Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. De eindtijd volgens de Heere Jezus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. De eindtijd volgens de Heere Jezus

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste grote toespraak van de Heere Jezus in het Evangelie volgens Mattheüs is beschreven in de hoofdstukken 24 en 25. Sommigen noemen deze rede wel de 'tweede Bergrede'. Net zoals de eerste Bergrede (zie onder andere Mattheüs 5-8) wordt deze boodschap uitgesproken op een berg en gaat hij voor een belangrijk deel over de leer van Gods Koninkrijk. De 'tweede Bergrede' is vrijwel geheel gewijd aan dingen die in de toekomst zullen plaatsvinden. In Markus 13 en (in mindere mate) in Lukas 21 worden ook belangrijke delen uit deze rede beschreven. Op bepaalde punten geven ze zelfs meer informatie dan Mattheüs, maar meestal is dit andersom. Om die reden wordt uitgegaan van de rede zoals die in Mattheüs staat. Waar de twee andere evangelisten belangrijke aanvullende informatie geven, wordt daar op ingegaan.

De aanleiding van deze 'tweede Bergrede' vormt Jezus' opmerking dat de tempel verwoest zal worden (Mattheüs 23: 38). Kort daarna bevestigt Hij zijn eerdere uitspraak: Hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden (Mattheüs 24: 2). Zijn discipelen (volgens Markus 13: 3 zijn het alleen Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas) vragen daarop nieuwsgierig: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? Deze vraag vormt het startpunt van de lange toespraak van de Heere Jezus, waarin Hij het achtereenvolgens heeft over de eindtijd, Zijn wederkomst en het oordeel. Omdat het Zijn laatste grote toespraak is en omdat hij over de toekomst gaat, heeft hij ook een beetje het karakter van een afscheidsrede.

In Jezus' toespraak kunnen twee hoofddelen onderscheiden worden. Het eerste deel gaat over het einde der tijden (Mattheüs 24: 1-36) terwijl in het tweede deel een aantal gelijkenissen beschreven wordt, met lessen die nauw bij de eindtijd aansluiten (Mattheüs 24: 37 tot 25: 46). Deze schets richt zich met name op het eerste deel.

 

De verwoesting van de tempel en de toekomst (24: 1-3)

En Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem om Hem de gebouwen des tempels te tonen. En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: Hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden. En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk zal het teken zijn van Uw toekomst en van de voleinding der wereld? (vers 1-3).

De discipelen zijn nieuwsgierig! Immers, kort daarvoor heeft de Heere gesproken over de verwoesting van de tempel. De door Salomo gebouwde tempel (de eerste tempel) bestaat op dat moment al niet meer. De door Jeremia in hoofdstuk 7: 14-15 en door Micha in hoofdstuk 3: 12 voorspelde verwoesting van Jeruzalem en de tempel heeft ai plaatsgevonden bij de inval van de Babyloniërs (587 voor Christus).

Zeker, die verwoeste tempel is rond 500 voor Christus, na de terugkeer uit de ballingschap, weer opgebouwd. De herbouw is voltooid onder leiding van Zerubbabel, een kleinzoon van de koning Jojakin. Deze tempel was duidelijk minder mooi dan de eerste tempel. In de loop der jaren werd hij echter steeds meer verfraaid. In de dagen van Jezus' omwandeling op aarde is de tempel een hoogtepunt van architectonische kunst geworden. Het gebouw wordt in die dagen vanwege zijn schitterende vormen als een van de wereldwonderen gezien. Met name koning Herodes de Grote heeft veel bijgedragen aan de uitbouw en allerlei verfraaiingen van de tweede tempel.

Echter, de discipelen weten ook dat de profeet Daniël in hoofdstuk 9: 26 een tweede verwoesting van de tempel heeft voorspeld. Die zal pas plaatsvinden nadat de Messias gestorven is. Dan zullen 'de stad (Jeruzalem) en het heiligdom (de tempel)' verwoest worden. Zou, zo vragen zij zich af, de Heere hierop doelen als Hij over de afbraak van de tempel spreekt? Zal de tweede verwoesting nabij zijn?

Maar, zo menen de discipelen, in dat geval zal ook het einde van de wereld aanstaande zijn. Immers, God heeft de tempel gekozen als Zijn woning. Een definitieve vernietiging daarvan zal het einde van de wereld inluiden. Ze willen hier meer over weten. Daarom vestigen ze de aandacht van Jezus op de mooie tempelgebouwen. Vandaar ook de nieuwsgierige vraag van de discipelen naar het tijdstip van de aangekondigde verwoesting en welke rol de Heere hierin zal spelen.

 

De tekenen vóór het einde (24: 4-14)

Naar aanleiding van de vraag van de discipelen blikt de Heere Jezus vooruit. Hij voorziet de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel, zo'n 35 jaar later. Hij voorziet daarnaast ook een tijd van veel beproeving en lijden, die Hij omschrijft als 'een beginsel der smarten' (vers 8). Die tijd houdt niet op bij de verwoesting van Jeruzalem en de tempel door de Romeinen. Die zware tijden zullen doorgaan en het zal allemaal nog veel erger worden. Maar, 'nog is het einde niet' (vers 6). Om de discipelen en ook al hun volgelingen hierin meer inzicht te geven noemt de Heere in dit gedeelte een aantal 'tekenen van de eindtijd'.

En Jezus antwoordende zeide tot hen: Ziet toe dat u niemand verleide. Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden (vers 4 en 5).

Het eerste kenmerk dat Jezus noemt is 'verleiding'. Er zullen valse profeten komen. Zij zullen zeggen dat zij (nieuwe verschijningen van) Jezus zijn of in Zijn naam komen. Zij zullen ook beweren dat zij een betere en hogere boodschap hebben dan de Zijne. Hun woorden van verleiding zullen ook effect hebben. Velen zullen door deze valse profeten verleid worden. De geschiedenis heeft geleerd dat er inderdaad veel van deze valse profeten geweest zijn, die soms in kleinere kring maar soms ook wereldwijd grote invloed hebben gehad. Als we het hebben over een valse profeet met wereldwijde invloed, denken we dan niet meteen aan de profeet Mohammed, de grondlegger van de Islam? Op sommige plaatsen in de Koran spreekt hij met waardering over de mens (!) Jezus. Maar uiteindelijk ziet hij zichzelf als de laatste en hoogste profeet, die belangrijker is dan Jezus. Honderden miljoenen zijn en worden door zijn leer misleid.

En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet. Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen (vers 6 en 7).

Als tweede kenmerk wijst Jezus op een aantal ingrijpende gebeurtenissen, al dan niet door de mensen zelf veroorzaakt. Er zullen oorlogen zijn en geruchten over aanstaande oorlogen de ronde doen. De samenleving zal er in de toekomst niet vredelievender op worden. Volken en koninkrijken zullen tegen elkaar opstaan en elkaar uitmoorden in zware veldslagen. Zien we hiervan niet iets terug als we alleen al terugkijken naar de vorige eeuw? In de Eerste en Tweede Wereldoorlog zijn tientallen miljoenen doden gevallen door het oorlogsgeweld. Niet alleen soldaten zijn het slachtoffer geworden, maar ook velen uit de burgerbevolking, bijvoorbeeld door gerichte bombardementen van steden en door programma's voor het uitmoorden van Joden en zigeuners. Daarnaast zijn in de vorige eeuw ook tientallen miljoenen mensen omgekomen door honger. Soms als direct gevolg van oorlogen. Soms ook als het resultaat van onmenselijke politieke strategieën, zoals die bijvoorbeeld in de communistische Sovjet Unie hebben plaatsgevonden.

Naast oorlogen en hongersnoden zullen er ook 'pestilentiën' zijn: ernstige en besmettelijke ziekten, die mensen en dieren naar het graf slepen. Ook die hebben we in de vorige eeuw gekend. Bijvoorbeeld in de vorm van de Spaanse griep, die wereldwijd tientallen miljoenen mensenlevens heeft gekost. Op dit moment eist de AIDS-epidemie over de hele wereld, maar met name in Afrikaanse landen, vele miljoenen slachtoffers. Ook uit de dierenwereld kennen we wereldwijde pestepidemieën, waardoor (of waarvoor) miljoenen dieren gedood zijn. Verder herkennen we het geschetste beeld ook in de vele aardbevingen, die onze wereld teisteren. Wie herinnert zich niet meer de door een aardbeving veroorzaakte tsunami in het verre Oosten, waardoor vele duizenden mensen binnen enkele ogenblikken verdronken?

Natuurlijk, de hele menselijke geschiedenis wordt gekenmerkt door oorlogen, natuurrampen en andere epidemieën. Maar de intensiteit en de regelmaat van al dit onheil lijkt duidelijk toe te nemen. Een teken van de eindtijd.

Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten (vers 8).

De Heere wijst erop dat al deze gebeurtenissen slechts een voorspel vormen op de echte rampen die nog komen gaan. Ze zijn slechts een beginsel van de smarten die plaats zullen vinden bij Zijn wederkomst. Ze kunnen symbolisch gezien worden als het begin van de pijnlijke barenssmarten die aan de wedergeboorte van de wereld zullen voorafgaan (Mattheüs 19: 28). Deze gebeurtenissen zijn tekenen en signalen die in alle tijden zijn voorgekomen, zelfs in de periode van het Oude Testament. Ze herinneren de gelovigen eraan dat de wereld geen eindeloze toekomst heeft, maar dat het einde van de geschiedenis dichterbij komt. Maar, zo zegt Lukas 21: 9: Nog is terstond het einde niet.

Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken om Mijns Naams wil (vers 9). 

De tot hiertoe genoemde tekenen raken in principe alle mensen op aarde, ongeacht of ze christenen zijn of niet. De kenmerken die vanaf vers 9 genoemd worden, betreffen in eerste instantie de gelovigen in de wereld. In de periode van de eindtijd zullen zij verdrukt, vervolgd en gedood worden. Dit zal uiteindelijk geen lokaal verschijnsel zijn dat slechts plaatsvindt in enkele landen of regio's in de wereld. Op het hoogtepunt van deze vervolgingen zullen de gelovigen wereldwijd geconfronteerd worden met de haat van de wereld.

En dan zullen er velen geërgerd worden en zullen elkander overleveren en elkander haten. En vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden (vers 10 en 11).

Als gevolg van deze vervolgingen zullen vele oppervlakkige belijders van Christus geërgerd worden. Het christen-zijn brengt hen geen voordelen, maar juist grote nadelen. In plaats van erop vooruit te gaan blijken ze er minder van te worden. In de gelijkenis van het zaad vergelijkt Jezus deze mensen met zaad dat op steenachtige grond valt. Als vervolging of verdrukking komt (...) wordt hij terstond geërgerd (Mattheüs 13: 21). De massale christenvervolging veroorzaakt een grote geloofsafval. En daar blijft het niet bij. De afvalligen zullen de standvastige gelovigen gaan haten, en hun vorige broeders en zusters zelfs overleveren aan de wereld.

Markus en Lukas beschrijven het nog gedetailleerder. De gelovigen zullen overgeleverd worden aan wereldlijke en geestelijke rechters, en zij zullen in de gevangenissen gegooid worden. Zij zullen zelfs voor stadhouders en koningen gesleept worden vanwege het belijden van de naam van Christus. Lukas schrijft dat zij zich in die situatie geen zorgen moeten maken hoe zij zich voor de geweldigen van de wereld zullen verantwoorden. God Zelf zal hen de wijsheid schenken om de beschuldigingen te kunnen weerspreken. Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan allen die zich tegen u zetten (Lukas 21: 15). God zal de gelovigen in die omstandigheden zodanig beschermen, dat zelfs geen haar van hun hoofd zal vallen zonder Zijn wil.

Deze geloofsafval zal nog verhevigd worden door de komst van allerlei valse profeten. Deze valse profeten duidt Paulus in de eerste verzen van 1 Timotheüs 4 aan als leugensprekers, hebbende hun eigen consciëntie als met een brandijzer toegeschroeid.

En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden (vers 12).

Die tijd zal gekenmerkt worden door een toename van de zonden. Dit zal de kerk niet voorbijgaan. Ook onder de volgelingen van Christus zal de onrechtvaardigheid toenemen. Ook daar wordt niet meer naar Gods Woord en Gods wet geluisterd. Dit heeft grote consequenties voor het dagelijkse leven in de gemeenten waarin zij samenkomen. Door het leven in de zonden dooft de liefde voor God en de medemens uit. Het liefdegebod wordt niet meer in de praktijk gebracht. De liefde van velen verkoudt. Daardoor wordt het kil, ook in de gemeente. Een gevaar van alle eeuwen, dat ook nu niet denkbeeldig is. Er ontstaat veel verdeeldheid in de gemeente des Heeren door gebrek aan onderlinge liefde en doordat de eigen mening en eigen positie centraal staan.

Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden (vers 13).

Zeker, niet alle gelovigen vallen af en niet alle gelovigen worden liefdeloos. Er zullen er in de gemeente blijven die Christus in waarheid zullen blijven belijden en dienen. Zij zullen volharden tot aan het einde. Tot aan het einde van hun leven, dat zij soms - naar menselijke berekening - voortijdig bereiken doordat zij omwille van hun geloof terechtgesteld worden. Volgens Christus' Woord zullen zij zalig worden.

En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen (vers 14).

Als een ander teken van het einde noemt de Heere de wereldwijde prediking van het Evangelie. Als de boodschap van Zijn Woord overal in de wereld plaatsgevonden zal hebben, dan zal (daarna) het einde zijn. De kanttekenaars van de Statenvertaling menen (onder meer gebaseerd op Kolossenzen 1: 6) dat deze algehele prediking tot de gehele wereld al kort na Jezus' Hemelvaart heeft plaatsgevonden. Immers, het Evangelie was daarna niet meer uitsluitend voor het Joodse volk bestemd. Het was ook bedoeld tot een getuigenis voor de heidenen. Zij leggen daarom het 'einde' uit als de verwoesting van Jeruzalem en de tempel door de Romeinen in 70 na Christus.

Tegenwoordig meent men vaak dat er ook nog sprake is van een tweede en definitieve vervulling van dit teken. Het gaat dan om de verkondiging van Gods Woord in alle volkstalen. Pas nadat (een deel van) Gods Woord in de talen van alle volken voorhanden is, zal het ook in die taal verkondigd kunnen worden. En als die situatie bereikt is zal het einde komen. De Wycliffe Bijbelvertalers menen dat niet minder dan 97 procent van de ruim 6 miljard mensen die op dit moment de huidige wereld bevolken een Bijbel(gedeelte) in de eigen taal kunnen lezen. Zij menen verder dat in deze eeuw vertalingen voor de resterende volken beschikbaar zullen komen, zodat ook in hun volkstaal gepreekt kan worden. Dat betekent dat de totale vervulling van dit teken in de nabije toekomst verwacht kan worden.

 

De grote verdrukking (24: 15-28)

Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop) (vers 15).

In deze tekst verwijst de Heere Jezus naar de komst van een grote onderdrukking van de gelovigen, die gevolgd zal worden door de wederkomst van Christus (vers 29-31). In vers 15 verwijst Hij naar de woorden van de profeet Daniël, die al uitgebreide voorzeggingen gedaan heeft over de eindtijd. Daniël spreekt in de hoofdstukken 11: 31 en 12: 11 over een 'verwoestende gruwel' die 'gesteld' (opgericht) zal worden. Evenals Daniël legt de Heere Jezus een duidelijk verband tussen deze belangrijke gebeurtenis en de komst van de eindtijd.

De ontheiliging van de tempel in 168 voor Christus wordt algemeen gezien als een eerste (gedeeltelijke) vervulling van deze profetie. In dat jaar plaatst de Romein Antiochus IV Epifanes, die dan over Judea regeert, in de tempel een ereteken (beeld of altaar) voor de afgod Zeus. Ook worden er in die tijd varkens (onreine dieren) op het altaar geofferd, waardoor de offerdienst eigenlijk ophoudt. Een tweede (gedeeltelijke) vervulling van deze profetie lijkt plaats te vinden bij de verwoesting van Jeruzalem en de tempel door de Romeinen in 70 na Christus. Door deze verwoesting vinden er vanaf dat moment geen offers meer plaats. Dit lijkt een duidelijke vervulling te zijn van Daniëls profetie in hoofdstuk 12: 11 dat het gedurig offer zal weggenomen worden.

Verschillende exegeten (Bijbeluitleggers) menen dat er nog een derde en definitieve vervulling van deze profetie zal plaatsvinden. Zij betrekken de omschrijving 'verwoestende gruwel' dan niet zozeer op een goddeloos ereteken in de eerste tempel of op de ontheiligende verwoesting van de tweede tempel, maar op de antichrist die zich in de derde tempel zal openbaren. Naar deze persoon wordt in verschillende plaatsen in het Oude Testament (onder anderen Daniël 8: 24) en in het Nieuwe Testament (onder anderen 1 Johannes 2: 18 en 22 en 4: 3; 2 Johannes: 7 en de Openbaring 13) verwezen. Door de kerkgeschiedenis heen heeft men van verschillende personen gezegd dat zij de antichrist zijn (bijvoorbeeld de rooms-katholieke paus). Soms ook wordt niet een persoon, maar een macht aangewezen die antichristelijk zou zijn of antichristelijke kenmerken zou hebben. Denk hierbij onder meer aan het communisme of aan de islam.

Onder Bijbeluitleggers bestaat algemene overeenstemming over de gedachte dat er kort voor het einde der tijden een menselijk persoon zal opstaan die zich zal openbaren als de antichrist. Iemand die zowel politieke als religieuze macht zal hebben. Van hem wordt in 2 Thessalonicenzen 2 gezegd dat hij degene is die zich tegenstelt en verheft boven al wat God genaamd, of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende dat hij God is. Deze antichrist zal zich tegen Christus verheffen, maar zich ook voordoen als Christus. Vandaar dat sommige uitleggers in spanning toezien als bepaalde activistische, Joodse groeperingen spreken over een herbouw van de tempel. Immers, volgens een bepaalde Bijbeluitleg zou de oprichting van de derde tempel een definitieve vervulling van dit teken weer een stuk dichterbij brengen. Als die derde tempel er eenmaal staat, dan is het wachten op de antichrist, die daar zijn intrek zal kunnen nemen. Hij zal geweldig machtig zijn en in staat om grote wonderen te doen. En dat wel op zo'n manier, dat hij zelfs de uitverkorenen bijna zal verleiden.

Dat alsdan die in Judea zijn, vlieden op de bergen; die op het dak is, kome niet af om iets uit zijn huis weg te nemen; en die op de akker is, kere niet weder terug om zijn klederen weg te nemen. Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen. Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een sabbat (vers 16-20).

In dit tekstgedeelte lijkt de aandacht weer uit te gaan naar de tweede vervulling van Daniëls profetie. Als de discipelen zien dat deze 'verwoestende gruwel' aanstaande is (de verwoesting van Jeruzalem en van de tweede tempel), dan moeten zij en allen die in Judea zijn vluchten naar de bergen. In Lukas 21: 20-21 wordt dit in nog meer detail beschreven. Als de discipelen zien dat legers zich rondom Jeruzalem samentrekken, dan moeten zij snel naar de bergen vluchten. De omsingeling van Jeruzalem zal er een zeker teken van zijn, dat de verwoesting van de stad aanstaande is.

Die vlucht naar de bergen moet snel gebeuren. Ze moeten niet meer naar huis gaan om hun spullen te pakken. Het zal een vluchten zijn om het vege lijf te redden. Zoals je ook uit je huis vlucht als dat in brand staat. Ook al werk je half gekleed op het veld, dan heb je geen tijd meer om je kleren uit je huis te halen om goedgekleed te kunnen vluchten. Die vlucht naar de bergen zal ook met moeiten en ontberingen gepaard gaan, met name voor aanstaande moeders of moeders met kleine kinderen. Dat zal zeker het geval zijn als die vlucht ook nog in de winter met zijn vele regens zou moeten plaatsvinden. Daarom roept de Heere de discipelen op te bidden dat ze niet in dat seizoen hoeven te vluchten. En zeker ook niet op de sabbat, een dag die ook voor de pasgelovige christenjoden nog een aparte dag van rust was.

Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal. En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden (vers 21-23).

Wanneer dit teken van verwoesting zichtbaar zal worden en de gelovigen vluchten zullen, dan zal er een grote verdrukking komen. De Bijbel verwijst ook in andere tekstgedeelten naar verdrukkingen. Zowel in het Oude Testament (Daniël 12: 1; Jeremia 30: 4-7) als in het Nieuwe Testament (Openbaring 7: 14). Maar deze laatste verdrukking zal zwaarder zijn dan alle voorgaande. Het wordt daarom de 'grote verdrukking' genoemd. Ze wordt gekenmerkt door vervolging van de gelovigen door de antichrist. Gelijktijdig zullen ook allerlei bijzondere oordelen over de ongelovigen voltrokken worden. De vervolging van de gelovigen zal zelfs zo intens zijn dat ze allen dreigen af te vallen. Ze zullen alleen staande blijven omdat God de dagen van de verdrukking zal beperken. De Heere Jezus vraagt Zich zelfs af: Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? (Lukas 18: 8).

Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd. Zo zij dan tot u zullen zeggen: Zie, Hij is in de woestijn, gaat niet uit; zie Hij is in de binnenkamers, gelooft het niet. Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen. Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden (vers 23-28).

In die tijd van grote verdrukking zullen er weer veel valse, zelfbenoemde messiassen zijn. Zij zullen proberen hun status van messias te bewijzen door het doen van grote tekenen en wonderen, waarmee ze zelfs de uitverkorenen dreigen te verleiden. Als gezegd wordt dat zo'n messias 'in de woestijn' is of 'in de binnenkamer', dan moeten de gelovigen dat niet serieus nemen. Bij Zijn wederkomst zal Christus niet pas na een tijd verborgen te zijn geweest (verbeeld door de woorden 'woestijn' en 'binnenkamer') in het openbaar gaan optreden. Hij zal niet opnieuw Zich pas na zo'n dertig jaar aanwezigheid op aarde bekendmaken. Nee, Zijn wederkomst zal direct aan iedereen duidelijk worden. Zoals een eerste bliksemschicht iedereen ondubbelzinnig de directe komst van een onweer aankondigt. Zijn wederkomst zal niet twijfelachtig zijn, waarbij de een aan de ander zal vragen: Is Hij het nu wel of niet? ledereen zal weten dat Hij gekomen is, net zo duidelijk als het rondcirkelen van gieren aangeeft dat daar een dood lichaam ligt.

 

De wederkomst van Christus

En terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zulten van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zal in de hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve (vers 29-31).

Aan het einde van die grote verdrukking zullen er bijzondere natuurverschijnselen optreden. Een verduisterde zon, een maan die door het ontbreken van zonlicht verdonkerd is, en sterren die uit het heelal vallen. Gebeurtenissen die al in het Oude Testament genoemd en beschreven worden (Jesaja 13: 10; Ezechiël 32: 7-8; Joël 3: 15). Tekenen die de mensen die ze zien met grote schrik zullen vervullen. Als deze tekenen zullen verschijnen, zal Christus wederkomen. Eerst zal een duidelijk teken in de hemel te zien zijn, dat Zijn komst aankondigt en dat de mensen erg zal doen schrikken. Daarna zal Christus Zelf op de wolken terugkomen, met grote kracht en heerlijkheid. Hij zal op dezelfde manier komen als waarop Hij is weggegaan (Handelingen 1: 11). Dan zullen de engelen, onder het geluid van een sterk bazuingeschal, de uitverkorenen overal uit de wereld verzamelen en tot Christus brengen.

 

Wanneer zal dit alles zijn?

En leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak nu teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is. Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet dat het nabij is, voor de deur. Voorwaar Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. Doch van dien dag en ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen (vers 32-36).

Eigenlijk krijgen de discipelen pas hier een antwoord op hun oorspronkelijke vraag: Wanneer zullen deze dingen gebeuren (vers 3)? Dit antwoord wordt gegeven aan de hand van een gelijkenis. In tegenstelling tot de meeste bomen in Israël, verliest de vijgenboom in de winter zijn bladeren. In het voorjaar wordt de boom langzaam weer groen. Dit is voor de Israëlieten een duidelijk teken dat de zomer er aankomt. Op vergelijkbare wijze kunnen de discipelen weten wanneer het einde nabij is. Dat zal zijn als de aangeduide tekenen zullen plaatsvinden.

Wat zal het begin zijn van deze eindtijd? De generatie van mensen die leefden ten tijde van de omwandelingen van de Heere Jezus hebben het begin hiervan meegemaakt. Zij hebben gezien hoe de gruwel der verwoesting (opnieuw) in de tempel is opgericht en hoe Jeruzalem en de tempel zijn verwoest. Ook hebben zij meegemaakt dat het Evangelie ook aan de heidenen verteld is. Zij hebben als het ware het voorspel op de eindtijd meegemaakt. Het einde ervan hebben ze echter niet gezien. Dat is bewaard gebleven voor de generatie van het einde. Maar, zo zegt Jezus, ondanks alle veranderingen (de hemel en de aarde zullen voorbijgaan) zal Mijn woord van kracht blijven. Maar wat is dan het precieze moment van Jezus' wederkomst? Dat weet geen schepsel, zelfs de engelen niet. We kunnen wel weten dat het einde er aankomt. We zien dat aan de tekenen. Maar wanneer de laatste dag zal aanbreken, wanneer het moment van het einde er zal zijn, dat blijft voor ons verborgen.

 

Gelijkenissen naar aanleiding van de eindtijd

Met de bekende zinsnede dat niemand het uur van de wederkomst weet, sluit Jezus zijn rede over de eindtijd af. In de rest van Mattheüs 24 en in Mattheüs 25 zijn zes gelijkenissen opgenomen, die allemaal betrekking hebben op de eindtijd. Deze gelijkenissen gaan achtereenvolgens over:

• Het leven in de dagen van Noach (24: 36-42)

• De heer des huizes en de dief (24: 43 en 44)

• De goede en de slechte dienstknecht (24: 45-51)

• De wijze en de dwaze maagden (25: 1-13)

• De gelijkenis over de talenten (25: 14-30), en

• Het oordeel over de volkeren (25: 31-46).

In deze gelijkenissen komt vaak naar voren dat het tijdstip van Jezus' wederkomst onbekend is en dat die zal plaatsvinden, terwijl niemand het verwacht. In andere gevallen wordt een sterk accent gelegd op het 'voorbereid zijn' op het einde. In de laatste 'gelijkenis' staan twee gedachten centraal: het laatste oordeel van de mensen en de grote scheiding die daarna zal plaatsvinden.

 


De profeet Daniël

In het Oude Testament geeft het bijbelboek Daniël veel informatie over de eindtijd. De hoofdstukken 1 tot en met 6 van dit Bijbelboek bevatten de bekendere geschiedenissen van de profeet. In de hoofdstukken 7 tot en met 12 worden verschillende gezichten en profetieën beschreven. Die gaan vaak over komende wereldrijken. Zo vertegenwoordigen de vier dieren uit Daniël 7 vier verschillende wereldregeringen, waaronder die van het Griekse Rijk en het Romeinse Rijk. We lezen in dit gedeelte ook over 'eens mensen Zoon' (Daniël 7: 13; de komende Christus), Die een Rijk ontvangen heeft van 'de Oude van dagen' (Daniël 7: 14; God de Vader). Er ontstaat een zware strijd tussen dit Rijk en dat van de antichrist, die verbeeld wordt als een gruwelijk dier. Deze strijd duurt tot het einde der tijden, waarna het Rijk van Christus plotseling de overhand krijgt.

 


Israël en de toekomst

Aan de tekenen die de Heere Jezus in zijn eindtijdrede heeft genoemd, wordt nogal eens een ander teken toegevoegd: de komst van een duizendjarige rijk en de rol van Israël hierin. Zij die hierin geloven, worden vaak aangeduid als chiliasten. Zij baseren zich vooral op Openbaringen 20. Ondanks allerlei onderlinge verschillen menen chiliasten dat de laatste fase van de eindtijd er grofweg als volgt zal uitzien. De eerste wederkomst van Christus zal het begin vormen van een duizendjarig rijk. Christus zal als een vredevorst op aarde heersen vanuit de derde tempel. Ook zal er een opstanding zijn van gelovigen en wordt de macht van satan gebonden. In dit tijdperk van vrede zullen velen uit het Joodse volk Christus aannemen en zal Jeruzalem de hoofdstad van het Godsrijk zijn. Na deze periode wordt de satan weer ontbonden, zodat hij met alle macht de volkeren kan verleiden om hem te volgen. Vele gelovigen worden na satans ontbinding opgenomen in de hemel. In een laatste strijd tussen de gelovigen en de ongelovigen valt er onverwacht vuur uit de hemel, waardoor de ongelovigen de strijd verliezen. Hierna volgt Christus' tweede wederkomst. Satan en zijn volgelingen worden veroordeeld en verbannen naar de eeuwige pijn.

Enkele oudvaders hebben bijzondere verwachtingen gehad over een toekomstige bekering van het Joodse volk tot het geloof in Christus. Het sterk chiliastische accent van een eerste en tweede wederkomst hebben zij niet geleerd. Ook wij mogen verwachten dat God voor het einde van de wereldgeschiedenis nog belangrijke dingen zal doen met Israël. En dat uit het Joodse volk nog velen zich tot Christus zullen bekeren. Met name ds. G.H. Kersten heeft in zijn catechismuspreek over Zondag 22 van deze verwachting gesproken. Hij zegt daarin geen duizendjarig rijk te verwachten met Jeruzalem als centrum en een lichamelijk weergekeerde Christus op aarde. Maar hij voorziet een duidelijke plaats van Israël in de eindtijd. Vanwege de verkiezing zijn het de beminden om der vaderen wil en God zal hen niet voor eeuwig verstoten. Er zal in de eindtijd sprake zijn van een bekering van de Joden. Niet alle Joden die dan leven zullen zalig worden. Maar het zullen er wel zoveel zijn, dat Israël als volk een christelijke natie genoemd kan worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's

3. De eindtijd volgens de Heere Jezus

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

AanZet | 69 Pagina's