) is de laatste van de tien dagen van verootmoediging die beginnen op de eerste dag van het jaar. De Heere gebood het volk op deze dag een heilige samenroeping te houden, waarbij een zondoffer gebracht werd. Het volk werd opgeroepen zich op deze dag te verootmoedigen. Aan het niet houden van deze dag verbindt de Heere strenge straffen: Wie zich op deze dag niet verootmoedigen zal, en wie werk zal doen op deze dag, zal worden uitgeroeid uit het volk (Leviticus 23). Het brengen van het zondoffer staat centraal op Grote Verzoendag. Dit werd gedaan door de Hogepriester. Hij moest zich op deze dag baden en witte kleding aantrekken. Voor zichzelf en zijn gezin slachtte hij een var (stier). Een deel van het bloed van de stier werd gesprenkeld op het verzoendeksel in het Heilige der Heiligen. Ook nam de priester twee bokken. Tussen deze bokken werd het lot geworpen. De bok waarop het lot viel, was voor de Heere. Deze bok werd geslacht en het bloed werd op het verzoendeksel gesprenkeld. Een ander deel van het bloed van de stier en de bok werd aan het brandofferaltaar gestreken. De lichamen van de stier en de bok werden buiten de legerplaats verbrand. De hogepriester laadde de zonden van het volk op de tweede bok en stuurde deze de woestijn in.

Sinds de verwoesting van de tempel vieren de Joden Grote Verzoendag zonder zondoffer. In plaats daarvan staan gebed en liefdadigheid centraal. De dag ervoor wordt er een kaars aangestoken die heel de volgende dag moet blijven branden. Ook wordt op deze dag een synagogedienst gehouden waarbij het Kol Nidré gezongen wordt. In dit lied wordt vergeving gevraagd voor verkeerde woorden en daden, waartoe men afgelopen jaar gedwongen werd. Het Kol Nidré is ontstaan in de eeuwen van onderdrukking waarin de Joden vaak gedwongen of verleid werden dingen te zeggen of te doen die tegen hun geloof ingingen.

Op de dag zelf houden orthodoxe Joden de hele dag dienst, waarin veel plaats is voor het belijden van de zonden. Ook wordt op deze dag de sjofar geblazen.

Geestelijke betekenis

In de brief aan de Hebreeën wordt beschreven hoe het offer op Grote Verzoendag heenwijst naar het offer van Christus (Hebreeën 9 en 10). De bokken wijzen heen naar Zijn verzoenend en plaatsvervangend werk: Zijn bloed verzoent de zonde van het volk voor God (eerste bok) en Hij droeg de zonde in hun plaats (tweede bok). Christus is niet alleen het Offer, maar ook de Hogepriester van Grote Verzoendag. Zoals de Hogepriester de offers bracht, zo heeft Christus het offer van Zijn lichaam gebracht. Zoals de Hogepriester met het bloed de tabernakel reinigde, zo reinigt Christus met Zijn bloed Zijn gemeente. Zoals de Hogepriester na het brengen van het offer in het Heilige der Heiligen ging, zo ging Christus met Zijn hemelvaart het hemelse heiligdom in.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen