Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. De hemel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. De hemel

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De hemel is de plaats van heerlijkheid en eer aan de Heere. in de Bijbel wordt veel over de hemel gezegd. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de bijbelse gegevens en er wordt geprobeerd vanuit de Bijbel antwoord te krijgen op verschillende vragen die we over de hemel kunnen hebben.

 

Schepping van God

Het eerste dat in de Bijbel over de hemel gezegd wordt, is dat de hemel door God geschapen is: In den beginne schiep God den hemel en de aarde (Genesis 1: 1). Hemel en aarde vormen samen de schepping, de totale door God geschapen werkelijkheid. Ook in andere teksten is er sprake van de tweedeling tussen hemel en aarde, zoals in 1 Kronieken 29: 11a: Uwe, O HEERE, is de grootheid en de macht en de heerlijkheid en de overwinning en de majesteit, want alles wat in den hemel en op de aarde is, is Uwe.

Er wordt in de Bijbel ook gesproken over de hemel der hemelen (1 Koningen 8: 27). Hemel(en) is een vertaling van het Hebreeuwse 'sjamajiem'. Ditzelfde woord wordt ook gebruikt om God aan te duiden. Zo is de hemel aanduiding van de plaats waar God is.

Paulus schrijft in 2 Korinthe 12: 2 dat hij iemand kent, die 'opgetrokken is geweest tot in de derde hemel'. Hij volgt hier het toen gangbare Joodse gedachtegoed, dat de lucht of wolkenhemel de eerste hemel is, de sterrenhemel de tweede en de hemel als woonplaats van God de derde. Deze derde hemel is voor ons onaanwijsbaar. Het is Zijn woonplaats, de plaats van waaruit Hij handelt. De hemel is Zijn regeringscentrum. Dit kunnen we lezen in Psalm 103: De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles (vers 19).

 

De hemel als woonplaats van God

Om aan te geven dat de hemel de woonplaats van God is, wordt in de Bijbel ook de hemel en de aarde als tegenstelling aangegeven. De mens is op de aarde geplaatst door God en de hemel is de woonplaats van God: Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij der mensen kinderen gegeven (Psalm 115: 16) en Want God is in den hemel en gij zijt op de aarde (Prediker 5: 1b). Dat dit onderscheid belangrijk is om de heiligheid van de hemel als woonplaats van God aan te geven, blijkt uit de geschiedenis van de torenbouw van Babel. De poging om een toren te maken die tot in de hemel reikt, wordt meteen bestraft met de spraakverwarring (Genesis 11).

In Jesaja 6 kunnen we lezen dat de heiligheid van de Heere in de hemel zo onbeperkt aanwezig is, dat de serafs hun aangezicht bij het opmerken van deze heiligheid moeten bedekken. Vol ontzag voor deze heilige God roepen ze elkaar toe: Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen! Gods heerlijkheid en heiligheid is als het ware de uitstralende macht van Zijn wezen. Dat is huiveringwekkend en wekt ontzag en eerbied, omdat God zo rein is. Jesaja vreest te moeten sterven omdat hij deze heiligheid en heerlijkheid van de Heere gezien heeft. Deze heiligheid maakt Jesaja klein en eerbiedig.

Het is in de Bijbel slechts een enkeling die, meestal in de vorm van een droom of visioen, een glimp opvangt van de hemelse heerlijkheid. Denk bijvoorbeeld aan de roeping van Jesaja, die gepaard ging met een visioen van de Heere in de hemelse tempel (Jesaja 6) en aan de visioenen van de profeet Ezechiël (Ezechiël 1). Een voorbeeld in het Nieuwe Testament is Stefanus bij zijn sterven: Maar hij, vol zijnde des Heiligen Geestes, en de ogen houdende naar den hemel, zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechterhand Gods (Handelingen 7: 55).

De Heere Jezus geeft voor Zijn lijden en sterven aan dat Hij weer naar de hemel zal gaan. Hij gaat heen om een plaats daar te bereiden voor Zijn kinderen (Johannes 14: 2,3 en Heidelbergse Catechismus zondag 18). Paulus spreekt in Filippenzen 1: 23 dan ook de verwachting uit, dat hij na zijn sterven 'met Christus' zal zijn. Hij zit daar aan de rechterhand van de Vader, dat wil zeggen: in de hoogst denkbare positie naast God. Christus is daar al met Zijn lichaam aanwezig, omdat Hij met Zijn lichaam ten hemel is gevaren.

 

De hemel voor Gods kinderen

In de hemel is het volmaakt. Er is geen zonde, verdriet en pijn. Maar is die afwezigheid van zonde het belangrijkst? De hemel is geen veredelde vorm van de aarde, een super-aarde. Als we lezen dat er in de hemel geen zonde, geen pijn en verdriet is, kan snel het beeld ontstaan dat de hemel bestaat uit alle mooie dingen van de aarde zonder het kwaad. Maar dit doet tekort aan de hemel. In de hemel staan God en Zijn heerlijkheid centraal, niet de afwezigheid van de zonde. Hoewel dit laatste natuurlijk wel een gevolg is van de aanwezigheid van God. Als God niet centraal staat, dan staat de mens centraal en zou de hemel er alleen ten dienste van de mens zijn .

De heerlijkheid en volmaaktheid van de hemel is, net als het vreselijke van de hel, niet onder woorden te brengen. Het gaat om wat geen oog heeft gezien, wat geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgeklommen (1 Korinthe 2: 9). De Bijbel geeft in mensenwoorden iets aan van de heerlijkheid. Soms wordt daarvoor, met name in de Openbaring, beeldspraak gebruikt.

 

God zien

Op aarde kan er een verlangen zijn om bij God te zijn en God te zien. in de hemel zal dat zien werkelijkheid worden. Job zegt: En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot (Job 19: 26,27). Hem aanschouwen wil zeggen: naar Hem opzien en voor eeuwig de tijd hebben om Hem te bewonderen in al Zijn eigenschappen. Gods kinderen zullen hun God herkennen; Hij zal geen vreemde voor hen zijn. Maar ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken (Psalm 17: 15). Omdat ze verlost zijn van de zonde en weer aan het beeld van God voldoen, zullen ze volmaakt van God kunnen genieten. Met lichamelijke ogen zullen ze Hem op de nieuwe aarde mogen zien, na de wederkomst. Het genieten en verzadigd worden met Gods beeld begint voor hen na het sterven al. Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien (Mattheüs 5: 8). Het zien van God staat in verband met het terugkrijgen van het beeld van God. We zijn geschapen naar het beeld van God en in de hemel zullen Gods kinderen dit beeld weer terugkrijgen. Ze zullen gelijkenis vertonen met Hem. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is (1 Johannes 3: 2b).

 

Vreugde en dankzegging

Het belangrijkste in de hemel is de vreugde van God en de vreugde van Christus. Bij alles wat Christus gedaan heeft, heeft Hij steeds deze vreugde voor ogen gehad. Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods (Hebreeën 12: 2). God heeft tot Zijn eigen vreugde zondaren zalig gemaakt en verheugt zich over Zijn eigen werk. In de gelijkenis in Mattheüs 25 wordt in vers 23 tegen de dienstknecht gezegd: Ga in, in de vreugde uws heren. Gods kinderen mogen delen in deze vreugde en zich verheugen in God. Laat ons blijde zijn en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelve bereid (Openbaring 19: 7). Ze geven God en Christus de eer van hun verlossing. Dit gaat gepaard met eeuwig verwonderen, blij zijn, dankzegging en lofprijzing: Amen. De lof en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging en de eer en de kracht en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen (Openbaring 7: 12). In dit vers dankt de grote schare het Lam, omdat Hij hen lange witte klederen (koninklijke kleding en een teken van zuiverheid) gegeven heeft die ze gewassen hebben in Zijn bloed (Openbaring 7: 14). Ze danken Hem eeuwig voor hun verlossing.

In vraag en antwoord 58 van de Heidelbergse Catechismus wordt weergegeven dat er op aarde een beginsel van de hemelse vreugde wordt ervaren. Het antwoord zegt: 'Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geens mensen hart opgeklommen is, en dat om God daarin eeuwiglijk te prijzen'. Als Gods kinderen door het geloof de liefde en trouw van God in hun leven hier op aarde mogen ervaren, proeven ze alvast een klein beetje van de blijdschap die er in de hemel is. Dat is anders dan de blijdschap die we over aardse dingen mogen hebben, omdat God vreugde geeft die een steeds groter verlangen naar Hem geeft. Ze zien dan uit naar eeuwige blijdschap in Hem.

 

Liefde

In de eeuwigheid zullen Gods kinderen deelhebben aan de eeuwige liefde van God en ook de liefde van Gods kinderen tot elkaar zal een onderdeel van de hemelse vreugde zijn. De onderlinge verbondenheid in liefde zorgt voor eenheid. ledereen zal geliefd worden door God en God wordt geliefd, want de liefde is uit God en God is Liefde (1 Johannes 4: 8b en 16b). In de Bijbel wordt voor de liefdesverhouding met Christus het beeld van de Bruidegom en bruid gebruikt, bijvoorbeeld in Hooglied: Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen, ja, de rivieren zouden ze niet verdrinken (Hooglied 8: 7). Johannes krijgt op Patmos weer diezelfde bruid te zien: Kom herwaarts, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams (Openbaring 21: 9).

Samenvattend kan gezegd worden dat in de hemel alles voortkomt uit God: God verheugt zich over Zichzelf, daarom verheugen Gods kinderen zich ook. God is in zijn heerlijkheid aanwezig, daarom verwonderen Gods kinderen zich over Zijn heerlijkheid en krijgen ze daar nooit genoeg van. Er is volmaakte liefde, want de liefde is uit God.

 

Toekijken vanuit de hemel?

Vandaag de dag wordt soms gezegd dat overleden mensen vanuit de hemel toekijken wat de mensen op de aarde doen. Van bijvoorbeeld een overleden ouder of grootouder wordt geloofd dat ze vanuit de hemel kunnen meeleven met hun kinderen of kleinkinderen: 'Hij is in de hemel, maar hij ziet wel hoe het met me gaat'. Deze gedachten gaan veel te ver.

Er zijn twee bijbelgedeelten die zouden kunnen aangeven dat Gods kinderen weet hebben van wat er op aarde omgaat.

in Openbaring 6: 9 en 10 staat dat de martelaren vragen hoe lang het nog duurt voor hun bloed op aarde gewroken zal worden. Deze gestorven martelaren begrijpen dat God hun vijanden nog niet gestraft heeft. Het gaat hier om een gedeelte van een visioen, en verder is uit het visioen niet op te maken dat al Gods kinderen weten wat er op aarde gebeurt. Eigenlijk staat in dit gedeelte de rechtvaardigheid centraal voor het onrecht wat de martelaren is aangedaan. Het wijst erop dat Gods oordeel rechtvaardig is. Als tweede gedeelte kan Hebreeën 12 genoemd worden. Paulus geeft het voorbeeld van een renbaan, een loopbaan aan en de genoemde bijbelheiligen uit hoofdstuk 11 zijn de getuigen, de toeschouwers. Als het beeld letterlijk opgevat wordt, kijken de getuigen in de hemel toe. Maar is dat niet al te letterlijk?

Het is te menselijk geredeneerd als we zeggen dat Gods kinderen in de hemel niets zouden kunnen weten over de aarde. De Bijbel is echter erg summier in de gegevens hierover. In ieder geval zullen ze, als ze al iets van de aarde afweten, alleen oog hebben voor het volmaakte werk van God en kunnen ze geen verdriet meer hebben over wat er allemaal verkeerd gaat.

 

Herkenning in de hemel?

Voor veel mensen is het een vraag of mensen elkaar in de hemel zullen herkennen. Ze beroepen zich op Lukas 16: 19-31, 2 Samuël 12: 23 en Markus 12: 18-27. Lazarus werd in de schoot van Abraham gedragen (Lukas 16: 19-31). Hierbij moet gedacht worden aan een broederlijk naast elkaar aanliggen aan tafel, zoals dit in het oosten gebruikelijk was. Lazarus is bij de vader aller gelovigen. Het gaat hier om een gelijkenis, maar er kan uit opgemaakt worden dat Gods kinderen in de hemel niet buiten bewustzijn verkeren, maar ten volle beleven waar ze zijn en met wie. Er is volmaakte gemeenschap der heiligen. Er zal geen aardse invulling van relaties meer nodig zijn. Het gaat om gezamenlijk God loven en liefhebben.

David zegt nadat het zoontje van hem en Bathseba gestorven is: Nu is het dood; waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen (2 Samuël 12: 23). j. C. Ryle zegt over deze tekst dat David gelooft zijn kind in de hemel terug te zien.

In Markus 12 bestraft de Heere )ezus de Sadduceeën. Ze vragen Hem bij welke man een vrouw, die met zeven mannen getrouwd geweest is, na de opstanding zal horen. Na dit leven wordt er niet meer getrouwd. De relaties worden anders. ledereen is op God gericht en de relaties zoals we die nu op aarde beleven, zijn niet meer van toepassing. Over de verdere invulling van relaties laat de Heere Jezus Zich niet uit. Hij benadrukt direct hierna dat God een God der levenden is. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen. Maar Jezus wijst er op dat de dood in eerste instantie niet bij het leven hoorde.

Er is dus gemeenschap der heiligen in de hemel in het samen loven van God. Maar in hoeverre mensen elkaar zullen herkennen, wordt niet duidelijk.

 

De werken volgen

De hemel kan niet verdiend worden door het doen van goede werken. Toch staat er in Openbaring 14: 13 dat de werken van Gods kinderen hen zullen volgen na het sterven: Schrijf, zalig zijn de doden die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. Met 'arbeid' wordt hier 'zware inspanningen' bedoeld. Het gaat over de strijd van Gods kinderen die om Jezus' wil vervolgd worden. Hiertegenover wordt het rusten in de Heere gezet. Ze mogen in de hemelse heerlijkheid voor eeuwig rusten omdat er geen vervolgingen meer zijn. De zonde en vijanden blijven achter.

Met 'werken' worden de goede werken bedoeld. Het geloof draagt vruchten, namelijk de werken van dankbaarheid. Zelf zien Gods kinderen niet altijd dat ze bezig zijn geweest met goede werken. Dit lezen we bijvoorbeeld in Mattheüs 25: 34-40. Wanneer hebben wij U hongerig gezien en gespijzigd, of dorstig en te drinken gegeven? (vers 37b). Voorwaar zeg Ik u, voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan (vers 40).

In Openbaring 14 lezen we dus dat die werken mee de eeuwigheid in gaan. De werken gaan niet voorop; ze volgen. Dat wil zeggen dat ze geen vereiste zijn om in de hemel te komen. Maar er is wel groot loon voor wie Hem trouw heeft gediend. En hoe trouwer Gods kinderen Hem hebben gediend, des te groter het loon dat ze ontvangen zullen. Dat is alleen genade en ze geven daar God de eer van. De zwaarst beladen takken buigen het diepst onder het gewicht van de vruchten. Hoe meer loon, des te meer God gedankt wordt. Mattheüs 5: 10-12 vermeldt de zaligspreking van degenen die vervolgd worden om der gerechtigheid wil. Ook hier worden degenen die vervolgd worden zalig gesproken en wordt aangegeven dat hun loon groot is in de hemelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's

3. De hemel

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's