Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

2. Petrus, Jakobus en Johannes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

2. Petrus, Jakobus en Johannes

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

In dit hoofdstuk gaan we de drie meest bekende discipelen langs. In de lijsten met discipelen in de Evangeliën worden ze meestal als eersten genoemd (soms staat Andreas, als broer van Petrus, op de tweede plaats). Petrus, Jakobus en Johannes zijn de drie intiemste discipelen van de Heere Jezus. Alleen zij zijn aanwezig bij de opwekking van het dochtertje van Jaïrus (Markus 5 en Lukas 8) en bij de verheerlijking op de berg (Mattheüs 17, Markus 9 en Lukas 9). Ook maken alleen deze drie discipelen van heel dichtbij het lijden van de Heere Jezus mee (Mattheüs 26 en Markus 14).

Eerst wordt iets verteld over wie de discipel is, waar hij vandaan komt en hoe hij geroepen is. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de gegevens die over de discipel in de Bijbel staan en daarna worden de belangrijkste gegevens uit bronnen buiten de Bijbel weergegeven.

 


Lijsten met discipelen

In de Bijbel wordt op verschillende plaatsen een lijst gegeven met de twaalf discipelen. Ze zijn te vinden in Mattheüs 10: 1-4, Markus 3: 14-19 en Lukas 6: 13-16. In het begin van elke lijst staat dat Jezus hen bij Zich roept en welke taak Hij hen oplegt.

In Mattheüs zendt de Heere Jezus ze uit en geeft ze macht om onreine geesten uit te werpen en om alle soorten van ziekte te genezen. Na de opsomming van de twaalf discipelen geeft de Heere Jezus hen allerlei opdrachten en waarschuwingen (Mattheüs 10: 5-42).

Ook Markus noemt de macht die de discipelen krijgen om ziekten te genezen en duivels uit te werpen. Hij noemt echter als eerste dat Jezus hen de opdracht geeft om te prediken.

Lukas vermeldt dat Jezus de twaalf discipelen uit de grote kring van volgelingen roept, om apostelen genoemd te worden.

Het is opvallend dat het in elke lijst gaat om discipelen, die uitgekozen worden om apostelen te zijn. Het volgen van de Heere Jezus staat dus in het teken van het getuige zijn van alles wat Hij gedaan en geleerd heeft. Door dicht bij Jezus te leven kunnen de discipelen later uitgaan om het Evangelie van Christus te verkondigen.

Daarnaast worden de discipelen ook genoemd in Handelingen 1: 13. Als getuigen van de Hemelvaart van Christus blijven ze in de opperzaal bij de tempel wachten. Daar wordt het twaalftal volgemaakt met de verkiezing van Matthias, omdat Judas er niet meer bij is. En na tien dagen van bidden en smeken (Handelingen 1: 14) wordt de Heilige Geest uitgestort.

 


De discipelen in de drie lijsten

Mattheüs:

Simon Petrus, Andreas, Jakobus (zoon van Zebedeüs), Johannes, Filippus, Bartholomeüs, Thomas, Mattheüs, Jakobus (zoon van Alfeüs), Lebbeüs (ook: Thaddeüs), Simon Kananites, Judas Iskariot.

Markus:

Simon Petrus, Jakobus (zoon van Zebedeüs), Johannes, Andreas, Filippus, Bartholomeüs, Mattheüs, Thomas, Jakobus (zoon van Alfeüs), Thaddeüs,  Simon Kananites, Judas Iskariot.

Lukas:

Simon Petrus, Andreas, Jakobus (zoon van Zebedeüs), Johannes, Filippus, Bartholomeüs, Mattheüs, Thomas, Jakobus (zoon van Alfeüs), Simon Zelotes, Judas (broer van Jakobus), Judas Iskariot.

Wat in deze lijsten opvalt, is dat de discipelen steeds ongeveer op dezelfde plaats genoemd worden. Judas Iskariot wordt steeds als laatste genoemd. De drie evangelisten schrijven er in de lijst ook bij, dat hij Jezus verraden heeft. De eerste vier zijn de bekendste discipelen, waarover het meest in de Bijbel staat. Drie van hen, Petrus, Jakobus en Johannes, waren de leerlingen die Jezus overal mochten volgen en het meest met Hem omgingen.

Omdat de discipelen in tweetallen uitgezonden werden tijdens het leven van Jezus, zou het goed kunnen dat in de lijsten steeds de tweetallen na elkaar worden genoemd. Mattheüs en Thomas worden steeds samen genoemd, zo ook Filippus en Bartholomeüs. De verschillen in opsommigen zijn dan terug te voeren op het feit dat Mattheüs en Lukas eerst de broers noemen (Simon en Andreas, Johannes en Jakobus), terwijl Markus de tweetallen noemt.


 

Simon Petrus

Driemaal wordt in de Evangeliën een lijst gegeven met de twaalf discipelen en driemaal staat Petrus op de eerste plaats. Hij is degene die het meest voorkomt in de Evangeliën. Van geen van de discipelen staan zo veel uitspraken in de Bijbel als van hem. Maar er is ook geen discipel die zo vaak moest worden bestraft. Geen discipel heeft zo openlijk beleden dat Jezus Gods Zoon is. Maar ook geen discipel is door Jezus zo openlijk bestraft en tegengesproken. Petrus is een opvallende verschijning onder de discipelen.

Naam, roeping en afkomst

Simon bar Jona, zoon van Jona, zo luidt de volledige naam van de discipel die vooral als Petrus bekend is. Zijn vader Jona is een visser uit Galilea. Simon is, evenals Andreas, afkomstig uit Bethsaïda. Later woont hij in Kapernaüm (Markus 1: 29).

Waarschijnlijk is hij eerst een discipel van Johannes de Doper geweest. Net als zijn vader is hij visser (Markus 1: 16). Ook is van Petrus bekend dat hij getrouwd is (Lukas 4: 38). In latere werken van kerkvaders wordt zijn vrouw Perpetua of Concordia genoemd.

Petrus is door zijn broer Andreas tot de Heere Jezus gebracht (Johannes 1: 41-43). Samen zijn ze door de Heere Jezus in dienst genomen: En Jezus wandelende aan de Zee van Calilea, zag twee broeders, namelijk Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder, het net in de zee werpende (want zij waren vissers). En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal u vissers der mensen maken. Zij dan terstond de netten verlatende, zijn Hem nagevolgd (Mattheüs 4: 18-20, vergelijk ook Markus 1: 16-18). Als visser geroepen, wordt hij door Jezus als 'visser der mensen' aangesteld. Opvallend is dat zowel Mattheüs als Lukas erop wijzen dat Petrus direct de Heere Jezus gevolgd heeft en zijn netten zomaar in het water heeft laten liggen.

Johannes beschrijft de naamsverandering van Simon. Bij zijn eerste ontmoeting met de Heere Jezus krijgt hij de Aramese naam Cefas, in het Grieks Petrus. En Jezus hem aanziende zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Jona; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk overgezet wordt: Petrus (Johannes 1: 43). Deze naam betekent zowel in het Aramees als in het Grieks 'rots'.

Wanneer de Heere Jezus Petrus bij zijn oude naam Simon noemt, dan wil Hij Petrus aan zijn afkomst herinneren. Met de naam Simon wordt hij tot discipel geroepen. De Heere Jezus neemt een gewoon en zondig mens in Zijn dienst. In de Bijbel komt deze kant van Petrus ook steeds naar voren. Wanneer hij Jezus verloochend heeft, spreekt de Heere Jezus hem na Zijn opstanding aan met Simon (Johannes 21: 15-17). Maar er is ook een andere kant. Van de Heere Jezus krijgt Simon de naam Petrus. Dat gebeurt wanneer hij vol geloof uitspreekt dat Jezus de Christus is (Mattheüs 16: 17). In beide namen komt iets van de aard van Petrus naar voren.

In de Bijbel

Een oude overlevering, die al in de kerkgeschiedenis van Eusebius wordt genoemd, zegt dat de evangelist Markus zijn Evangelie heeft geschreven op basis van wat Petrus hem heeft verteld. Maar niet alleen Markus, ook Johannes schrijft veel over Petrus. Johannes is dan ook veel met Petrus opgetrokken.

Tijdens de omwandeling van Jezus

Een van de eerste wonderen die de Heere Jezus doet, is het genezen van de schoonmoeder van Petrus, die met koorts op bed ligt. De genezing door de Heere Jezus is zo volkomen, dat ze gelijk opstaat en Jezus en Zijn discipelen bedient.

Petrus staat bekend als een impulsief man. Vaak is hij het die aan Jezus een vraag stelt of een reactie geeft op wat Hij zegt (vergelijk Markus 11: 21, Lukas 8: 45 en Mattheüs 15: 15 en 18: 21-22). Petrus' onstuimige karakter komt in de geschiedenis van de wonderlijke visvangst naar voren (Lukas 5: 1-11). Met het schip van Petrus vaart de Heere Jezus het meer op, nadat de discipelen na een hele dag vissen niets hebben gevangen. Wanneer Jezus hem dan de opdracht geeft opnieuw het net uit te werpen, wijst Petrus Hem erop dat ze de hele nacht hebben gevist en niets gevangen. Hij voegt er echter aan toe: Doch op Uw woord zal ik het net uitwerpen (Lukas 5: 5). Als het net weer aan boord getrokken wordt, zit het propvol vissen. Simon Petrus valt voor Jezus op de knieën en roept het uit: Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens (Lukas 5: 8).

In de storm op het meer van Galilea komt Petrus' impulsieve karakter duidelijk naar voren. Wanneer de Heere Jezus op het meer wandelt en de discipelen bang zijn, zegt Jezus dat Hij het is. Petrus antwoordt dan direct: Heere, indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water (Mattheüs 14: 28). Vol geloof stapt Petrus overboord en loopt naar Jezus over het water. Wanneer hij echter om zich heen kijkt en de hevige wind voelt, wordt hij bang. Direct begint hij onder water te zakken. Petrus weet dat alleen Jezus hem kan redden. Hij roept tot Hem om hulp. Jezus grijpt hem bij de hand en vraagt hem verwijtend: Gij kieingelovige, waarom hebt gij gewankeld? (Mattheüs 14: 31).

Een ander voorbeeld van Petrus' spontane aard is zijn belijdenis. Wanneer de Heere Jezus middenin een heidense omgeving aan Zijn discipelen vraagt Wie Hij is, antwoordt Petrus onmiddellijk: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. Jezus antwoordt hem dan: Zalig zijt gij, Simon Bar-Jona [= zoon van Jona]; want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is (Mattheüs 16: 17, vergelijk ook Markus 8, Lukas 9 en Johannes 6). Vervolgens geeft Jezus hem de naam Petrus en zegt hem dat Hij op deze belijdenis van Petrus Zijn kerk zal bouwen. Niet Petrus is het fundament van de kerk, maar zijn belijdenis. De kerk wordt gebouwd op Christus, de Zoon van de levende God.

Ook geeft Jezus aan Petrus, en in hem aan alie discipelen, de volmacht om door de prediking van het Woord scheiding aan te brengen. Ze mogen en moeten in de Naam van de Heere Jezus het Evangelie verkondingen. Hij is hun Opdrachtgever. Wat zij veroordelen op aarde, zal in de hemel veroordeeld worden, maar wat zij vrijspreken op aarde, zal in de hemel vrijgesproken worden. Niet veel later is het echter dezelfde Petrus die Jezus wil tegenhouden om naar Jeruzalem te gaan om te lijden en te sterven. Jezus berispt hem ernstig: Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen die Gods zijn, maar die der mensen zijn (Mattheüs 16: 23).

Na de verheerlijking op de berg komen de tempelbelastinginners bij Petrus om te vragen of Jezus wel belasting betaalt. De Heere Jezus wijst Petrus erop dat Hij voor de dienst aan Zijn Vader niet hoeft te betalen. Maar om geen aanstoot te geven, moet Petrus een vis gaan vangen. Deze vis heeft geld in zijn bek, genoeg om de belasting te betalen (Mattheüs 17: 24-27). 

Nadat de rijke jongeling weg is gegaan bij de Heere Jezus, omdat hij teveel aan zijn bezit vast zit, zegt Petrus: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn ü gevolgd; wat zal ons dan geworden? (Mattheüs 19: 27, vergelijk ook Markus 10 en Lukas 18). Jezus zegt hem daarop dat wie alles voor Jezus heeft overgehad, het in de hemel terug zal ontvangen.

Rondom het lijden en sterven van Jezus

De Heere Jezus wijst Petrus samen met Johannes, Jakobus en Andreas op de tekenen van het einde van de wereld (Markus 13: 3). Samen met Johannes stuurt de Heere Jezus hem op pad om de zaal in gereedheid te brengen voor het laatste paasmaal (Lukas 22: 8).

Wat wel het meest bekend is uit de Bijbel over Petrus is zijn verloochening van de Heere Jezus en zijn herstel erna. Vlak voor het lijden en sterven zegt de Heere Jezus tegen Petrus dat hij Hem driemaal zal verloochenen: Voorwaar Ik zeg u, dat heden in dezen nacht, eer de haan tweemaal gekraaid zal hebben, gij Mij driemaal zult verloochenen (Markus 14: 30, vergelijk Mattheüs 26, Lukas 22 en Johannes 13). Petrus gaat hier fel tegen in en zegt dat hij zelfs bereid is om met Jezus te sterven.

In Gethsémané slaat Petrus impulsief Malchus' oor van het hoofd (Markus 14: 47). Van een afstand volgt hij de gevangengenomen Jezus naar het huis van de hogepriester, waar hij op voorspraak van Johannes wordt binnengelaten. In dat huis ontkent Petrus tot driemaal toe dat hij Jezus kent en bekrachtigt dit met een eed. En hij begon zichzelven te vervloeken en te zweren: Ik ken dezen Mens niet, Dien gij zegt (Markus 14: 71, vergelijk Mattheüs 26, Lukas 22 en Johannes 18). Wanneer de haan kraait, gaat Petrus huilend naar buiten.

Na de opstanding van Jezus

Bij de opstanding gaat Petrus met Johannes naar het graf (Johannes 20: 3). Hij is de eerste discipel die het lege graf binnengaat. De vrouwen, die Jezus ontmoet hebben, krijgen de boodschap om de discipelen, en in het bijzonder Petrus, te vertellen dat Jezus leeft en dat Hij hen in Galilea zal ontmoeten (Markus 16: 7).

De apostel Johannes beschrijft de ontmoeting tussen Jezus en Petrus en het herstel van Petrus als discipel aan het meer van Galilea. Jezus vraagt daar aan Petrus of hij Hem liefheeft. Wanneer Petrus antwoordt, geeft Jezus Petrus een opdracht. Nadat Petrus tweemaal gezegd heeft dat hij Jezus liefheeft, wordt hij bedroefd. Driemaal heeft hij de Heere Jezus verloochend, en nu vraagt Jezus drie keer of hij Hem liefheeft. De derde keer antwoordt hij: Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb (Johannes 21: 17). Dan vertelt Jezus Petrus over zijn toekomst. Hij zal later, wanneer hij oud geworden is, gebracht worden waar hij niet wil. Dit zegt Jezus hem met het oog op zijn dood. Nieuwsgierig als hij is, wil Petrus gelijk weten wat er met Johannes zal gebeuren. De Heere vertelt hem echter dat hem dat niet aangaat.

In de Handelingen komt Petrus naar voren als één van de belangrijkste apostelen in de gemeente. Hij leidt de vergadering waar Matthias tot apostel wordt gekozen (Handelingen 1: 15) en voert namens de discipelen het woord op de Pinksterdag (Handelingen 2). In bijzijn van Johannes geneest hij een kreupele en wordt hij door het Sanhedrin verhoord (Handelingen 3 en 4). Ook bij Ananias en Saffira leidt Petrus het 'onderzoek' (Handelingen 5).

Petrus trekt het land door en verblijft in Lydda en Joppe, waar hij Eneas geneest en Tabitha uit de dood opwekt (Handelingen 9). In een visioen roept de Heere Petrus om naar Cornelius te gaan. Als hij daar is en het Woord brengt, wordt de Heilige Geest ook daar uitgestort en doopt Petrus Cornelius en zijn gezin (Handelingen 10). Deze doop verdedigt hij voor de andere apostelen (Handelingen 11). Vervolgens wordt Petrus gevangengenomen, maar door een engel uit de gevangenis bevrijd (Handelingen 12). Het laatste wat Lukas in Handelingen over Petrus schrijft, is dat hij het woord neemt op het apostelconvent (een soort synode) in Jeruzalem. Daar verdedigt hij de opvatting dat de heidenen niet de hele wet van Mozes moeten houden, maar alleen de belangrijkste voorschriften. Hiermee stemt de vergadering in (Handelingen 15). Het laatste wat de Bijbel over Petrus beschrijft, is dat hij zich in Antiochië met de andere Joden van de heidenen afscheidt. Hierover vermaant Paulus hem en wijst hem terecht (Galaten 2).

Buiten de Bijbel

De apocriefe 'Handelingen van Petrus' (geschreven tussen 150 en 200 na Christus) vermelden dat hij een dochter heeft, die aan één kant helemaal verlamd is. De mensen vragen hem waarom hij veel mensen geneest, maar zijn eigen dochter niet. Hij beveelt zijn dochter te lopen, zodat meer mensen zouden geloven. De menigte is hierover verheugd en verheerlijkt God. Vervolgens zegt Petrus tegen zijn dochter dat ze weer op haar plaats moet zitten en weer hulpeloos moet zijn. Het meisje wordt weer verlamd, waarop de menigte begint te huilen. De Heere had echter tegen Petrus gezegd dat zijn dochter veel mensen tot schade zou zijn als ze gezond zou blijven.

Hetzelfde geschrift vertelt ook over het verblijf van Petrus in Rome. Paulus is nog maar net uit Rome vertrokken, of er ontstaat onrust rondom een zekere Simon. Hij doet wonderen en beweert de grote kracht van God te zijn. Men vraagt zich zelfs af of hij de Christus is. Vele mensen zijn getuige van het feit dat Simon als een stofwolk boven de poorten van de stad heen vliegt, wat zijn gezag doet toenemen. De Heere zegt Petrus, die in Jeruzalem verblijft, dat hij naar Rome moet gaan om Simon als tovenaar te ontmaskeren. Het is dezelfde Simon, die Petrus uit Samaria heeft verdreven. Petrus komt aan in Rome. Simon de Tovenaar verblijft bij Marcellus, een afvallige christen. Door een aantal wonderen weet Petrus Marcellus weer voor het geloof te winnen. Hoewel ook Simon wonderen gaat doen, weet Petrus vele aanzienlijke mannen en vrouwen te overtuigen.

Nadat Simon een groot aantal wonderen heeft gedaan, maar steeds door Petrus wordt ontmaskerd als tovenaar, besluit hij om opnieuw zijn grote macht te laten blijken. Het moet duidelijk worden wie de waarheid spreekt, Petrus of hij. De volgende dag vliegt Simon hoog boven Rome. Petrus, die hiervan getuige is, bidt tot Christus en vraagt hem om Simon te laten neerstorten en kreupel te laten worden.

Simon valt neer en wordt invalide, 's Nachts wordt hij vanuit Rome naar een andere plaats gebracht. Na een operatie verliest hij het leven. Simon is definitief ontmaskerd als een tovenaar.

Wanneer jaren later de christenen in Rome bedreigd worden, wil Petrus de stad uitvluchten. Op de Via Appia, de weg naar het zuiden, ontmoet hij de Heere Jezus. Petrus vraagt: 'Domine, quo vadis?' (Heere, waar gaat U heen?). Jezus antwoordt hem dat Hij naar Rome gaat om opnieuw te sterven. Petrus begrijpt wat de Heere Jezus bedoelt en keert terug naar Rome. Rond 60 na Christus wordt hij op bevel van keizer Nero gedood. Hij moet, als niet-Romein, de kruisdood sterven. Op eigen verzoek wordt hij met het hoofd naar beneden gekruisigd: hij acht zich niet waardig om op dezelfde manier als zijn Meester te sterven.

 

Jakobus Maior

Wanneer in het Nieuwe Testament de naam Jakobus voorkomt, dan staat daar vaak een toevoeging achter: de broer van Johannes, de zoon van Zebedeüs, de zoon van Alfeüs, de broeder des Heeren, de kleine, de zoon van Maria en Kleopas en de broer van Judas. Waarschijnlijk gaat het om drie verschillende personen.

1. Allereerst is er Jakobus, de broer van Judas en ook de broer van de Heere Jezus. Deze Jakobus heeft naar alle waarschijnlijkheid ook de brief van Jakobus geschreven en is één van de belangrijkste personen in de gemeente van Jeruzalem (Handelingen 15: 13 en Galaten 2: 9).

2. Daarnaast is er de discipel Jakobus, de zoon van Alfeüs. Deze wordt ook wel Jakobus Minor (de kleinere) genoemd, waarschijnlijk vanwege het feit dat hij in Markus 15: 40 Jakobus de kleine genoemd wordt. Het is niet bekend of het onderscheid in grote en kleine teruggaat op hun grootte of op hun positie binnen de discipelenkring.

3. Tenslotte is er Jakobus, de zoon van Zebedeüs en de broer van Johannes. Hij wordt ook wel Jakobus Maior (de grotere) genoemd om hem te onderscheiden van Jakobus Minor.

Naam, roeping en afkomst

De discipel Jakobus is de zoon van Zebedeüs, een visser uit Galilea, en Maria Salome, een nicht van Maria, de moeder van de Heere Jezus. Hij is een broer van Johannes, die ook een discipel van Jezus is. Omdat Jakobus bijna altijd als eerste wordt genoemd, neemt men aan dat Johannes zijn jongere broer is. Samen met zijn broer Johannes wordt hij door de Heere Jezus geroepen, terwijl zij netten aan het boeten (repareren) zijn. En Hij (Jezus) vandaar voortgegaan zijnde, zag twee andere broeders, namelijk Jakobus, den zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeüs, hun netten vermakende, en heeft hen geroepen. Zij dan terstond verlatende het schip en hun vader, zijn Hem nagevolgd (Mattheüs 4: 21-22, vergelijk Markus 1: 19-20). Opnieuw, na Petrus en Andreas, worden twee broers door de Heere Jezus geroepen. Ook zij laten direct hun netten, het schip en zelfs hun vader achter om vissers van mensen te worden.

In de Bijbel

Jakobus komt twee keer op een niet zo gunstige manier naar voren in de Bijbel. Zijn gedrag is dan niet in overeenstemming met het doel van de komst van Jezus. De eerste keer is wanneer de Heere Jezus met zijn discipelen door Samaria op weg gaat naar Jeruzalem om gekruisigd te worden. De inwoners van een dorpje in Samaria willen geen onderdak aan de Heere Jezus en zijn discipelen bieden. Als nu Zijn discipelen Jakobus en Johannes dat zagen, zeiden zij: Heere, wilt Gij dat wij zeggen dat vuur van den hemel nederdale en dezen verslinde, gelijk ook Elia gedaan heeft? (Lukas 9: 54). Hiervoor worden hij en Johannes door de Heere Jezus bestraft. Jezus zegt hen dat Hij niet gekomen is om te verderven, maar om te behouden. In Markus 3: 17 staat dat de broers de bijnaam 'Boanerges', zonen van de donder, van Jezus ontvangen. Veel uitleggers van de Bijbel leiden dat op deze gebeurtenis terug.

De andere keer is later tijdens dezelfde reis, kort voordat ze bij Jericho komen (Mattheüs 20 en Markus 10). Jakobus en Johannes komen samen met hun moeder bij de Heere Jezus en vragen dan of ze aan de linker- en rechterkant van de Heere Jezus mogen zitten in Zijn Koninkrijk. Geef ons dat wij mogen zitten de een aan Uw rechterhand en de ander aan Uw linkerhand in Uw heerlijkheid (Markus 10: 37). Ze willen graag de voornaamste positie innemen in het nieuwe Koninkrijk. De Heere Jezus zegt echter dat die plaatsen aan die mensen gegeven zullen worden, voor wie dat bestemd is. Wanneer de andere discipelen het Jakobus en Johannes kwalijk nemen, zegt de Heere Jezus dat wie de grootste wil zijn, de dienaar van allen moet zijn. Want ook Hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen. 

Hoewel hij het lijden in Gethsémané van nabij heeft meegemaakt, blijft Jakobus op afstand tijdens de kruisiging en begrafenis van de Heere Jezus. Pas bij de verschijningen aan de discipelen is Jakobus weer aanwezig. Zo is hij erbij als Petrus gaat vissen en de Heere Jezus op de oever van het meer verschijnt (Johannes 21: 2). Met de andere discipelen is Jakobus getuige van de hemelvaart van Jezus en wacht hij op de uitstorting van de Heilige Geest (Handelingen 1). Enkele hoofdstukken en een aantal jaren later wordt hij voor het laatst genoemd. En hij (koning Herodes) doodde Jakobus, den broeder van Johannes, met het zwaard (Handelingen 12: 2). Als eerste van de discipelen moet hij vanwege zijn geloof in de Heere Jezus de marteldood sterven. Daarom wordt hij ook wel 'apostel van het geloof' genoemd.

Buiten de Bijbel

De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus (37-ca. 100 na Christus) en de kerkvader Clemens van Alexandrië (125/150-215 na Christus) weten te melden dat Jakobus vooral werkzaam was onder de Joden. Sommige bronnen vermelden dat hij op zendingsreis is geweest naar Spanje. Over de gevangenneming en dood van Jakobus zijn verschillende verhalen bekend.

Oude bronnen vermelden het feit dat onder zijn prediking in Jeruzalem een tovenaar, met de naam Hermogenes, tot bekering is gekomen. Dit laatste zou geleid hebben tot de dood van Jakobus (waarschijnlijk in het jaar 44 na Christus). Bij het proces tegen hem en zijn terechtstelling zou een gerechtsdienaar betrokken zijn, die onder de indruk van de geloofsmoed van Jakobus eveneens zijn geloof beleed. Tegelijk met hem is ook hij terechtgesteld. Men vermoedt dat Jakobus op de Olijfberg begraven is.

Anderen vermelden dat hij op het paasfeest, dat hij in Jeruzalem vierde, gevangengenomen werd. Na zijn onthoofding reisde zijn moeder Salome met het onthoofde lichaam van Jakobus naar Spanje. Daar heeft ze zijn lichaam aan land gebracht. Een blinde man zou het lichaam hebben aangeraakt en zijn genezen. Dit wonder vormt het begin van de opkomst van het christendom in Spanje. Een andere versie van dit verhaal vertelt dat het lijk van Jakobus op een onbemand scheepje in Israël is terechtgekomen en spontaan naar Spanje is gedreven. Na allerlei gebeurtenissen is een heidense koningin tot geloof gekomen en heeft hem in haar paleis begraven.

 

Johannes

Johannes is de jongste van de discipelen. Sommigen denken dat hij nog maar twintig jaar oud was, toen hij door Jezus geroepen werd. Hij is altijd het dichtst bij Jezus en wordt 'de discipel die door Jezus werd liefgehad' genoemd. Hij heeft het langst van alle apostelen geleefd. Naast het Evangelie van Johannes zijn er drie zendbrieven van hem opgenomen in de Bijbel (1 Johannes, 2 Johannes en 3 Johannes). Verder is ook de Openbaring van Christus aan Johannes door hem geschreven.

Naam, roeping en afkomst

De naam Johannes betekent 'God is genadig'. Hij is een broer van de discipel Jakobus en een zoon van Zebedeüs en Maria Salome. Samen met zijn broer en vader was hij een visser en woonde bij het meer van Galilea. Hij was één van de discipelen van Johannes de Doper. Toen Johannes de Doper de Heere Jezus aanwees als het Lam Gods, is Johannes met Andreas achter de Heere Jezus aangegaan. Wanneer Jezus hen vraagt wat ze willen, antwoorden ze: Rabbi, waar woont Gij? (Johannes 1: 39). Jezus nodigt hen uit: Komt en ziet (Johannes 1: 40). Jaren later weet Johannes nog dat het de tiende ure was. Zoveel indruk heeft deze eerste ontmoeting met de Heere Jezus op hem gemaak Samen met zijn broer Jakobus is hij door Jezus geroepen om Zijn discipel te zijn. En vandaar een weinig voortgegaan zijnde, zag Hij Jakobus, den zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broeder, en dezelve in het schip hun netten vermakende. En terstond riep Hij hen; en zij latende hun vader Zebedeüs in het schip met de huurlingen, zijn Hem nagevolgd (Markus 1: 19-20, vergelijk Mattheüs 4: 21-22). Op de roep van Jezus kunnen Johannes en Jakobus niet anders dan Hem volgen en alles achterlaten.

Waarschijnlijk was Johannes van goede komaf en bezaten zijn ouders een tweede huis in Jeruzalem. Dit verklaart waarom veel in het Evangelie van Johannes zich in Jeruzalem afspeelt. Ook is het opvallend dat Johannes goed bekend is in Jeruzalem en in de nacht waarin Jezus verraden werd zonder problemen getuige kan zijn van het verhoor van Jezus. Hij kent zelfs de voorzitter van het Sanhedrin, Kajafas. In Johannes 18: 15 noemt hij zich 'de andere discipel, die de hogepriester bekend was'.

In de Bijbel

Tijdens de omwandeling van Jezus

De eerste woorden die de Bijbel van Johannes aanhaalt, kenmerken zich door zorg voor de Naam van zijn Meester. Hij heeft iemand gezien die duivelen uitwierp, maar Jezus niet volgt. Samen met degenen die bij hem waren, heeft hij die man verboden duivelen uit te werpen. Jezus wijst hem echter terecht. Niemand kan iets in Zijn Naam doen en vervolgens kwaad over Hem spreken. Want wie tegen ons niet is, die is voor ons (Markus 9: 38, vergelijk Lukas 9: 49-50).

Enkele dagen later vraagt hij samen met Jakobus om vuur van de hemel, zodat de ongastvrije Samaritanen verteerd worden: Heere, wilt Gij dat wij zeggen dat vuur van den hemel nederdale en dezen verslinde, gelijk ook Elia gedaan heeft? (Lukas 9: 54). Jezus bestraft hen en wijst erop dat Hij gekomen is om zielen van mensen te behouden. Aan deze gebeurtenis dankt hij waarschijnlijk samen met Jakobus de bijnaam 'Boanerges', zonen van de donder (Markus 3: 17). 

Hij wordt met zijn broer Jakobus door de Heere Jezus terechtgewezen wanneer ze vragen om aan Jezus' linker- en rechterhand te mogen zitten in het Koninkrijk van God. En als de andere tien [discipelen] dit hoorden, begonnen zij het van Jakobus en Johannes zeer kwalijk te nemen (Markus 10: 41). Jezus wijst hen er op dat degene die de grootste zal willen zijn, de dienstknecht van allen moet zijn.

Rondom het lijden en sterven van Jezus

Johannes is aanwezig wanneer Jezus spreekt over het einde van de wereld (Markus 13: 3). Samen met Petrus wordt hij vooruit gezonden naar Jeruzalem om de paasmaaltijd te bereiden. Ze moeten een man volgen met een waterkruik op zijn hoofd en waar deze man naar binnen gaat, daar moet de maaltijd klaargemaakt worden (Lukas 22: 8).

Net als de discipel Mattheüs heeft Johannes een Evangelie geschreven. In dit Evangelie spreekt hij nooit over zichzelf als Johannes. Hij noemt zich 'de discipel die Jezus liefhad', Jezus had Johannes lief (Johannes 13: 23; 19: 26; 21: 7 en 20). In zijn Evangelie komt Johannes zelf weinig voor. Alleen aan het eind van het Evangelie, rondom het lijden en sterven van Christus, treedt Johannes uit de schaduw naar voren.

Bij de paasmaaltijd, voorafgaand aan het lijden van Jezus, zit Johannes vlakbij de Heere Jezus. Tijdens de maaltijd stelt hij de vraag, die onder de discipelen leeft, wie Jezus zal verraden. En een van Zijn discipelen was aanzittende in den schoot van Jezus, welken Jezus liefhad. (...) En deze vallende op de borst van Jezus, zeide tot Hem: Heere, wie is het? (Johannes 13: 23 en 25). Hieruit blijkt hoe nauw Johannes aan de Heere Jezus verbonden is.

Nadat Jezus gevangen is genomen, volgt Johannes Jezus naar het huis van Annas. Hij blijkt daar mensen te kennen en zorgt dat ook Petrus naar binnen kan komen. Johannes is de enige discipel die getuige is geweest van de kruisiging van Jezus, samen met enkele vrouwen, waaronder de moeder van de Heere Jezus. Jezus richt Zich bij het derde kruiswoord tot hem en Zijn eigen moeder. Jezus, nu ziende Zijn moeder, en den discipel dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijn moeder: Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie, uw moeder. En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis (Johannes 19: 26-28). Waarschijnlijk krijgt Johannes deze opdracht, omdat Maria ook familie van hem is.

Na de opstanding van Jezus

Op de morgen van de opstanding komt Johannes opnieuw naar voren. Samen met Petrus gaat hij naar het graf. Petrus dan ging uit, en de andere discipel (Johannes 20: 3). Johannes, die meestal op de achtergrond is, snelt voor Petrus uit en komt het eerst bij het graf. Toch is het Petrus die als eerste in het graf kijkt. Toen ging dan ook de andere discipel daarin, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het en geloofde (Johannes 20: 8).

Wanneer Jezus aan de discipelen verschijnt op de oever van het meer van Galilea, herkent Johannes Jezus als eerste. De discipel dan welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere. (Johannes 21: 7). Opnieuw is het Petrus die als eerste naar Jezus toegaat.

Aan het einde van Johannes' Evangelie vertelt Jezus iets over de toekomst van Petrus. Deze vraagt dan op zijn beurt naar de toekomst van Johannes. En Petrus zich omkerende, zag den discipel volgen welken Jezus liefhad, die ook in het avondmaal op Zijn borst gevallen was en gezegd had: Heere, wie is het die U verraden zal? (Johannes 21: 20). Jezus antwoordt Petrus dan dat hij er niets mee te maken heeft. Als Hij wil dat Johannes blijft leven tot de wederkomst, dan heeft Petrus hier niets mee van doen. Johannes zelf wijst erop dat velen dachten dat Jezus hiermee bedoelde dat hij niet zou sterven, maar zegt dat Jezus het niet zo heeft bedoeld. Petrus had niets met Johannes' toekomst te maken.

Johannes sluit zijn Evangelie af met een getuigenis van zichzelf. Hij verklaart dat hij zelf alles van dichtbij heeft meegemaakt: Deze is de discipel die van deze dingen getuigt en deze dingen geschreven heeft; en wij weten dat zijn getuigenis waarachtig is (Johannes 21: 24). Zo kan hij op een getrouwe wijze weergeven wat Jezus heeft gesproken en gedaan.

Het is opvallend dat Johannes vaak samen met Petrus optrekt. Ook in de Handelingen komen ze vaak samen naar voren. Na de Hemelvaart is Johannes met de discipelen aanwezig in een opperzaal (Handelingen 1: 13) en na Pinksteren gaat hij met Petrus naar de tempel, waar een kreupele man genezen wordt (Handelingen 3: 1-7). Hierna worden ze gevangen genomen en getuigen ze voor het Sanhedrin over Jezus' opstanding uit de doden (Handelingen 4). Het laatste dat Handelingen over Johannes vermeldt is dat hij samen met Petrus naar Samaria wordt gezonden namens de apostelen om te zien wat er onder de prediking van Filippus gebeurd is (Handelingen 8: 14-17). Johannes is in de gemeente te Jeruzalem één van de belangrijkste apostelen (Galaten 2: 9).

Op hoge leeftijd wordt Johannes naar het eiland Patmos verbannen, waar hij van de Heere de opdracht krijgt tot het opschrijven van alle visioenen die haar daar krijgt. Ik, lohannes, die ook uw broeder ben en medegenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was in het eiland genaamd Patmos, om het Woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus. (...) Schrijf hetgeen gij gezien hebt, en hetgeen is, en hetgeen geschieden zal na dezen (Openbaring 1: 9 en 19). Wat Johannes daar op Patmos heeft opgeschreven staat in de Openbaring van Johannes.

Buiten de Bijbel

De apostel Johannes heeft veel in Klein-Azië, en vooral in Efeze, gewoond en gewerkt. Uit die periode zijn veel verhalen over hem bekend. Zo zou hij een vrouw uit de doden hebben opgewekt en een gifbeker hebben gezegend, zodat het gif zijn kracht verloor.

Een bekend verhaal over Johannes vertelt Eusebius (ca. 263-339 na Christus) in zijn kerkgeschiedenis. De geschiedenis gaat over Theogenes, de meest geliefde leerling van Johannes in Efeze. Tijdens het verblijf van Johannes op Patmos is hij afvallig geworden. Wanneer Johannes terugkomt en vraagt wat er van zijn leerling geworden is, blijkt hij een gevreesd roverhoofdman te zijn. Ondanks dat velen bang voor hem zijn, gaat Johannes naar hem toe. En Theogenes, die voor geweld niet terugdeinst, slaat op de vlucht voor de oude apostel. Johannes laat hem echter niet gaan, maar achtervolgt hem. Wanneer Johannes hem heeft ingehaald en met hem heeft gesproken, krijgt hij berouw en keert terug naar de kerk.

Diverse schrijvers vermelden dat Johannes de marteldood is gestorven, terwijl anderen menen dat hij op hoge leeftijd een natuurlijke dood is gestorven. In de laatste jaren van zijn leven, toen hij bijna blind was, zou hij op een draagstoel naar de kerk zijn gedragen om tot de gemeente te spreken. Elke toespraak zou hij met dezelfde woorden hebben beëindigd: 'Kinderkens, hebt elkander vurig lief.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010

AanZet | 103 Pagina's

2. Petrus, Jakobus en Johannes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010

AanZet | 103 Pagina's