Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

2. De hel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. De hel

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veel mensen geloven vandaag de dag niet meer in een leven na de dood. In 2004 geloofde volgens een onderzoek van CVKoers nog maar één op de tien Nederlanders dat er zoiets als de hel is. Veel christenen denken niet meer aan de hel als plaats waar 'wening zal zijn en knersing der tanden'. Ze geloven niet in het bestaan van zo'n plaats, omdat ze dat niet bij God vinden passen. Een plaats van eeuwige pijniging is volgens hen niet te verenigen met de liefde van God. Het is voor hen onverdraaglijk om te geloven dat ongelovige familieleden of kennissen in de hel zijn of komen. Ze zwakken het beeld van de hel af en verzachten de beelden die in de Bijbel over de hel geschetst worden. Ze menen dat de hel niet werkelijk bestaat in de letterlijke zin van de Bijbelse voorstellingen. De hel zou geen plaats zijn, maar er moet meer gedacht worden aan gevoelens van eenzaamheid en angst. Ze sluiten hiermee lichamelijke kwelling uit.

 

De hel in de Bijbel

We kunnen niet meer, maar ook niet minder weten over de hel dan God in de Bijbel geopenbaard heeft. De Bijbel spreekt niet uitvoerig, maar wel heel sober en indringend over de hel. Het is opvallend dat de Heere Jezus tijdens Zijn leven op aarde regelmatig over de hel spreekt. Hij doet dit onder meer in de context van de twee wegen die er zijn en het oordeel van God. In de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Lukas 16: 19-31) bijvoorbeeld komen de twee bestemmingen na het sterven duidelijk naar voren. Iedere keer als de Heere Jezus over de hel en het oordeel spreekt, waarschuwt Hij als het ware dat een leven in de zonde uitloopt in de eeuwige dood. Hij noemt de hel als waarschuwing en roept op tot bekering.

 

Is de hel geschapen?

In Genesis 1 iezen we niet over de hel of een plaats van kwelling. De plaats van straf is niet door God geschapen toen Hij de hemel en de aarde gemaakt heeft. In Genesis 1: 31 lezen we immers uitdrukkelijk over het scheppingswerk dat God zag dat het zeer goed was. De hel is er gekomen doordat de zonde in de wereld gekomen is. De hel wordt pas van belang als het kwaad in de wereld openbaar komt. In de Bijbel lezen we heel kort en sober iets over de opstand van een deel van de engelen tegen hun Schepper (Judas: 6 en 2 Petrus 2: 4). Hierna is door Gods oordeel de satan en zijn engelen een plaats van buitenste duisternis gewezen.

We kunnen de hel niet los zien van het bestaan van de zonde. De hel is door de zonde ontstaan. God heeft de zonde niet geschapen, dus ook de hel niet. De hel is de onherroepelijke consequentie van het kwaad en, zoals we in hoofdstuk 1 gezien hebben, de eeuwige dood als rechtvaardige straf op de zonde. Meer over het ontstaan van de hel zegt de Bijbel niet.

 

Sjeol, hades en gehenna

Er zijn verschillende woorden in de grondtekst van de Bijbel te lezen die in de Statenvertaling vertaald zijn met 'hel'. In het Oude Testament komt het woord 'sjeol' voor, waarmee het dodenrijk wordt aangeduid. Het is echter een woord waarmee wordt aangegeven dat het gaat om een plaats die tegenovergesteld is aan het Wezen van God. Het is de plaats voor de goddelozen die de scheiding met God ervaren. Als vanuit de context duidelijk is dat het om de dood van de goddelozen gaat, wordt 'sjeol' vertaald met 'hel' (bijvoorbeeld Amos 9: 2), anders met 'graf (bijvoorbeeld Genesis 37: 35).

In de Griekse vertaling van de grondtekst van de Bijbel (Septuagint) wordt 'sjeol' vertaald met 'hades'. In het Nieuwe Testament wordt het onderscheid tussen de plaats waar de goddelozen zullen zijn en waar de rechtvaardigen zullen zijn, duidelijker gemaakt. 'Hades' wordt dan alleen gebruikt als de plaats voor de goddelozen wordt aangeduid. Het kan dan niet meer een algemene aanduiding voor het dodenrijk of graf zijn, omdat steeds het onderscheid met de rechtvaardigen, die bij Christus zijn, duidelijk gemaakt wordt. Als er over de plaats waar de rechtvaardigen na dit leven zijn wordt gesproken, komt niet meer het woord 'hades' voor, maar een specifieke aanduiding voor de hemel.

We kunnen in het algemeen zeggen dat het Nieuwe Testament een duidelijker beeld geeft over het leven na de dood dan het Oude Testament. In het Oude Testament is duidelijk onderscheid over de plaats van de goddelozen en rechtvaardigen aangegeven, maar in het Nieuwe Testament wordt dit breder uitgewerkt. Er was in de tijd van het Oude Testament zeker aandacht voor het leven na de dood, maar de openbaring van de Heere hierover is dan nog minder specifiek.

Als we in het Nieuwe Testament het woord 'hel' lezen, kan behalve 'hades' ook 'gehenna' in de grondtekst staan. De Hebreeuwse vorm van het Griekse 'gehenna' is 'gee hinnom' dat 'dal van Hinnom' betekent. Het dal van Hinnom was een vallei ten zuiden van Jeruzalem (Jozua 15: 8), waar in de tijd van de koning Achaz offers werden gebracht aan de afgod Moloch. Er werden ook kinderen geofferd. De godvruchtige koning Josia verbrandt later alles in dit dal en het wordt een vuilnisbelt. Op deze vuilnisbelt worden de lijken van veroordeelde misdadigers en van dieren verbrand door een vuur, dat dag en nacht wordt aangehouden. Deze vreselijke plaats wordt een beeld voor de plaats van eeuwige straf na de dood.

 

Omschrijvingen en werkelijkheid

Naast het woord 'hel' wordt in de Bijbel ook vaak een omschrijving gegeven of een beeld gebruikt om iets duidelijk te maken over het karakter van de hel. Denk bijvoorbeeld aan 'poel des vuurs', 'alwaar wening zal zijn en knersing der tanden' enzovoort.

 

Vuur en dorst

In Openbaring 20: 10 wordt de hel een 'poel des vuurs en sulfers (zwavel)' genoemd. Het beeld van vuur bij de hel komt meerdere keren voor (bijv. Lukas 16: 24 'vlam', Mattheüs 25: 41). Ds. G.H. Kersten geeft in de Gereformeerde Dogmatiek aan dat we in eerste instantie niet moeten denken aan een echt vuur zoals we dat op de aarde kennen. Er wordt waarschijnlijk niet iets stoffelijks of materieels bedoeld. De benaming 'vuur' geeft verschrikkelijk lijden aan. De gevallen engelen zijn ook in de poel des vuurs geworpen (Mattheüs 25: 41). Zij hebben geen lichaam en kunnen niet naar het lichaam branden. Ook zou vuur tegenstrijdig zijn met duisternis als de Bijbel spreekt over 'buitenste duisternis'. Vuur zoals wij dat kennen, is naast een warmtebron ook een lichtbron.

De Heere Jezus geeft, door het beeld van vuur en dorst in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus te gebruiken, ook aan hoe smartelijk het lijden is. De rijke man verlangt een druppel water ter verlichting, maar krijgt dit niet. Dit geeft aan dat er op geen enkele manier verlichting van het lijden gekregen kan worden. En dat er ook niemand is die kan helpen (Lukas 16: 19-31).

 

Waar de worm niet sterft

Tegen een al te letterlijke opvatting van de beelden over de hel in de Bijbel pleit ook het beeld van de worm. Knagen door een worm geeft iets aan van wegvreten en vergaan. Het lijden naar ziel en lichaam is echter eeuwig en het lichaam zal niet vergaan. Deze uitdrukking geeft veel meer het constant aanwezig zijn van lijden aan en de wroeging in het geweten, die knagen als een niet stervende worm. Wroeging, pijn en lijden worden ook aangegeven met de frase 'daar zal wening zijn en knersing der tanden' (Mattheüs 13: 42).

 

Voor eeuwig

Markus 9: 48 gaat over een vuur dat niet uitgeblust wordt en Mattheüs 25: 46 over 'eeuwige pijn'. Openbaring 14: 11a vermeldt: En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht. Dit geeft aan dat het lijden eeuwig is. Door het lijden en de wroeging in het geweten wordt naar lichaam en ziel geen rust gevonden. Het lijden kenmerkt zich dus ook door eeuwige onvrede en onrust. Er is geen hoop op verlossing, maar wanhoop; de straf zal niet eindigen. In de hel heerst altijddurende machteloosheid. Zie ook artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

 

Gaat weg van Mij

In Mattheüs 25: 41 wordt aangegeven dat de ongelovigen voor eeuwig van God gescheiden worden: Dan zal Hij zeggen ook tot degenen die ter linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. Ze worden vervloekt. De straf in de hel wordt het meest gekenmerkt door het gescheiden zijn van God en het vervloekt zijn door God. Het is een scherpe tegenstelling met het voor eeuwig leven in de gemeenschap met God, zoals Gods kinderen in de hemel mogen doen (zie ook 2 Thessalonicenzen 1: 9). De grootste heerlijkheid is God Zelf, en het leven met Hem moeten ze missen. Het besef van dit gemis en het besef van de afstand met God is voortdurend aanwezig. Dit geeft ook het beeld 'buitenste duisternis' aan (Mattheüs 8: 12; 22: 13 en 25: 30). Gods kinderen zijn uit de geestelijke duisternis getrokken tot het licht van Gods gemeenschap. Met de komst van de Heere Jezus is het Licht in de duisternis gaan schijnen. Dit licht wordt gemist in de hel. Ze leven voortdurend onder de toorn en de vloek van God (Maleachi 2: 2).

 

Gradaties in straf

Over het algemeen kan gezegd worden dat in de hel tot in der eeuwigheid geen ogenblik van vrede, liefde of blijdschap wordt ervaren. Er is alleen maar wroeging, verlatenheid en lijden.

De hel is een plaats van straf. Het gaat om straf dragen voor het zondige leven dat geleefd is. God houdt in Zijn rechtvaardigheid rekening met de verschillende maten waarin mensen tijdens hun leven kennis hebben gehad van Hem en van Zijn Woord. Het ongeloof in het Evangelie van Christus wordt het zwaarst aangerekend. We lezen dit in het verwijt van de Heere Jezus aan de drie steden Chorazin, Bethsaïda en Kapernaüm in Mattheüs 11: 20-24. Ze zullen zwaarder gestraft worden dan de heidense steden Tyrus, Sidon en Sodom. Zie ook Mattheüs 10: 15.

In Lukas 12: 47-48 wordt door de Heere Jezus de vergelijking gemaakt met dienstknechten die in meerdere of mindere mate weten wat de wil van hun heer is aan wie ze moeten gehoorzamen. En een iegelijk wien veel gegeven is, van dien zal veel geëist worden. Er staat niet concreet in de Bijbel waaruit die verzwaring van straf dan zal bestaan. Wellicht valt te denken aan meer wroeging in het geweten, als je tijdens het leven op aarde geweten hebt van het evangelie van Christus. Meer kennis geeft meer weten over wat je mist. Maar hoe zit het dan met de heiden, die nooit bekend is geworden met Gods Woord? De Bijbel is duidelijk over het feit dat niemand buiten Christus zalig wordt en dat de ingeschapen Godskennis ons schuldig stelt. Met deze ingeschapen kennis van God is er dus altijd nog wel kennis. De gradaties in straf is één van de kenmerken van de hel, die verborgen zijn voor ons.

Er kan een te menselijk beeld van de hel zijn, als er teveel gefantaseerd wordt. Het gebruik van beelden om de hel te karakteriseren is om aan ons mensenverstand tegemoet te komen. Dat betekent niet dat de hel wel meevalt. De beelden wijzen op een afschuwelijke realiteit, met als grootste kwelling het gescheiden zijn van God. Het gaat ons voorstellingsvermogen te boven.

De Heere heeft echter in de Bijbel niet voor niets alleen het nodige over de hel gezegd. In de Bijbel ligt de nadruk op het offer van de Heere Jezus. Hij is aan het kruis verlaten opdat Zijn kinderen nimmermeer van God verlaten zouden zijn (Heidelbergse Catechismus vraag en antwoord 44).

Zowel verzachten en afzwakken van het oordeel als fantaseren over de hel is daarom niet bijbels.

 


Woorden in de grondtekst voor 'hel'

Oude Testament

'Sjeol': dodenrijk. Wordt vertaald met 'graf' of 'hel'.

Nieuwe Testament

'Hades': plaats waar de goddelozen na dit leven zullen zijn. Wordt vertaald met 'hel'.

 


Verschillende opvattingen over de hel

Annihilationisme

Het 'vuur' van de hel is geen eeuwigdurende pijniging, maar een verterend en vernietigend vuur. Het vuur woedt net zo lang totdat alle goddeloosheid en daarmee alle goddelozen verteerd zijn. Dan dooft de vuurzee en is de hel voorgoed weg. Een persoon uit de kerkgeschiedenis die in de vernietiging in plaats van eeuwig lijden geloofde, was Justinus de Martelaar. John Stott, een Engels theoloog, heeft in Engeland en Amerika eind vorige eeuw weer opnieuw aandacht voor dit standpunt over de hel gevraagd.

 

Conditionalisme

De menselijke ziel is niet onsterfelijk. Alleen wie gerechtvaardigd wordt in Christus ontvangt onsterfelijkheid. Voor wie niet gerechtvaardigd is, is de dood het einde. De hel is dan een term voor 'het niets waar alle leven ophoudt' en krijgt geen concrete invulling.

 

Vagevuur

In de Rooms-Katholieke Kerk wordt van oudsher geleerd dat er een tussenstation tussen hemel en hel bestaat. De minder zware zondaars of mensen die op aarde nooit met Gods Woord in aanraking gekomen zijn, moeten daar een tijdlang verblijven om te boeten en gezuiverd te worden. Hierna worden ze opgenomen in de hemel. Vanaf de aarde kunnen deze zielen geholpen worden door voorbede van de nabestaanden. Dit gebeurt met name op 2 november, een dag die daarom Allerzielen wordt genoemd.

Vandaag de dag nemen veel rooms-katholieken afstand van deze leer.

Met deze dwaling wordt het offer van Christus onderschat. Zijn offer zou niet volmaakt zijn.

 

Voorgeborchte

Het voorgeborchte is in de Rooms-Katholieke Kerk een aanduiding voor het verblijf van de zielen die na het sterven niet worden toegelaten in de hemel en ook niet naar de hel of het vagevuur gaan. Het is wel een plaats van zaligheid, maar zonder het aanschouwen van God. Rooms-katholieken geloofden dat hier de ongedoopte, jong gestorven kinderen voorgoed en de gelovigen die gestorven zijn voor de opstanding van Christus tot de jongste dag opgenomen zijn. In april 2007 heeft de Paus Benedictus XVI in een geschrift aangegeven dat hij het bestaan van een voorgeborchte niet waarschijnlijk vindt, omdat het strijdt met de liefde van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's

2. De hel

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's