Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1. Ziekte en genezing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. Ziekte en genezing

32 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Genesis 1 lezen we hoe God hemel en aarde, mensen en dieren schiep. Alles wat God geschapen had, was zeer goed (Genesis 1: 31). Adam en Eva leefden helemaal in harmonie met de Schepper en de schepping. Zij kenden geen tegenslag, pijn of ziekte. Alles was volmaakt. Dat is moeilijk voor te stellen voor mensen die leven in de gebroken wereld van na de zondeval. Ook al zijn we gezond, we weten allemaal wat pijn is.

De oorzaak van het grote verschil tussen het paradijs en de wereld van nu ligt in de zondeval. Ondanks het uitdrukkelijke verbod van God, eten Adam en Eva toch van de boom van kennis van goed en kwaad. Daarmee kiest de mens in het paradijs voor de zonde en doen ook ziekte en pijn hun intrede. De geboorte van kinderen wordt een pijnlijke gebeurtenis. Het werk van Adam wordt bemoeilijkt door doornen en distels. Bovendien veroudert de mens. Hij takelt af wanneer hij ouder wordt en ieder leven eindigt in de dood. Dit betekent dat ziekte niet kan worden losgemaakt van de opstand tegen God. Iedere ziekte herinnert ons aan de gebrokenheid van de schepping. Ziekte is dus zowel een gevolg van de zonde als een straf op de zonde.

 

Gods verbond met Israël

De mensen uit de periode kort voor en na de zondvloed leven ook in zonde. Uit hen kiest God de Arameeër Abraham. De Heere roept hem uit Ur en sluit een verbond met hem (Genesis 12). Daarom wordt Abraham een vriend van God genoemd. Het verbond dat met hem gesloten is, loopt verder via de aartsvaders Izak en Jakob en hun nageslacht, het volk Israël.

Later, op de berg Sinaï, maakt God Zich aan het hele volk bekend en toont Hij hoe Hij wil dat het volk zal leven. De wetten die God geeft, en in het bijzonder de Tien Geboden, vormen daarom een verbondsboek. Het volk moet deze wetten onderhouden, zegt God, opdat gij leeft en dat het u welga (Deuteronomium 5: 33). De Heere belooft: dan zult u voorspoed hebben in het land dat Ik u geven zal. Het zal u en uw kinderen aan niets ontbreken.

Nadat de Heere het bittere water van Mara zoet maakte, herhaalt Hij deze belofte. Wanneer het volk zich aan Zijn geboden houdt en ernstig naar Zijn stem hoort, zal Hij geen van de ziekten waarmee Hij de Egyptenaren strafte over Israël laten komen. Want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester (Exodus 15: 26).

Deze belofte komt ook terug in Mozes' afscheidsrede (Deuteronomium 30). Wanneer het volk de Heere lief zal hebben, door de weg te volgen die Hij wijst en Zijn geboden, wetten en regels in acht te nemen, zal het in leven blijven. Het zal in aantal toenemen en de zegen van God ervaren. Er zal voorspoed zijn, een lang leven, een rijke oogst en de vijanden zullen over hen niet heersen.

Mozes noemt ook straffen die over het volk zullen komen, wanneer het in de toekomst God ongehoorzaam zal zijn. Vijanden zullen komen en ze zullen geplaagd worden door honger en ziekten. Kreupelen, blinden en lammen zullen daarvan de levende bewijzen zijn. Wanneer zij God verwerpen en andere goden zullen dienen, zal dus vloek hen treffen in plaats van zegen.

In Leviticus 26 en Deuteronomium 28 staan de beloften en dreigingen van het verbond uitgebreid beschreven. De verschrikkingen die Israël zullen treffen wanneer zij ongehoorzaam zijn, zijn indrukwekkend. God zal hen bijvoorbeeld straffen met zweren, builen en uitslag. Bovendien zullen ze psychische nood kennen, blijkt uit Deuteronomium 28 vers 65: want de HEERE zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen en mattigheid der ziel.

Kortom, God wil op de door de zonde vervloekte aarde een verbond aangaan met mensen en hen zegeningen geven als zij zich aan Zijn wetten houden. Hij heeft met het geven van Zijn wetten hun welzijn op het oog. Hij wil dat het goed met hen zal gaan.

Wie dit op zich laat inwerken, kan het gevoel krijgen dat dit verbond alleen maar gaat om het hier en nu. De zegen van het verbond bestaat uit gezondheid, voorspoed en welvaart. Ziekte, tegenslag en overheersing zijn straffen. Het ís ook zo dat het accent in dit verbond ligt op zichtbare voor- en tegenspoed. Ziekte is een straf, gezondheid is een zegen.

Toch gaat het in dit verbond uiteindelijk om het dienen van de Heere. Dat is het allerbelangrijkst. Het Iíjkt dus of het in het Oude Testament alleen om de aardse zegen gaat, maar het gaat om de gehoorzaamheid aan het Woord van God en het onderhouden van Zijn geboden. Daarom blijft de algemene lijn wel degelijk bestaan: voorspoed en gezondheid zijn zegen, tegenspoed en ziekte straf. Maar het Oude Testament laat ook zien dat het niet helemaal zwart-wit is. Er zijn de volgende nuances aan te brengen:

1. Het Oude Testament toont ook mensen die de Heere vrezen, maar toch geraakt worden door ziekte en tegenslag.

De zoon van de goddeloze koning Jeróbeam bijvoorbeeld sterft, ondanks dat in hem wat goeds voor den HEERE, den God Israëls, in het huis van Jeróbeam gevonden is (1 Koningen 14: 13).

Denk bijvoorbeeld ook aan Job en aan Asaf, de schrijver van Psalm 73. Hoewel ze God dienen, kennen ze tegenspoed. Tegelijkertijd wordt uit hun verhalen duidelijk, dat dit ook als afwijking van de normale gang van zaken ervaren wordt. Wanneer Job erg lijdt, concluderen zijn vrienden dat Job een grote zonde begaan moet hebben. Dat moet wel, want tegenspoed en ziekte zijn straffen van God. En dan blijkt uit het slot van het boek ook dat God genezing schenkt en de rechtvaardige vaak ook in dit leven zegent.

Asaf begrijpt ook niet waarom het de goddelozen voor de wind gaat. God had toch gezegd dat wie Hem verlaat tegenslag zal krijgen? En hijzelf kent juist allerlei moeilijkheden. Hij worstelt met de vraag waarom ook godvrezende mensen met tegenslag te maken hebben.

Soms is ziekte of tegenspoed in het leven van Gods kinderen een beproeving. De godvrezende koning Hizkia wordt zo ziek, dat hij denkt te gaan sterven. Hij bidt: Och HEERE, gedenk toch dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer (2 Koningen 20: 3). De Heere laat hem door de mond van de profeet Jesaja dan antwoorden: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Zie Ik zal u gezond maken (2 Koningen 20: 5).

2. Materiële welvaart en voorspoed in het Oude Testament gaan niet altijd samen met het dienen van de Heere.

Onder de goddeloze koningen Omri, Achab en Jeróbeam II wordt bijvoorbeeld de Baäl gediend. Het volk onderhoudt de geboden van de Heere niet, of alleen maar aan de buitenkant. De profeten Amos en Hoséa waarschuwen hier ernstig tegen. Toch gaat het het land voor de wind. Er is grote rijkdom en overvloed. Aards welzijn is dus niet altijd een teken van Gods zegen.

3. De gunst van de Heere God is het belangrijkst.

De gunst van God is het belangrijkst. Zijn nabijheid is veel meer waard dan aardse voorspoed. Dat blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit de Psalmen. Zo zegt Asaf in Psalm 73 dat, hoe alles ook mag tegenzitten, God de Rotssteen van zijn hart is, zijn Deel in eeuwigheid. Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op den Heere HEERE (vers 28). En David, die zich in moeilijke omstandigheden bevindt in de woestijn, belijdt dat Gods goedertierenheid zelfs belangrijker is dan het leven (Psalm 63: 4).

4. Er is verschil tussen collectieve zegen en persoonlijke zegen.

Voorspoed voor het hele volk (collectief) betekent niet altijd voorspoed voor iedere Israëliet (persoonlijk). Als het volk in Gods wegen wandelde, kon een familie in Israël bijvoorbeeld wel in rouw zijn, omdat ze kinderen of vee verloren door ziekte. Bovendien werd, aan de andere kant, het hele volk wel eens gestraft - bijvoorbeeld door droogte of ballingschap - terwijl er altijd mensen waren die persoonlijk wel de Heere oprecht dienden en Hem trouw bleven.

In het Oude Testament is een algemene regel te zien: voorspoed en gezondheid zijn zegen en tegenspoed en ziekte straf. Maar we zien dat God uitzonderingen maakt. Hij is dan ook niet af te rekenen op basis van die regel.

 

Genezing

Sinds de zondeval is er al ziekte in deze wereld. Toch zijn er in het Oude Testament nauwelijks gegevens over artsen te vinden. Als ze al genoemd worden, is het in negatieve zin. Asa gaat bijvoorbeeld naar de 'heelmeesters' voor de ziekte aan zijn voeten (2 Kronieken 16: 12). Het Hebreeuwse werkwoord geeft aan dat er een orakel werd geraadpleegd. Asa zoekt zijn hulp dus niet bij de Heere, maar bij een medium, bij heidense beoefenaars van de geneeskunst. Deze 'artsen' kwamen veel voor bij de heidense volken om Israël heen, maar de Israëlieten mochten er geen gebruik van maken.

Teksten over het verzorgen van wonden met olie of balsem, het aandoen van een zwachtel en het gebruik van geneesmiddelen komen ook niet heel veel voor. Ze geven wel aan dat er in Israël zorg aanwezig was, maar de nadruk ligt in de Bijbel op God als Heelmeester, Hij is de Geneesheer.

Dit toont Hij ook in het Oude Testament, hoewel minder vaak dan in het Nieuwe Testament, door middel van genezingswonderen of wonderen van herstel. Zo wordt de kinderloze Hanna de moeder van Samuël (1 Samuël 1 en 2) en worden bijvoorbeeld Naäman (2 Koningen 5) en Hizkia (2 Koningen 20) genezen van hun ziekte. Ook wekt Elisa de zoon van de Sunamitische vrouw op uit de dood (2 Koningen 4).

In de Psalmen komt deze eigenschap van de Heere ook terug. Hij wordt geprezen als Heelmeester Die geneest en vergeeft. Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden; Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw krankheden geneest (Psalm 103: 2 en 3). Hij geneest de gebrokenen van hart en verbindt hun wonden (Psalm 147: 3). In deze Psalmen gaat het om lichamelijk herstel (genezing) én om geestelijk herstel (vergeving).

Jesaja 53 is een hoofdstuk over het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. Er staat dat Hij veracht was en van mensen verlaten, een Man van smarten en vertrouwd met ziekte. Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten, die heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden (vers 4 en 5). Jezus gaat de weg van de vernedering tot de dood toe. Hij lijdt om de zonden en de gevolgen van de zonden weg te nemen.

De vergeving komt in Jesaja 53 rijk naar voren en daarvoor worden beelden gebruikt van ziekten en genezing. Voor ons westerlingen kan het zijn dat deze beelden alleen een vergelijking zijn; het gaat toch om de vergeving? Voor de Israëliet horen deze zaken echter bij elkaar. Vergeving van zonde en genezing van ziekte zijn tekenen van de heilstijd die zal aanbreken bij de komst van de Messias. Dan zullen de ogen van blinden geopend worden en de doven zullen gaan horen. De lamme zal dan springen als een hert en de tong van de stomme zal jubelen (Jesaja 35: 5 en 6).

Samenvattend zien we dat de beloften van het verbond in het Oude Testament in het algemeen gericht zijn op het aardse leven. Hoewel het niet altijd opgaat, is ziekte in het algemeen straf, terwijl gezondheid een zegen is. Omdat de mens de geboden niet wilde en kon onderhouden, heeft God een andere weg geopend. Die weg komt in Jesaja 53 naar voren: door de Messias, Zijn Zoon Jezus Christus. Hierdoor komt er nog meer nadruk te liggen op de rijke genade van dit verbond.

 

Een nieuwe tijd

In het Oude Testament schijnen hier en daar een paar sterren, tekenen dat de Messias zal komen. Het volk dat in duisternis wandelt zal een groot licht zien (Jesaja 9: 1). Ondanks die zekerheid heeft de satan nog heel veel kracht. Hij heeft het in veel wereldrijken voor het zeggen en probeert uit alle macht de komst van de Heere Jezus te voorkomen. Het slangenzaad voert strijd met het vrouwenzaad. In het Nieuwe Testament is het volle Licht, de Zon, opgegaan in de duisternis. Jezus is op aarde gekomen. Tijdens het leven van de Heere heeft satan zich als een dier in doodsnood verzet. In deze krachtmeting heeft Jezus veel wonderen gedaan, opdat iedereen zou weten van de reddende kracht van God. Door Zijn lijden, sterven en opstanding heeft de Heere Jezus de kop van de satan vermorzeld. De kracht van satan is gebroken. Een nieuw tijdperk breekt aan. De satan kon bij de verzoeking van Jezus in de woestijn nog zeggen dat hij heerste over alle wereldkoninkrijken (Lukas 4: 5 en 6), maar nu is hij gebonden.

In de Evangeliën wordt het leven en werk van de Heere op aarde beschreven. Hij wordt getoond als een Zaligmaker die het goede zoekt voor de mensen en allerlei ziekten geneest. De aandacht die aan wonderen van genezing gegeven wordt in de Evangeliën is groot. Van de 1257 verzen die gebeurtenissen beschrijven (de zogenaamde 'verhalende verzen') gaat bijna 40 procent over de genezing van lichamelijke en geestelijke ziekten en de opstanding uit de dood.

Mattheüs vat het werk van Jezus op aarde dan ook als volgt samen: Hij ging alle dorpen en steden langs en leerde in hun synagogen, Hij verkondigde het Evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en kwaal (Mattheüs 9: 35). En Johannes schrijft aan het eind van zijn Evangelie dat, wanneer alle wonderen beschreven zouden worden, de wereld het aantal boeken niet zou kunnen bevatten (Johannes 21: 25). De schrijvers van het Nieuwe Testament hebben dus nog maar een kleine selectie gemaakt.

Jezus leest in de synagoge van Kapernaüm uit Jesaja 61: De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis (vers 1). Hij verkondigt het 'jaar van het welbehagen! De heilstijd is aangebroken, het Koninkrijk der hemelen is gekomen. Dat proclameert Hij ook door middel van het doen van wonderen. En daarom mag Hij met koninklijk bevel de ziekten bestraffen.

De Heere toont macht over de ziekte. Wanneer bijvoorbeeld de schoonmoeder van Petrus hevige koorts heeft, bestrafte Hij de koorts, en de koorts verliet haar (Lukas 4: 39). Op Zijn koninklijk bevel worden ook de boze geesten uitgeworpen. De maanzieke jongen, die verscheurd wordt door een boze geest, wordt door zijn vader naar Jezus gebracht. Jezus bestrafte den onreinen geest, en maakte het kind gezond, en gaf hem aan zijn vader weder (Lukas 9: 42). Op het machtswoord van Jezus wordt de jongen direct geheel genezen.

Door wonderen te doen bewijst Jezus daarnaast dat Hij de Messias, de Zoon van God is. Johannes de Doper verwondert zich in de gevangenis over het optreden van de Heere Jezus. Hij stuurt zijn discipelen naar Hem toe om te vragen of Hij werkelijk Degene is.die zij verwachten. De Heere antwoordt hen: 'Boodschap Johannes wat jullie horen en zien. Blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en armen wordt het Evangelie verkondigd' (Mattheüs 11: 1-6) Jezus toont dus dat Hij de verwachte Messias is door te verwijzen naar woorden van de profeet Jesaja (hoofdstuk 35 en 61).

Opvallend is dat in deze teksten óók altijd de verkondiging van het Evangelie, de blijde boodschap, genoemd wordt. Wonderen gaan samen met de verkondiging van het Woord. Wonderen zijn dus dragers van de boodschap. Ze zijn een wezenlijk onderdeel van de taak die de Heere op aarde had te verrichten. Hij is gekomen om verzoening en vernieuwing te brengen, vergeving en genezing.

Wanneer vier vrienden een verlamde man door het dak laten zakken voor de voeten van Jezus, vergeeft Hij hem eerst zijn zonden (Markus 2). De aanwezige schriftgeleerden vinden Jezus een godslasteraar. Wie kan de zonden vergeven dan alleen God? (Markus 2: 7). De Heere legt dan verband tussen het vergeven van de zonden en het verrichten van een genezingswonder. 'Wat is er eenvoudiger?' vraagt Hij, 'tegen de verlamde man zeggen dat zijn zonden vergeven zijn, of te zeggen dat hij zijn bed op moet nemen en moet lopen?' En om te laten zien dat Hij de macht heeft om zonden te vergeven, richt Christus de man op. Het genezingswonder is dus een teken ter bevestiging van Zijn goddelijke macht om zonden te vergeven. Het wonder legt op een zichtbare wijze uit waarover het in het Koninkrijk van God gaat.

Uit Zijn vele wonderen, en met name uit de genezingswonderen, blijkt Gods barmhartigheid en bewogenheid met mensen in nood. in deze gebroken wereld zullen ziekte en lijden echter nooit helemaal verdwijnen. Genezingswonderen zijn daarom ook een belofte. Ze wijzen op een toekomst waarin God alle tranen van de ogen zal wissen en er geen dood, rouw of moeite meer zal zijn (Openbaring 21: 4).

 

Ziekte en zonde

In vergelijking met het Oude Testament blijkt, dat er in het Nieuwe Testament een diepere invulling gegeven wordt aan het welzijn dat God op het oog heeft voor de mens. Het accent in het Oude Testament lag op de vervulling van welzijn in het nu en in het zichtbare. In het Nieuwe Testament komt welzijn sterker in eeuwigheidsperspectief te staan. Maar: er mag tussen deze accenten geen sterke tegenstelling gemaakt worden. De Heere waarschuwt dan ook dat je gezond kunt zijn en toch eeuwig verloren kunt gaan. Of andersom.

Dit blijkt bijvoorbeeld uit de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Lukas 16: 19-31). Lazarus heeft God lief. Toch is hij arm, hij heeft honger en is bedekt met zweren. Wanneer de Heere Jezus zijn leven in het perspectief van de eeuwigheid zet, blijkt Lazarus degene te zijn die schatrijk is. Hij is geestelijk rijk. Uiteindelijk wordt hij na zijn leven door engelen in de schoot van Abraham gedragen. Voor de rijke man geldt het tegenovergestelde. Hij, die iedere dag feest viert en in grote weelde leeft, blijkt aan het einde van zijn leven ontzettend arm te zijn.

Deze aangrijpende gelijkenis laat zien dat het verband tussen aardse zegen en geestelijke zegen in het Nieuwe Testament bijna helemaal is verbroken. Het verband is echter niet helemaal weg. De relatie tussen zonde in het algemeen en ziekte zijn nog wel terug te vinden. De man die al 38 jaar ziek is en in Bethesda ligt, krijgt bijvoorbeeld te horen: Zie, gij zijt gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede (Johannes 5: 14).

Ook ziekte als directe straf komt af en toe in het Nieuwe Testament voor. Een voorbeeld hiervan is Herodes. Hij voert een brallerige rede en laat zich daarna toejuichen door de mensen: Een stem van God! (Handelingen 12: 22). God straft dit met een darmziekte. En hij werd van de wormen gegeten en gaf de geest (Handelingen 12: 23).

Toch is er geen automatische samenhang meer tussen persoonlijke zonde en een aanwezige ziekte. De relatie tussen zonde en ziekte is veel minder direct. In de geschiedenis van de blindgeborene komt dat ook duidelijk naar voren. Wanneer Jezus en Zijn discipelen bij de man komen, stellen zij Jezus een vraag: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden? (Johannes 9: 2). Ze komen er niet uit. Wanneer moet deze man gezondigd hebben, als hij zo'n zware straf heeft gekregen: blind vanaf zijn geboorte? Maar als zijn ouders gezondigd hebben, is het dan wel rechtvaardig dat hun zoon hiervoor gestraft is? De discipelen gaan er helemaal van uit dat het hier om straf voor een zonde gaat! Jezus ontkent echter die samenhang in Zijn antwoord. Noch hij, noch zijn ouders hebben gezondigd (vers 3). Hij wijst alleen maar vooruit: de werken van God moeten openbaar worden. In de ontmoeting met de blinde kan de Heere laten zien waartoe Hij is gekomen. Hij is de grote Heelmeester. Deze man moest blind zijn, zodat de grote werken van God getoond zouden worden.

 

Hoe Jezus mensen genas

De wonderen van de Heere Jezus gebeuren vaak spontaan en niet op een vastgesteld moment: Hij geneest op Zijn machtswoord, zoals bij de maanzieke jongen. Soms vraagt Hij de zieke iets te doen, zoals de verlamde van Bethesda: Sta op, neem uw beddeken op en wandel (Johannes 5: 8). De tien melaatsen die om genezing vragen, moeten zich aan de priester gaan tonen en op weg daar naar toe worden zij genezen (Lukas 17: 11-19). De blindgeborene moet het slijk van zijn ogen gaan wassen in het badwater Siloam (Johannes 9: 7). In zulke gevallen moet de zieke blindelings geloven wat Jezus zegt, zelfs als Hij iets onmogelijks of schijnbaar zinloos vraagt. 

In andere gevallen raakt Jezus de zieken aan. Hij legt Zijn handen bijvoorbeeld op de vrouw die achttien jaar verkromd was en gelijk richt ze zich op (Lukas 11: 13). Soms wordt iemand ook genezen door Hem of Zijn kleding aan te raken. Op deze manier mag de bloedvloeiende vrouw de genezende kracht die van Hem uitgaat ontvangen (Markus 5: 25-34) .

Soms gebruikt Jezus bij Zijn genezing ook middelen. Als men een dove tot Hem brengt die moeilijk spreekt, steekt Hij de vingers in de oren van de man. Dan raakt Hij de tong van de dove man aan met zijn eigen speeksel, ziet op naar de hemel, zucht en zegt: 'Effatha' - 'Word geopend' (Markus 7: 32-37).

Jezus kan daarnaast zieken genezen die niet in Zijn aanwezigheid zijn. Zo geneest Hij op afstand de zoon van de hoveling (Johannes 4: 46-54), de dochter van de Kananese vrouw (Mattheüs 15: 21-28) en de slaaf van de hoofdman te Kapernaüm (Lukas 7: 2-10).

In alle gevallen van wondergenezing is duidelijk dat de genezing onmiddellijk en volkomen is. Daar bestaat geen discussie over, zelfs niet bij Jezus' tegenstanders.

Kenmerkend voor deze wonderen is de rust en stilte. Jezus gebiedt meerdere keren over het wonder te zwijgen. Zo mogen Jaïrus en zijn vrouw niemand over de opwekking van hun dochtertje vertellen (Markus 5: 43).

Bij de Heere staan wonderen tenslotte nooit op zichzelf, maar altijd in het teken van het Koninkrijk der hemelen en ondersteunen ze Zijn prediking.

 

Voor het volk Israël

De Heere Jezus zendt tijdens Zijn rondwandeling op aarde zeventig discipelen twee aan twee uit. Zij worden erop uit gestuurd om zieken te genezen, doden op te wekken, melaatsen te reinigen en boze geesten uit te drijven. Dit doen zij in het teken van de boodschap die zij moeten brengen: het koninkrijk van God is gekomen.

De wonderen die zij doen, zijn alleen bestemd voor het volk Israël. Christus zegt namelijk dat ze niet moeten afwijken op de weg van de heidenen en geen stad van de Samaritanen binnen moeten gaan. Maar gaat veelmeer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls (Mattheüs 10: 5 en 6). We lezen vervolgens in Markus 6 dat de discipelen bekering preken onder het volk. Bovendien werpen ze veel duivelen uit, zalven zij zieken met olie en maakten hen gezond (vers 13).

Wanneer Jezus met Zijn discipelen door Tyrus en Sidon trekt, volgt een Kananese vrouw hen. Zij smeekt Jezus haar dochter, die van de duivel bezeten is, te genezen. Jezus negeert de vrouw echter. De discipelen worden moe van haar geroep en vragen zich af waarom Jezus haar niet helpt. Hij antwoordt: Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls (Mattheüs 15: 24). Het past niet het brood van de kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. De vrouw reageert hierop door te zeggen dat ook de honden eten van de brokjes die er van de tafel vallen. Hierop zegt de Heere: O vrouw, groot is uw geloof; u geschiede gelijk gij wilt (Mattheüs 15: 28). Vanaf dat moment is haar dochter genezen. Het lijkt er dus op dat in de tijd vóór het Pinksterfeest wonderen met name bestemd zijn voor het volk Israël.

Wanneer de uitgezonden discipelen terugkomen, zijn ze blij en zeggen: Heere, ook de duivelen zijn ons onderworpen in Uw Naam (Lukas 10: 17). De Heere antwoordt dan: Ik zag de satan als een bliksem uit den hemel vallen (Lukas 10: 18). Satans macht is ingeperkt, want Christus is Overwinnaar.

Toch voeren de duivel en zijn onderdanen daarna nog strijd. Zij willen, ondanks hun nederlaag, nog zoveel mogelijk gevangenen maken. Dit proberen zij op geestelijk niveau. Dat is de reden waarom Paulus aan de gemeente van Efeze schrijft dat ze geen strijd hebben tegen vlees en bloed, maar tegen de boosheden in de lucht (Efeze 6: 12). Satan houdt ook letterlijk, lichamelijk, zoveel mogelijk mensen in zijn greep. Daarom lezen we in het Nieuwe Testament veel over bezetenen.

 

De nieuwtestamentische gemeente

Juist op plaatsen waar het Woord van God terrein wint, gebeuren wonderen. Dit gebeurt vooral na Pinksteren. Dan wordt op steeds meer plaatsen het Evangelie gebracht en moet satan meer en meer terrein prijsgeven. In de strijd die dan plaats heeft, worden wonderen ingezet om die te beslechten. Daar waar de strijd het hevigst is, worden de meeste tekenen getoond.

Wanneer Paulus bijvoorbeeld op reis is naar Rome, om zich te verantwoorden voor de keizer, lijdt hij schipbreuk. Nadat hij met zijn reisgenoten behouden aan land komt op Melïte, wordt er een groot vuur aangestoken om warm te blijven. Als Paulus een bos hout op het vuur gooit, komt er een adder uit die hem bijt. De omstanders verwachten dat hij dood neer zal vallen. Als dat niet gebeurt en zij zien dat Paulus na een tijd nog steeds niets mankeert, wordt hun houding veranderd (Handelingen 28: 6). Bovendien geneest Paulus de vader van Publius, een voornaam persoon van het eiland. Door deze wonderen ontstaat er opening voor het Woord.

Eerder, toen hij met Barnabas op zijn eerste zendingsreis Lystre aandeed, heeft Paulus een lamme man genezen (Handelingen 14: 8-19). Wanneer dit wonder gebeurt, zijn de mensen erg opgetogen. Ze denken dat de goden mensen zijn geworden. In de chaos en grote beroering die daarna ontstaat, wordt Paulus opgepakt en later zelfs gestenigd. Wat door God wordt ingezet om mensen te winnen voor het Evangelie, wordt door de satan gebruikt om verwarring en twijfel te zaaien. Hij grijpt alles aan om zijn prooi vast te kunnen houden.

Dus wat de nieuwtestamentische gemeente betreft, is het ten eerste opvallend dat zij leven in een tijd waarin de verspreiding van het Evangelie gepaard gaat met veel strijd. In de 'frontlinies' van deze strijd worden er veel wonderen gedaan, met name door de apostelen.

Hiertoe hebben de elf apostelen de opdracht gekregen van de Heere Jezus, vóór Zijn hemelvaart. Ze moeten de wereld intrekken om het Evangelie te brengen. Degene die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Maar degene die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. En dengenen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken; slangen zullen zij opnemen; en al is het dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden (Markus 16: 17 en 18).

 

Ziekenzalving

In Jakobus 5 staat dat wanneer iemand in de christelijke gemeente ziek is, de ouderlingen geroepen moeten worden. Is iemand krank onder u? Dat hij tot zich roepe de ouderlingen der gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in den Naam des Heeren (vers 14). De vraag is hoe we deze tekst moeten begrijpen. Moeten we inderdaad de ouderlingen of predikanten vragen om zieken te zalven?

Ten eerste is het goed om vast te stellen, dat Jakobus in zijn brief geen voorschrift geeft tot ziekenzalving. Het is de bedoeling van Jakobus om aan de hand van thema's die hij aansnijdt - zoals het gevaar van rijkdom, het verwachten van de wederkomst en het zweren - de lezers aan te sporen of te vermanen. Jakobus spoort zijn lezers aan alles te verwachten van de kracht van het gebed. In dit verband noemt hij het gebruik bij ziekte de ouderlingen te roepen, zodat ze over de zieke bidden, hem zalvend met olie in de naam van de Heere. Men mag een gebed als middel niet gering schatten! En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden. Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt. Een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel (vers 15 en 16).

Wat betreft het belijden van zonden in deze context, gaat het waarschijnlijk om de volgende situatie. Ouderlingen bidden voor een zieke en zalven in de naam van de Heere. Vervolgens geeft het gebed de genezing aan de zieke en de vergeving van zonden die mogelijk in de weg staan (vers 15). Daarom moet men ook elkaar de zonden belijden (vers 16). De verzen 15 en 16 zijn bedoeld om het mogelijk verband tussen een concrete zonde en ziekte aan te wijzen en verwijzen niet naar een specifieke handeling, die gekoppeld is aan de ziekenzalving. Vergeving van zonden hoort daar dus niet per definitie bij.

Het zalven met olie is in de tijd van het Nieuwe Testament een gebruikelijke manier om het genezingsproces te bevorderen. Olijfolie wordt namelijk gebruikt als medicijn, maar ook als zonnebrandolie, als middel ter reiniging en als parfum. Olie wordt algemeen gebruikt als geneesmiddel, bijvoorbeeld tegen pijn, koorts en om als een zalf op wonden te doen. Voorbeelden hiervan vinden we in Jesaja 1: 6, Markus 6: 13 en Lukas 10: 34. Naast olie worden bepaalde kruiden of een dieet aangewend. Op een opgeleide arts, die niet te vergelijken is met een arts in onze tijd, kunnen alleen de gegoede families een beroep doen. Hij werd door het gewone volk alleen geraadpleegd in zeer ernstige situaties.

Daarnaast wordt in het Oude Testament olie in het bijzonder gebruikt voor de heiliging, de reiniging en het apart zetten voor een bijzondere taak en voor de gave van Gods Geest, in het Nieuwe Testament wordt deze specifieke zalving betrokken op de Messias, Christus.

Er komen in het Nieuwe Testament dus twee manieren van zalven voor: de algemene manier van zalven, bijvoorbeeld in verband met ziekte en de zalving om te heiligen, die gebruikt wordt om te verwijzen naar de Messias. Om dit onderscheid duidelijk te maken, worden er twee verschillende werkwoorden gebruikt in het Grieks.

Sommigen vatten de zalving in Jakobus 5 op als een symbolische handeling. Dit wordt gedacht, omdat olie slechts een algemeen, eenvoudig medicijn is. Dit blijkt een verkeerde voorstelling van zaken te zijn. Er zijn geen of nauwelijks andere medicijnen beschikbaar in die tijd. De geneeskunde en het gebruik van geneesmiddelen staken toen anders in elkaar dan in onze tijd.

Daarnaast wordt het zalven in dit hoofdstuk duidelijk verbonden aan ziekte en genezing en is het werkwoord dat op de algemene manier van zalven slaat gebruikt. Daarom is er geen aanleiding te stellen dat het hier gaat om geestelijke of symbolische reiniging en zeker niet om zalving in de Messiaanse zin. Het meest verantwoord is het dus ervan uit te gaan dat de algemene, en niet de symbolische, zalving hier is bedoeld.

Wat wordt er bedoeld met de uitspraak dat ouderlingen 'over' een zieke bidden (Jakobus 5: 14)? Het woordje 'over' betekent hier niet 'ten bate van' of 'voor', maar het doelt op een bepaalde gebedshouding. In die tijd was het gebruikelijk staande te bidden. Ouderlingen zouden dan staande om een zieke heen bidden.

Het kan ook zijn, dat hier verwezen wordt naar het opleggen van de handen. Dit gebeurt in het Nieuwe Testament vaker; ook de Heere Jezus legt bijvoorbeeld de handen op. Handoplegging is in al deze gevallen een teken van de zegen die de Heere wil geven. Dat de ouderlingen dit doen in de naam van de Heere wil zeggen dat de genezing verwacht moet worden op gezag van de Heere.

jakobus zegt dat de ouderlingen moeten worden geroepen in geval van ziekte. De eerste christengemeenten leven in een moeilijke tijd. Zij leven in de frontlinies van de strijd en staan in de branding van het Evangelie dat gebracht wordt in een samenleving die daar eerder niet van wist. Jonge christenen hebben moeite om staande te blijven onder deze omstandigheden. De eerste ouderlingen zijn de steunpilaren van de nieuwe gemeenten. Daarom spoort Jakobus de gemeenten aan om hen te roepen in geval van ziekte.

Ondanks dat wij natuurlijk een arts raadplegen wanneer we ziek zijn, is het nog steeds goed dan ook de ouderlingen te roepen of op de hoogte te stellen. Meeleven, meelijden en meebidden is een taak die op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt onderstreept. Bovendien moet het accent nog steeds niet op de middelen liggen, maar op een gelovig gebed. Zoals toen de olie het middel was om zieken te doen herstellen, zo moeten de huidige middelen gebruikt worden. Maar dan wel met het gebed of God de middelen wil zegenen. Het gebed in geloof heeft kracht, ook als er geen bijzondere middelen aan te pas komen.

 

Machine

Sinds het begin van de negentiende eeuw is de kennis over ziekten en hun behandelingen met enorme sprongen vooruitgegaan. Keer op keer berichten de media over een nieuwe doorbraak in de strijd tegen ziekten. Onze cultuur wordt in hoge mate bepaald door de moderne wetenschap en techniek.

De moderne wetenschap heeft geen behoefte aan een geestelijke benadering van de werkelijkheid en probeert deze helemaal te verklaren vanuit natuurlijke oorzaken en gevolgen. Veel wetenschappers rekenen alleen met wat direct of indirect met de zintuigen kan worden waargenomen. De vraag naar de oorsprong en bestemming van de dingen komt dan niet aan de orde. Men vraagt hoe iets werkt en wat men ermee kan doen. Deze benadering heeft in de geneeskunde geleid tot overheersing van een materialistisch en mechanisch mensbeeld. Dat wil zeggen: men beschouwt de mens als materie en de menselijke functies en eigenschappen worden teruggebracht tot in principe meetbare processen. De mens wordt dan bijna als een te repareren machine gezien.

In de twintigste eeuw is er een reactie gekomen op deze eenzijdige benadering. Artsen begonnen na te denken over de psychische en sociale achtergronden van ziekte. Men kreeg oog voor het verband van spanningen of verdriet (uitingen van de psyche) met het lichaam (soma). Daarom wordt er ook wel over de 'psychosomatische geneeskunde' gesproken. Dit heeft de gewone geneeskunde wel gecorrigeerd en aangevuld, maar de wetenschap is in het algemeen nog steeds erg mechanisch en technologisch van karakter.

Veel christenen vandaag hebben dankbaar de goede dingen aanvaard die de medische wetenschap gebracht heeft. Dat mag ook. Aan de andere kant moet er rekening gehouden worden met de minder positieve dingen die hierbij horen. De sterke scheiding die gemaakt wordt tussen lichaam en ziel is afkomstig van de Grieken. Helaas is dat onderscheid door sommigen in de oude kerk te veel benadrukt. De Reformatie heeft gebroken met de leer dat het stoffelijke niets is en het geestelijke alles. Er bestaat een sterke samenhang tussen lichaam en ziel.

Beide moesten de dood sterven na de zondeval. Christus nam op aarde een echt menselijk lichaam aan toen Hij Zijn verlossingswerk deed, maar ook een echt menselijke ziel (artikel 18 N.G.B). Hij nam ze beide aan, om ze beide zalig te maken, staat er in dit artikel. Daarom is het niet juist de verlossing uitsluitend tot ons 'zielenheil' te beperken en het 'lichamelijk welzijn' aan de artsen en technici over te laten.

Anderen zijn teleurgesteld in de natuurwetenschappelijke geneeskunde. Zij zijn bang voor bijwerkingen van medicijnen of vinden dat artsen te weinig tijd en aandacht voor hun patiënten hebben. In Nederland zoeken daarom ruim één miljoen mensen per jaar hun heil in alternatieve behandelingen. Hierbij kan gedacht worden aan bepaalde dieettherapieën of chiropractie. Maar er wordt ook gebruik gemaakt van paranormale geneeskunde en acupunctuur. Ook in deze vormen van geneeskunde wordt echter geen rekening gehouden met wat de Bijbel zegt over gezondheid en ziekte.

In de charismatische beweging en pinksterkringen valt vaak een zekere weerstand te bespeuren tegen de reguliere en alternatieve geneeskunde. Gebedsgenezing neemt bij hen een belangrijke plaats in. Sommige groepen die gebedsgenezing praktiseren, gaan ervan uit dat ziekte altijd van de duivel komt. Daarom vindt men het inconsequent naar de dokter te gaan om van ziekte af te komen. Men zegt soms dat de gelovige op grond van beloften in de Bijbel gezondheid en succes moet claimen.

Ook in de reformatorische kerken is de belangstelling voor gebedsgenezing en ziekenzalving toegenomen. Dit lijkt soms voort te komen uit een enorme waardering van de gezondheid en het lichaam. Gezondheid wordt vandaag de dag, ook in de kerken, vaak als een van de belangrijkste dingen in dit leven gezien. Het besef dat we in een gebroken wereld leven, waarin niet alles perfect is of gemaakt kan worden, wordt dan naar de achtergrond gedrongen. Dat maakt het accepteren van een ziekte of beperking moeilijker.

Ook zijn er mensen die behandeld zijn in het ziekenhuis en alternatieve behandelingen hebben ondergaan, maar die daar geen baat bij gehad hebben. Als laatste redmiddel wordt uiteindelijk om ziekenzalving gevraagd. Dit kan gevraagd worden aan de ouderlingen in de gemeente, maar mensen trekken ook naar 'genezers' als voorganger Jan Zijlstra, de Nigeriaanse 'profeet' Joshua en Benny Hinn. Hier gaat het volgende hoofdstuk op in.

 


Waarom wonderen?

• Wonderen zijn tekenen van het Koninkrijk van God; de heilstijd is aangebroken.

• Jezus toont met wonderen dat Hij de Messias is, de Zoon van God.

• De wonderen onderstrepen Zijn boodschap van vergeving en vernieuwing. Daarom gaan ze ook altijd samen met de verkondiging van het Woord.

• Als belofte wijzen genezingswonderen op het volmaakte Koninkrijk der hemelen, waarin geen ziekte en lijden meer zal zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 97 Pagina's

1. Ziekte en genezing

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 97 Pagina's