Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

4. Edda en Asatrü

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

4. Edda en Asatrü

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Edda is het boek waarin de oude goden- en heldenliederen van Noord Europa staan opgeschreven. In de loop van de dertiende eeuw werden deze liederen opgeschreven door Snorri Sturluson uit IJsland. Zijn boek noemen we de Poëtische Edda. Daarnaast schreef Snorri de Proza Edda. Dat is een handboek voor jonge dichters waarin ook oude sagen staan. In de dertiende eeuw was het christendom nog maar een paar honderd jaar aanwezig op IJsland. Toch vermoeden geleerden dat er op sommige plaatsen christelijke teksten door de oude sagen heen zijn gevlochten. Vroeger reisde een zieneres door het land, IJsland bijvoorbeeld. Ze bezocht boerderijen in de avond en droeg dan meestal een blauwe mantel, had glazen kralen om haar hals en op haar hoofd een zwarte lamsleren hoed, van binnen gevoerd met kattenvel. In haar hand had zij een staf die versierd was met koper en onder de knop rondom bezet was met stenen. Rond haar middel droeg ze een riem en daaraan hing een grote tas waarin ze haar amuletten, tovermiddelen en toverwoorden bewaarde die ze nodig had voor haar optreden. Verder droeg ze harige kalfsleren schoenen met lange punten en aan het einde van die punten zaten grote knoppen. Ze had bovendien kattenleren handschoenen aan die van binnen harig wit waren. Wanneer zo'n profetes bij een hoeve aankwam, werd ze met eerbied ontvangen. De Edda begint met het gedicht Völuspa. Dit gedicht is eigenlijk een lied, een lied

De Edda begint met het gedicht Völuspa. Dit gedicht is eigenlijk een lied, een lied van de toekomst, vertelt door een zieneres. Zij vertelt aan Odin, de god onder de goden, en aan de mensen hoe het was in het begin en hoe het einde zal zijn:

"Stilte verzoek ik

de heil'ge geslachten,

de grote en kleine

kind'ren van Heimdal;

ik wil nu, Odin,

Wijsheid verkonden:

de oude sagen,

die ik als eerste ken."

In de Edda wordt de wereld verbeeld als een boom. Deze wereldboom heet Yggdrasil en bevat negen werelden. Tussen de top van de boom en de wortels zijn vijf werelden:

- Bovenin is de Asgard, de woonplaats van de hoogste goden, de Asen.

- Daaronder ligt Alfheim, het rijk van de luchtgeesten, de lichtalven.

- Daarna komt Midgard, de mensenwereld.

- Hieronder ligt Svartalfheim, het rijk van de zwarte alven, steengeesten en dwergen.

- Onderin vinden we Helheim, de onderwereld van Hel, de godin van de dood.

- De overige vier werelden liggen rondom Midgard, de mensenwereld.

- Ten noorden van Midgard ligt Niflheim, de ijswereld in het hoge noorden.

- echt daar tegenover in het zuiden ligt Muspelheim, de vuurwereld van het zuiden.

- In het westen ligt Vanaheim, de wereld van de Wanen, de goden van zee en land.

- En in het oosten ligt Jötungheim, de wereld van reuzen en trollen.

Er worden verschillende tijden onderscheiden in de Edda. Zo zijn er bijvoorbeeld de Fortid en Nütid. In de voortijd - de oertijd - zijn er reuzen, goden en dwergen op de aarde. Na hen verschijnt de mens. Twee stukken drijfhout spoelen op het strand aan. Hieruit worden de eerste mensen gevormd: Ask ('Es') en Embla ('Olm'). Zij worden gevonden door drie goden. Ze hebben dan nog geen leven, maar de drie goden blazen hen leven in. Odin geeft adem, Hoenir inzicht en Lodur warmte. In de Nütid, de tijd van nu, komt er strijd op aarde tussen de hoogste goden, de Asen en de aardse goden, de Wanen. De tijd die daarop volgt is Spa, het latere, de toekomst. Weer heerst er strijd. Een strijd vol dood, chaos en wanorde, wraak en ondergang. Allerlei verschrikkelijke figuren spelen een rol, bijvoorbeeld demonen met messen, misdadigers van de allerergste soort, een vliegende draak, een moorddadige wolf, de doodsgodin Hel, reuzen en een bloedrode haan. Na Spa komt Ragnarök, de tijd van de doem en de ondergang van de goden. De aarde vergaat en daarop volgend verschijnt er een nieuwe aarde waar vrede heerst.

In de godenverhalen van de Edda geldt duidelijk het recht van de sterkste en de bevestiging daarvan door het bloed.

Asatrü

Een Asatrüar (aanhanger van Asatrü) volgt de overgeleverde kennis van en over de oude Germanen. Zijn heilige geschrift is de Edda. Asatrü betekent letterlijk 'trouw aan de Asen', de hemelgoden uit de Edda. Deze term is een beetje misleidend, omdat ook de aardgoden geëerd worden en alle trappen en werelden in deze visie begrepen zijn. Ook Asatrü kent geen dogma's, geen unieke zaligmakende boodschap en geen priesters en schriftgeleerden in de christelijke betekenis van het woord. Het is "door de keten van de eigen traditie, van de eigen symbolen, riten en cultuurelementen, dat de religieuze mens de band kan herstellen met wat 'het goddelijke' genoemd wordt", zegt een aanhanger van Asatrü. "Asatrü werkt voornamelijk met riten en symbolen. Symbolen kunnen op verschillende manieren uitgelegd worden. Daarom kennen wij ook geen ketters, ieder mag naar eigen inzicht het pad van het oude Noorden bewandelen." Het sprekendste symbool voor een Asatrüar is de natuur.

Geboorte, huwelijk en dood

Ook Asatrüars vieren de acht jaarfeesten. Behalve deze jaarfeesten, zijn binnen Asatrü ook de geboorte, het huwelijk en de dood drie belangrijke momenten. Bij deze drie gebeurtenissen speelt de boom een heel belangrijke rol.

In de Edda staat de mythe die verhaalt hoe de eerste mensen Ask en Embla uit drijfhout werden gemaakt. Een Asatrüar plant bij de geboorte van een kindje altijd een boom. De boomsoort is in overeenstemming met de verwachtingen die men van het kindje heeft. Een linde is bijvoorbeeld lieflijk, een eik symboliseert onverzettelijkheid en een hazelaar wijsheid.

Bij het huwelijk kerven bruid en bruidegom een hartje in een boom om de relatie te vereeuwigen. Bij het huwelijksritueel zelf wordt de boom tussen de man en de vrouw geplaatst en beiden houden de boom vast. Zo stellen zij zich in verbinding met de godenwereld.

"Boomken groot, manneken dood," zegt een oud spreekwoord. Dit verwijst naar de boom die voor iemand geplant is na zijn geboorte. Als een Asatrüar sterft, wordt op een grafzerk een geknakte boom geplaatst om te laten zien dat het leven is beëindigd. Als iemand gecremeerd wordt, wordt op de urn een tak van een bepaalde boomsoort afgebeeld.


Germaanse goden en de week

Er komen erg veel goden voor in de Edda. Een paar van hen zijn het belangrijkst en bekendst. Allereerst is er Wodan of Odin, de 'woedende'. Hij is huiveringwekkend en er wordt in de Edda met ontzag over hem gesproken. Vroeger werden er zelfs mensenoffers aan hem gebracht. Wodan is de 'oppergod', hij is bijna alwetend, heeft maar één oog en heeft een lange baard. In de verhalen draagt hij vaak een lange mantel, een slappe hoed en een ring. Hij heeft twee raven, Hugin en Munin, die hem de nieuwtjes van de wereld influisteren, en een achtbenig paard waarmee hij door de lucht raast. Behalve dat hij de 'vader der goden' is, wordt hij ook dichtergod, dodengod en god van de magie genoemd. Onze woensdag is naar hem vernoemd.

Hierop volgt Donar. Donar is één van de populairste goden in de Edda. Hij is erg sterk en een held voor mensen en goden. In de verhalen is Donar een reus van een kerel, met een rode baard en priemende blauwe ogen. Hij is de zoon van Wodan en de godin Jörd. Hij rijdt op een strijdwagen die getrokken wordt door twee bokken. Met zijn ijzeren handschoen en hamer veroorzaakt hij donder en bliksem. Niet voor niets betekent zijn naam dan ook donderaar. Donderdag is naar Donar vernoemd.

Verder is daar nog Fro, de vruchtbaarheidsgod. Zijn naam betekent 'heer' en hij is de zoon van Njord, een zeegod. Fro heeft een magisch schip dat altijd de wind in de zeilen heeft en op te vouwen is tot broekzakformaat. Een reusachtig everzwijn trekt de strijdwagen van deze god, die over de regen en zonneschijn regeert. Zijn zus heet Freyja. Zij is de belangrijkste godin in deze mythologie. Ze rijdt in een strijdwagen die door katten getrokken wordt en heeft om haar hals een glanzende ketting. Ze is de godin van de liefde en de zwarte magie. Freyja betekent vrouw en de vrijdag is naar haar vernoemd.

Ook de dinsdag is naar een Germaanse god vernoemd. De god Ziu wordt ook wel Thingsaz genoemd. Dat betekent Ding-god. Een Germaanse volksvergadering heet namelijk een Ding en Ziu is de voorzitter van de volksvergaderingen. Verder is hij een krijgsgod. Zondag is een vertaling van de Romeinse naam voor die dag, net als maandag. Ook de zon en de maan worden aanbeden door de Germanen, vandaar dat die namen letterlijk overgenomen zijn. Zaterdag heette in het Latijn 'dies Saturni', naar de god Saturnus. Voor de naam van deze dag is geen Germaanse godennaam gezocht, daarom hebben we nu 'saturdag'.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2006

AanZet | 72 Pagina's

4. Edda en Asatrü

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2006

AanZet | 72 Pagina's