Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

2. Ontstaan van de Bijbel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Ontstaan van de Bijbel

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een generaal, een boer en een belastingambtenaar die een boek schrijven. De Bijbel is niet door één persoon geschreven. Of toch wel? In ieder geval zijn Jozua, Amos en Mattheüs maar drie van de ongeveer veertig Bijbelschrijvers. In dit hoofdstuk gaat het over de vraag hoe Gods Woord is ontstaan. Eerst wordt ingegaan op de geschiedenis van de Bijbel. Hoe ontstonden de Bijbelboeken? En hoe kwamen de Bijbelschrijvers tot het schrijven van 'hun' boek? Tot slot: hoe en waarom heeft de kerk deze boeken als Gods Woord geaccepteerd?

Als Paulus zijn brief aan Timotheüs schrijft, noteert hij ook: Al de Schrift is van God ingegeven (2 Timotheüs 3: 16a). Paulus schrijft zijn brief in het Grieks en gebruikt voor de woorden 'van God ingegeven' een woord ('theopneustos') dat ook kan worden vertaald met 'door God geademd'. Paulus schrijft dus eigenlijk: 'Al de Schrift is door de Geest van God geademd', God Zelf is de Schrijver. Een belangrijke tekst: God heeft Zelf Zijn Woord gegeven.

De Bijbelschrijvers zijn 'gedreven', ingeblazen door de Heilige Geest. Het zijn Gods woorden, zoals Hij wilde dat ze zouden worden opgeschreven. Petrus schrijft in zijn tweede brief: Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigen uitlegging; want de profetie is voortijds niet voortgebracht door den wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken (2 Petrus 1: 20 en 21).

In zijn eerste brief schrijft hij dat de Geest van Christus in de profeten was (1 Petrus 1: 10 en 11). God heeft Zijn Woord 'geïnspireerd'. Niet een Bijbelschrijver, maar God is de Auteur. De schrijvers waren Zijn instrument. Daarom heeft de Bijbel goddelijk gezag (Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 3 en 5).

 

Ontstaan Bijbelboeken

Het is moeilijk te zeggen hoe oud een boom is. Is de boom zo oud als het eerste groen dat boven de aarde uitstak? Of even oud als het zaadje dat eerst in de aarde ging? Of werd het pas een boom toen er iets van een stam ontstond? En zijn de takken even oud als de boom?

Het ontstaan van de Bijbel heeft veel weg van het groeien van zo'n boom. Hoe oud is Gods Woord? De apostel Johannes noemt Christus het Woord (Johannes 1: 1). En dat Woord is er altijd al geweest. Na de schepping klonk Gods Woord tot Adam en Eva. Maar als het gaat over het geschreven Woord van God, de Bijbel, dan is het Woord zo'n 3400 jaar geleden ontstaan.

Als het volk Israël op weg is naar het land Kanaän, geeft de Heere op de Sinaï Zijn wet. Geschreven woorden: de 'Tien Woorden', zoals de Joden de Tien Geboden noemen. En de Heere geeft Mozes de opdracht dingen op te schrijven. Toen zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek (Exodus 17: 14). Mozes heeft dat gedaan, zo blijkt uit andere teksten. Hij heeft dus het grootste deel van de eerste vijf boeken van de Bijbel geschreven. Het grootste deel, want vanzelfsprekend is het niet Mozes geweest die over zijn eigen begrafenis schreef: En de kinderen israëls beweenden Mozes in de vlakke velden van Moab, dertig dagen (Deuteronomium 34: 8a). Dat laatste hoofdstuk van Deuteronomium is mogelijk door Jozua geschreven.

Het is niet onmogelijk dat Mozes gebruik heeft gemaakt van fragmenten tekst die al eerder waren opgeschreven. Geslachtsregisters bijvoorbeeld, zoals in Genesis 5, waren misschien al vastgelegd op kleitabletten of op bladen papyrus, waar de Egyptenaren op schreven. In ieder geval is het Bijbels aan te nemen dat het Mozes is geweest die veel heeft geschreven van de boeken Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit Lukas 16: Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de Profeten; dat zij die horen (vers 29). Met 'Mozes en de Profeten' wordt in dit geval bedoeld: de boeken van Mozes en de profetieën.

Overigens lijkt het er op dat niet alle boeken waarnaar in de Bijbel wordt verwezen, bewaard zijn gebleven. In Numeri 21 wordt bijvoorbeeld gesproken over 'het boek van de oorlogen des HEEREN' (vers 14), maar dat boek bestaat niet meer. Is dat een probleem? De Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt: 'Wij geloven dat deze Heilige Schrift den wil Gods volkomenlijk vervat, en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt'.

 


Tora en Tenach

De eerste vijf Bijbelboeken worden ook wel 'Tora' genoemd. Tora is het Hebreeuwse woord voor 'wet'. Een andere naam die nog al eens wordt gebruikt is het Griekse woord 'Pentateuch', letterlijk: 'de vijf rollen'. De Joden hebben het vaak over de 'Choemasj', de 'vijf'.

Op de bewering dat Mozes de eerste vijf boeken heeft geschreven, is overigens veel commentaar van moderne theologen. Verschillende woorden zouden een Babylonische invloed verraden. Die woorden zouden er, volgens die theologen, op wijzen dat de vijf boeken later werden geschreven, omdat het volk Israël pas honderden jaren na Mozes naar Babel werd gedeporteerd.

Het Oude Testament wordt door de Joden ook wel 'Tenach' genoemd. Tenach is een soort afkorting van drie Hebreeuwse woorden: Tora (de wet), Nevi'iem (de profeten) en Chetoeviem (de geschriften). De eerste letters vormen samen het woordje 'TNCH' - Tenach.


 

In de tijd van koning Salomo is waarschijnlijk een groot deel van de eerste Bijbelboeken al op schrift gesteld. Behalve de vijf boeken van Mozes gaat het om Jozua, Richteren, Ruth en de boeken van Samuël. Ook een deel van het boek Psalmen is dan gereed. Het is koning Salomo die daar Spreuken, Prediker en Hooglied aan toevoegt. Een eeuw of vier later wordt het Joodse volk weggevoerd in de Babylonische ballingschap. Dan zijn de boeken, zoals Koningen, en een aantal profeten, zoals Jesaja, gereed. Als het volk terugkeert, zijn bijna alle boeken van het Oude Testament geschreven.

Het Nieuwe Testament is vanzelfsprekend minder oud dan het Oude. Tussen Genesis en Matthelis ligt ongeveer 1500 jaar. Het Nieuwe Testament is ook in een veel kortere tijd ontstaan dan het Oude. Waarschijnlijk is het evangelie van Markus het eerst en het evangelie van Johannes het laatst geschreven.

Behalve de vier Evangeliën en de Handelingen van de apostelen bewaarden de verschillende christengemeenten ook de brieven van de apostelen: de zendbrieven van Paulus - dertien in totaal -, de brieven van Jakobus, Petrus, Johannes en Judas. Een zogenaamde 'tranenbrief' van Paulus aan de gemeente van Korinthe is niet bewaard gebleven: ik heb ulieden uit veel verdrukking en benauwdheid des harten met vele tranen geschreven (2 Korinthe 2: 3 en 4). Waarschijnlijk wordt als laatste ook het boek Openbaring geschreven.

 

De Bijbelschrijvers

Al aan het begin van dit hoofdstuk bleek dat er veel verschillen waren tussen de Bijbelschrijvers. Jozua leidde het volk Israël als een generaal in de strijd om Kanaän. Amos was een boer: Ik was geen profeet, en ik was geen profetenzoon, maar ik was een ossenherder en las wilde vijgen af (Amos 7: 14b). En Levi - later: Mattheüs - werd door Jezus uit zijn tolhuis geroepen. Ook de afkomst van de Bijbelschrijvers is divers. Mozes werd opgeleid in Egypte, Salomo was een koning die internationaal actief was, Nehemia en Daniël werkten aan het hof van een heidense koning, Petrus was visser, Lukas een arts en Paulus een rabbijn.

De omstandigheden waarin zij schreven, zijn ook verschillend. Soms zelfs per hoofdstuk. Zo schreef Mozes in de woestijn, was de schrijver van Psalm 42 gevlucht, zaten Jeremia en Paulus in de gevangenis, was Lukas op reis en verkeerde Johannes als balling op Patmos. De schrijvers van bijvoorbeeld het boek Ruth of de boeken van de Koningen leefden waarschijnlijk in minder ingrijpende omstandigheden. God heeft Zijn Woord 'ingeblazen' bij de Bijbelschrijvers, maar dat betekent niet dat zij ineens heel andere mensen werden. Integendeel: God gebruikte de mensen zoals zij waren. Dat blijkt soms uit de stijl waarin een boek is geschreven, soms blijkt het uit extra aandacht voor bepaalde dingen. Een goed voorbeeld is Lukas, de schrijver van het Evangelie. Waarschijnlijk was hij arts van beroep: U groet Lukas, de medicijnmeester (Kolossensen 4: 14). Het is opvallend dat Lukas in zijn Evangelie als het om ziekte gaat, meestal iets preciezer is dan Markus bijvoorbeeld. Maar opvallend is dat bij de genezing van de bloedvloeiende vrouw Lukas juist iets minder schrijft: En een vrouw die twaalf jaren lang den vloed des bloeds gehad had, welke al haar leeftocht aan medicijnmeesters ten koste gelegd had, en van niemand had kunnen genezen worden (Lukas 8: 43).

Markus schrijft: En een zekere vrouw die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad had, en veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan ten koste gelegd en geen baat gevonden had, maar met welke het veeleer erger geworden was (5: 25 en 26). Lukas laat dus weg wat Markus als laatste schrijft: dat het erger was geworden met de vrouw. Wilde hij zijn collega's niet openlijk afvallen? In ieder geval heeft de Heere zo de gaven van de Bijbelschrijvers gebruikt bij het opschrijven van Zijn Woord.

 

De kerk en de Bijbel

Als de apostel Johannes - de laatste Bijbelschrijver - sterft, wil dat niet zeggen dat op dat moment de Bijbel in zijn huidige vorm gereed is. Want behalve de Bijbelboeken die nu in het Oude en Nieuwe Testament zijn opgenomen, bestonden er nog meer 'Bijbel'-boeken: de apocriefe boeken. Apocrief betekent letterlijk 'verborgen'. Deze apocriefe boeken zijn bijvoorbeeld het boek Judith, het Boek der Wijsheid, Jezus Sirach, het gebed van Manasse en de brief van Barnabas.

In de loop van de eerste eeuwen heeft de kerk aangegeven welke boeken zij als 'canoniek' beschouwde. Voor het Oude Testament zijn het vooral de Joden geweest die bepaald hebben welke boeken canoniek zijn; de kerk heeft als het ware de canon van de Joden overgenomen. Voor het Nieuwe Testament zijn dat de kerkvaders in de tweede eeuw geweest. Als iemand een erkende profeet van God was, dan waren zijn geschriften ook van God ingegeven. De kerkvaders aarzelden bijvoorbeeld bij de tweede brief van Petrus. Pas toen zij ervan overtuigd waren dat die brief echt door Petrus was geschreven, kreeg die brief een plaats in de canon. Eén van de belangrijkste redenen om een bepaald boek canoniek te noemen, is dan ook het 'profetisch criterium'.

Als het niet duidelijk was of een boek of brief door een apostel of leerling van een apostel was geschreven, zoals bij de Hebreeënbrief het geval is, keken de kerkvaders naar het 'gezagscriterium'. Het gaat daarbij om het gezag van God. Gaat het in het Bijbelboek om het 'Zo spreekt de HEERE'? Ook andere criteria, zoals de geestelijke zeggingskracht, de feitelijke en leerstellige juistheid en de oorspronkelijke aanvaarding speelden een rol. Het duurde enkele eeuwen voordat de kerk overeenstemming had bereikt over welke boeken wel en welke boeken niet bij de canon hoorden.

Dat een boek apocrief is, betekent niet dat er niets uit te leren is. Sterker nog: Guido de Brès schrijft in zijn Nederlandse Geloofsbelijdenis dat "de Kerk deze boeken wel lezen kan, en daaruit ook onderwijzingen nemen" (artikel 6).

 


Artikel 6. Onderscheid tussen de canonieke en apocriefe boeken

Wij onderscheiden deze heilige boeken van de apocriefe, als daar zijn: het derde en vierde boek van Ezra, het boek van Tobias, Judith, het boek der Wijsheid, Jezus Sirach, Baruch, hetgeen bijgevoegd is tot de historie van Esther, het gebed van de drie mannen in het vuur, de historie van Susanna, van het beeld Bel en van de Draak, het gebed van Manasse, en de twee boeken der Makkabeeën. Dewelke de Kerk wel lezen kan, en daaruit ook onderwijzingen nemen, voor zoveel als zij overeenkomen met de canonieke boeken; maar zij hebben zulk een kracht en vermogen niet, dat men door enig getuigenis van deze enig stuk des geloofs of der Christelijke religie zou kunnen bevestigen: zo ver is het vandaar, dat zij de autoriteit van de andere, heilige, boeken zouden vermogen te verminderen.

Nederlandse Geloofsbelijdenis


 

Vertalingen

De Bijbel is het meest verspreide Boek ter wereld. Miljoenen exemplaren zijn geschreven, gedrukt en op CD gebrand. Recent werd bijvoorbeeld de Statenvertaling met kanttekeningen op CD-rom uitgebracht. Ook op internet is Gods Woord te vinden, bijvoorbeeld op www.statenvertaling.net. De Bijbel is in veel vertalingen verspreid: Latijn, Engels, Duits, Nederlands en zelfs in talen die door kleine stammen ver weg worden gesproken.

Ook in Nederland zijn verschillende vertalingen in omloop. Voordat de Statenvertaling verscheen, werd door de oudvaders gebruik gemaakt van de Deux-Aes vertaling. De Statenvertaling kwam tot stand 'door last van de Hoogmogende Heren Staten-Generaal'. De Generale Synode 1618-1619 ging met deze opdracht aan het werk. De vertaling sloot dicht aan bij de oorspronkelijk tekst (zie kader). Tegelijk probeerden de vertalers de boodschap van Gods Woord in begrijpelijk zestiende eeuws Nederlands weer te geven.

Na de Statenvertaling verscheen een lange tijd geen nieuwe vertaling. Wel werd de Statenvertaling voortdurend aangepast. Het woord 'wijf' werd bijvoorbeeld vervangen door 'vrouw'. Ook werden veranderingen in de Nederlandse spelling meegenomen. In de laatste honderd jaar verschenen veel nieuwe vertalingen. De Nieuwe vertaling uit 1951, de Willibrordvertaling, de Nieuwe Bijbelvertaling en de Naardense Bijbel zijn de meer bekende Nederlandse. De lijst is lang.

Ook begon, in opdracht van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk, een commissie te werken aan een Herziene Statenvertaling (HSV). Doel van die commissie is het behouden van de Statenvertaling voor de komende generaties. Om dat doel te bereiken, worden ouderwetse woorden vervangen en verouderde zinnen 'hertaald' naar hedendaags Nederlands. In 2008 heeft de Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten besloten, dat in kerkdiensten en bij kerkelijke activiteiten gebruik van de Herziene Statenvertaling wordt afgewezen. De synode erkende wel dat de kerk het zich moet aantrekken, dat jongeren wel de taal van de wereld begrijpen maar niet meer die van de Bijbel kennen. 

Het nadeel van veel Bijbelvertalingen is dat zij een andere brontekst gebruiken, de tekst erg vrij vertalen of zelfs geen echte vertaling zijn. Zo geeft Het Boek geen letterlijke vertaling, maar een omschrijving of parafrase van wat de oorspronkelijke tekst zegt.

 


Niet altijd letterlijk

"De statenvertalers waren godvrezende en hooggeleerde mensen, die geprobeerd hebben Gods Woord te vertalen op een manier die zo veel mogelijk het taaleigen van de grondtaal trachtte te respecteren. Men bleef zo dicht bij het Hebreeuws en het Grieks dat men daardoor een stukje begrijpelijkheid opgeofferd heeft uit liefde en eerbied voor de heiligheid van het geïnspireerde Woord van God. Maar ook met het verlangen om in de taal van toen de Schrift voor zo veel mogelijk mensen toegankelijk te maken.

Aan de andere kant is de Statenvertaling een stuk minder letterlijk dan bijvoorbeeld de Naardense Bijbel. Op plaatsen waar een letterlijke vertaling van de grondtekst onbegrijpelijk Nederlands zou opleveren, hebben de vertalers van de Statenvertaling de vrijheid genomen enigszins van de vorm af te wijken ten gunste van het Nederlands. Daar zijn talloze voorbeelden van te geven, maar daar is hier helaas geen ruimte voor. Een blik in de kanttekeningen laat honderden plaatsen zien waar we kunnen lezen wat het Hebreeuws of het Grieks letterlijk zegt, maar waar de vertalers voor een minder letterlijke weergave kozen.

De statenvertalers gebruikten echter geen archaïsche - ouderwetse - taal. Wel is de vertaling door haar letterlijkheid niet altijd even gemakkelijk te begrijpen. Dat was in de zeventiende eeuw al zo, en dat is nu nog steeds het geval."

Dr. Reinier de Blois, 'Statenvertaling geen museumstuk' in: Reformatorisch Dagblad (27 december 2007).


 

Tot slot

Door alle eeuwen heen is de Bijbel bewaard gebleven. Dat is de goedheid en voorzienigheid van God. Terwijl andere boeken verminkt uit de tijd zijn gekomen, is Gods Woord onveranderd gebleven. De Joodse schrijvers telden de letters van een bijbelboek om te controleren of alles letterlijk was overgeschreven. De monniken stonden in lokalen achter schrijftafels te werken, terwijl één lezer de tekst hardop voorlas. Boekdrukkers en -binders vermenigvuldigden de Bijbels, evangelisten gaven het Woord van God door. Luther zong het al: 'Gods Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken'.

 


Een vaste Burcht

Gods Woord houdt stand in eeuwigheid

En zal geen duimbreed wijken.

Beef satan! Hij die ons geleidt,

Zal u de vaan doen strijken.

Delf vrouw en kind'ren 't graf,

Neem goed en bloed ons af;

Het brengt u geen gewin:

Wij gaan ten hemel in

En erven koninkrijken.

Maarten Luther (1483-1546) 

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2009

AanZet | 79 Pagina's

2. Ontstaan van de Bijbel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2009

AanZet | 79 Pagina's