Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. Concilie van Constanz

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Concilie van Constanz

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sigismund, die inmiddels keizer van het Heilige Roomse Rijk is, en paus Johannes XXIII vinden het tijd om orde op zaken te stellen. Zij besluiten daarom een concilie - een grote vergadering van geestelijken - te houden om een eind aan de situatie met de twee pausen te maken. Daarnaast moeten de ketterijen van Wycliffe en Hus de wereld uit geholpen worden. Ook willen zij beginnen met een reformatie: vooral aan de leefwijze van de geestelijken kan wel wat verbeterd worden. In het najaar van 1414 reizen daarom talloze geestelijken, vorsten en geleerden af naar Constanz, een Duitse rijksstad aan de Bodensee.

Ook Jan Hus vertrekt uit Bohemen richting Constanz. Hij wordt begeleid door een paar Tsjechische vrienden, de edellieden Van Duba, Jan van Chlum, een professor met de bijnaam 'De Kardinaal' en een jonge secretaris, Peter van Mladoniovic, die een ooggetuigenverslag van alle gebeurtenissen heeft nagelaten.

Hus en zijn vrienden zijn zich bewust van de risico's die deze reis met zich meebrengt. Hus schrijft dan ook voor hij vertrekt zijn testament en overhandigt dit aan zijn opvolger in de Bethlehemkapel. In een afscheidsbrief aan de inwoners van Praag zegt hij, dat hij zonder bescherming van de koning vertrekt, ondanks dat er veel vijanden zijn. Hij vertrouwt echter op zijn wijze, machtige Heiland, ook wanneer hij dit met smaad, gevangenschap of de dood zal moeten bekopen. Hij spreekt het vermoeden uit dat men hem in Praag niet meer zal terugzien en beëindigt de brief in de hoop op een weerzien met de gemeente in de hemelse heerlijkheid.

Als Hus in de conciliestad aankomt, verzekert paus Johannes XXIII hem echter van zijn bescherming: 'Zelfs als Hus mijn eigen broer gedood had, zou hij veilig zijn in Constanz.' 

Dit blijkt een leugen. De kardinalen vinden het ook niet nodig tegenover iemand die onder de banvloek is woord te houden. Bovendien willen ze zo geruisloos mogelijk van Hus af. Ze willen hem zelfs geen gelegenheid geven zich te verdedigen tijdens het concilie, zal blijken. Aan een ketter gehoor geven, is het goedpraten van criminaliteit vinden ze. Al gauw wordt Hus dan ook gevangengenomen. De paus, die door Jan van Chlum aangesproken wordt op zijn woordbreuk, reageert laconiek; hij heeft genoeg aan zijn eigen problemen.

In Bohemen wordt er woedend gereageerd op de gevangenneming van Hus. De Tsjechen horen ook dat kardinalen het gerucht verspreiden dat zij het lichaam en bloed van Christus ontheiligen. Ze zijn verbijsterd en zien de gang van zaken op het concilie steeds meer als een directe aanval op Bohemen. Men begint Hus te zien als de nationale martelaar. De kerkhervorming wordt een nationale erezaak en de lekenkelk wordt het symbool van deze eensgezinde Tsjechische beweging. De Tsjechen sturen een protestbrief, maar dit heeft geen enkele invloed; het concilie neemt het document niet serieus.

 

Opgesloten

Op 2 maart 1415 treedt Johannes XXIII onder druk van de kardinalen af: 'Johannes, knecht der knechten Gods, verklaart hierbij vrijwillig af te treden.' In de hele stad luiden de klokken en er wordt een groots feest voor alle hoge gasten gegeven. Uiteraard is Hus hier niet bij aanwezig. Hij zit, sterk verzwakt, in zijn gevangenis. Een jeugdvriend en leider van de hervormingsbeweging uit Praag komt bij Hus op bezoek. Hij vraagt hem officieel toestemming te geven voor het geven van brood en wijn aan de gewone kerkmens tijdens het Avondmaal. Hus heeft dit altijd voorgestaan, dus uit principe zegt hij: 'ja'. Uit praktische overwegingen zegt hij echter: 'nee', omdat hij inmiddels inziet wat voor grote gevolgen dit zal hebben. Hus is niet uit op een breuk met de Kerk. Wanneer Hus' Praagse vriend vertrekt, neemt hij allerlei brieven en traktaten mee. Omdat het gerucht gaat dat Hus heeft willen vluchten, wordt hij verplaatst naar de burcht van de bisschop van Constanz. Hij wordt opgesloten in een toren en 's nachts met boeien aan de muur vastgemaakt. Hij blijft er afgezonderd tot 15 juni 1415, wachtend op het moment dat hij gehoord zal worden en zich zal mogen verdedigen.

Volgens de meerderheid van het concilie is Hus bij voorbaat schuldig, omdat hij de banvloek heeft gekregen vanwege zijn verzet tegen de aflaathandel en de kruistochten. Bovendien herkennen zijn aanklagers veel gedachten van Wycliffe in zijn werk. Eerder heeft het concilie de stellingen van Wycliffe veroordeeld als: 'rebels, dwaas, slechts ergernissen verwekkend, onzinnig en een vergrijp tegen de waarheid en alle goede zeden'. Zijn leer wordt voor eeuwig verdoemd en zijn gebeente moet worden opgegraven en worden verbrand.

Het enige wat Hus daarom nog kan doen, is zijn dwalingen herroepen. In dat geval zal hij de rest van zijn leven in een dichtgemetselde cel van een Zweeds klooster worden opgesloten. Wanneer hij niet herroept, zal hij verbrand worden.

 

Hus herroept niet

Sigismund van Luxemburg, keizer van het Heilige Roomse Rijk, ontvangt een brief waar 270 zegels aan hangen, afkomstig van de hoge en lage adel van Bohemen. Veel van de adellijke heren, die protesteren tegen de gang van zaken rondom Hus, kent hij. Omdat Sigismund belang heeft bij Bohemen - hij wil er graag koning van worden na Wenceslas - doet hij alsof hij hen tegemoet komt en dringt bij het concilie aan op een hoorzitting van Hus. Op 5 juni 1415 krijgt Hus daarom toch de gelegenheid zich te verdedigen.

De kardinalen, bisschoppen, doctoren en andere leden van het concilie moeten tegen hun zin Hus ontvangen. Zij leggen hem geschriften voor en vragen hem of hij die heeft geschreven. Hus antwoordt: 'Ja, dit heb ik geschreven. Wanneer men mij kan bewijzen dat zich daarin iets verkeerds bevindt, zal ik het nederig wijzigen.' Hier heeft men zich niet op voorbereid. Hus moet zijn mond houden! Als Hus zich op een beschuldiging wil verdedigen met een citaat van kerkvader Augustinus, wordt hij overstemd door geschreeuw. Hus ziet in dat hij zich niet redelijk kan uitdrukken en zwijgt. Dit wordt opgevat als teken van zwakte en hij wordt afgevoerd. Sarcastisch merkt hij op: 'Ik ben van mening dat het Heilige Concilie best meer discipline had kunnen tonen!'

De volgende dag wordt Hus verhoord over acht beschuldigingen. Het voornaamste doel hiervan is Hus' afhankelijkheid van Wycliffe te bewijzen. Hus maakt echter duidelijk dat hij niet precies hetzelfde denkt als Wycliffe. Die is radicaler in sommige zaken, is geen Tsjech en geeft dus antwoorden op andere vragen. De kardinaal die Hus ondervraagt doet er het zwijgen toe.

Wanneer hem nog gevraagd wordt of hij uit vrije wil naar Constanz gekomen is, zegt Hus: 'Als ik niet had gewild, waren er vele en machtige Boheemse baronnen geweest die mij op hun kastelen hadden beschermd, zodat noch de ene, noch de andere koning mij had kunnen dwingen hier te komen.' Koning Sigismund voelt zich in zijn eer aangetast. Alsof een paar Tsjechen hem zouden kunnen weerstaan! Hij zegt Hus maar snel te herroepen. Zo niet, dan zal hij de eerste zijn om de brandstapel aan te steken.

De derde dag moet Hus weer op allerlei beschuldigingen antwoorden. Vaak krijgt hij daar door het geschreeuw niet de gelegenheid toe. Sommige beschuldigingen zijn gebaseerd op verdraaide citaten uit zijn werk. Het proces sleept zich de hele dag voort. Men begint de spot met hem te drijven. 'Hoor hem, hij profeteert!' lachen de concilieleden wanneer Hus beweert dat Christus Zelf, zonder hulp van de paus of bisschoppen, Zijn kerk kan regeren.

Aan het eind van de beschuldigingen staat een kardinaal op. Hij dringt er bij Hus op aan zich over te geven aan de genade van het concilie. Dan zal men menselijk met hem handelen, uit eerbied voor de aanwezige Roomse keizer en zijn broer de koning van Bohemen. Hus moet zijn ketterijen bekennen en voor eeuwig afzweren. Bovendien moet hij de uitspraken die zij opgesteld hebben openlijk intrekken en het tegendeel ervan op schrift stellen.

Hus vraagt of men hem niet wil dwingen artikelen af te zweren die hij naar eer en geweten niet heeft geleerd of waarmee hij niet kan instemmen. Het enige wat hij graag wil, is de mogelijkheid om zijn visie te geven op wat er hem in de schoenen wordt geschoven. 'Hoor eens Hus', reageert keizer Sigismund, 'als ik jou was, zou ik alle dwalingen herroepen. Zelfs dwalingen die ik nooit had geleerd.' Hus kan dit niet en wordt teruggebracht naar zijn cel. Hij zegt tegen Jan van Chlum, die hem gezelschap houdt: 'Heer Jan, als ik mij bewust was iets tegen de Heilige Moederkerk gedaan te hebben, dan zou ik - en God is mijn getuige! - herroepen. Maar ik zou willen dat men mij betere en krachtiger argumenten uit de Heilige Schrift voorlegde, zodat ik inderdaad bereidwillig zou kunnen herroepen.'

Hus beroept zich op de Bijbel. Dat is niet gebruikelijk in zijn tijd. Het kerkelijk recht en de kerkelijke leer zijn maatgevend. Een bisschop, die gekomen is om Hus op andere gedachten te brengen en dit hoort, reageert dan ook: 'Wil je soms wijzer zijn dan heel het concilie?' Hus weigert weer meerdere keren de beschuldigingen - die deels onwaar zijn - te ondertekenen en begrijpt dat zijn dood nu onvermijdelijk is.

 

Sterven voor het Evangelie

Op 6 juli 1415 wordt er een mis gevierd in de kathedraal van Constanz. Na de viering komt Hus binnen. Een bisschop preekt over een gedeelte uit Romeinen 6: opdat het lichaam der zonde tenietgedaan worde (vers 6). Hij eindigt de preek met een oproep om dwalingen uit te roeien en daarom deze koppige ketter Hus te doden. De 260 artikelen waarop Wycliffe is veroordeeld worden voorgelezen en vervolgens de artikelen tegen Hus. Naast de bekende beschuldigingen en verdraaiingen, duiken er opeens ook nieuwe op: 'Hus heeft geleerd dat de drie-eenheid van God niet uit drie, maar uit vier personen bestaat en dat hij zelf de vierde persoon is.' 'Dat is niet waar!' roept Hus, maar wordt door gerechtsdienaars weer op zijn knieën gedrukt. 'Noem mij de naam van degene die dit beweert', vraagt Hus. 'Dat is niet nodig', luidt het antwoord. 'O ik ellendig mens, dat ik zulke lastertaal moet aanhoren', verzucht hij. Hij beroept zich op Christus als zijn laatste Rechter: 'Er is geen beroep zo zeker, als op de Heere Jezus Christus. Hij laat Zich niet door geschenken omkopen of door valse getuigen misleiden!' Dit wordt echter als godslastering bestempeld. Hus wordt uit de priesterlijke rang ontzet, nadat hem voor de laatste keer is gevraagd te herroepen en hij dat weigert. Men trekt hem onder vervloekingen zijn priesterkleding uit. Ook neemt men hem de misbeker uit de hand en zegt: 'Gij vervloekte Judas, wij nemen van u deze kelk der verlossing.' Hus antwoordt: 'Ik vertrouw op de Heere! Hij zal de kelk van Zijn verlossing niet van mij wegnemen en ik hoop deze nog heden in Zijn Rijk te zullen drinken.'

De rand haar die priesters hebben, de tonsuur, wordt van zijn hoofd geknipt, waarna het klinkt: 'Het heilige concilie van Constanz stoot u uit de heilige priesterstand. Alle kerkelijke rechten zijn u vanaf nu ontnomen. Daarom geven wij u over aan de wereldlijke macht.'

 

Op de brandstapel

Hus krijgt een papieren muts op. De 'ketterhoed' is beschilderd met drie duivels waaronder 'aartsketter' geschreven staat. Weer reageert Hus: 'Mijn Meester hebben ze gekroond met een doornenkroon.' Terwijl zeven bisschoppen hem de muts opzetten, zeggen zij: 'Hierbij geven we uw ziel aan de duivel over.' 'Ik geef mijn ziel aan Christus over', zegt Hus rustig.

In optocht wordt Hus naar een veld buiten de stad gebracht. Tienduizenden burgers zijn op de been en tweeduizend militairen proberen de gebeurtenis in goede banen te leiden. Onderweg passeert hij een plein waar ze zijn boeken aan het verbranden zijn. Op een andere plaats wordt de oploop zo groot, dat een brug onder de massa bezwijkt.

Op het veld aangekomen, knielt Hus en bidt met woorden uit de psalmen: Op U, o HEERE, betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. In Uw hand beveel ik mijn geest (Psalm 31: 2 en 6).

Hij wordt door de beulsknechten bevolen om op te staan. In het Tsjechisch roept hij dan luid: 'Heere Jezus Christus, deze verschrikkelijke dood wil ik geduldig en nederig dragen omwille van Uw Evangelie en de prediking van Uw Woord.' Hus moet met zijn muts op nog een ronde maken langs het publiek, dat zich verbaast over de man die steeds bidt: 'Jezus Christus, Zoon van de levende God, erbarm U over mij.'

Dan wordt Hus op de brandstapel gebonden. Twee karrenvrachten hout vermengd met stro worden rond zijn lichaam opgestapeld. Nogmaals wordt hem gevraagd of hij wil herroepen. Het is zijn laatste kans, maar Hus zegt: 'In de evangelische waarheid wil ik vandaag sterven.'

De afgevaardigden van keizer Sigismund rijden weg om hem verslag te doen. 'Jezus Christus, Zoon van de levende God, erbarm U over mij,' herhaalt Hus tot hij sterft. Zijn as wordt nog dezelfde dag uitgestrooid over de Rijn.

 

Vaak overgeschreven

Het concilie heeft besloten dat de boeken en geschriften van Hus vernietigd moeten worden. De uitvoering van dit besluit is gemakkelijker in zijn tijd, dan later wanneer de boekdrukkunst is uitgevonden. Doordat de boeken overgeschreven moeten worden, zijn er niet zoveel exemplaren van. Ook kunnen er niet snel veel nieuwe boeken gedrukt worden als dit besluit bekend wordt en de nieuwsgierigheid ernaar juist toeneemt.

De boeken van Hus in het Latijn zijn daarom binnen korte tijd erg schaars en zijn gedachten worden buiten Bohemen dan ook moeilijk verspreid. In Bohemen worden zijn Tsjechische werken juist nog geliefder en worden ze heel vaak overgeschreven. De ideeën van Hus worden hierdoor bekend onder het hele volk. Ook beïnvloeden Hus' boeken zo de verdere ontwikkeling van de Tsjechische taal. Het lukt het concilie door middel van allerlei intriges de heersende pausen aan de kant te schuiven. In het najaar van 1417 kiezen zij een nieuwe paus: Otto Colonna, een Italiaan die de ambtsnaam Martinus V aanneemt. Keizer Sigismund valt als eerste de nieuwe paus te voet en leidt daarna hoogstpersoonlijk het pauselijk muildier naar de kathedraal waar Hus terecht heeft gestaan. Het volk juicht. Het concilie is 'geslaagd': de ketterijen zijn de wereld uit. En er is één nieuwe paus, aan het Westers Schisma is een eind gekomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010

AanZet | 82 Pagina's

3. Concilie van Constanz

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010

AanZet | 82 Pagina's