Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. Tweede brief van Johannes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Tweede brief van Johannes

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor ons is de tweede brief van Johannes ook de tweede brief die we van hem lezen. Voor de oorspronkelijke lezers of hoorders aan wie Johannes schrijft, is dat niet zo. De brief is aan een andere gemeente gericht dan de eerste brief. Waarschijnlijk hebben ze de inhoud van de eerste brief dus niet gekend. De tweede brief van Johannes lijkt wel een samenvatting van de eerste brief. Johannes schrijft ook over dwaalleraars, over een nieuw gebod, over elkaar liefhebben en wandelen naar Zijn geboden.

Een verschil is echter dat de dwaalleraars waarschijnlijk deze gemeente nog niet verlaten hebben. Niets in deze brief wijst erop, dat de gemeente al gescheurd is. Van de gemeente in 1 Johannes wordt dat in 1 Johannes 2: 19 wel duidelijk gezegd.

 

2 Johannes: 1-3 Aanhef en opening

In het eerste hoofdstuk van deze schets is al beschreven waarom Johannes het woord 'ouderling' gebruikt en wie bedoeld worden met 'vrouwe en haar kinderen'. Wat dit laatste betreft: de gemeente is de vrouw en de gemeenteleden gelden als haar kinderen. We weten ook bij deze brief niet precies aan welke gemeente in Klein-Azië hij gericht is. Johannes begint de brief heel positief door te zeggen dat hij de gemeente liefheeft. Hij heeft hen in waarheid lief. Het is oprechte liefde. Alle andere gelovigen hebben deze liefde ook (vers 1). 'Waarheid' in deze verzen duidt op twee dingen: 1) oprecht, echt en 2) de waarheid van het christelijk geloof. Een gelovige is iemand die de waarheid van de leer van Christus kent, maar ook iemand die oprecht is. De Heere Jezus heeft Zelf gezegd dat Hij de Waarheid is (Johannes 14: 6). En wie in Christus gelooft, weet dat Hij het gebod gegeven heeft om elkaar lief te hebben in waarheid.

Johannes geeft het woord 'waarheid' een dubbele bodem en maakt er in de eerste drie verzen een woordspel van. Liefde, waarheid en het kennen van Christus hangen nauw met elkaar samen. De Grieken in de tijd van Johannes konden lang filosoferen over het woord 'waarheid'. Johannes geeft direct duidelijkheid en verbindt waarheid met God en Christus. Dit is tegelijk een eeuwige waarheid (vers 2). 

Johannes wenst hen in het derde vers genade, barmhartigheid en vrede toe. Het is geen oppervlakkige wens. Er staat in het Grieks: 'Genade, barmhartigheid en vrede zal met ulieden zijn'. Het is een zekerheid. De drie woorden genade, barmhartigheid, vrede wijzen op een goede relatie met God. Genade verwijst naar de verzoening door het offer van Christus. Barmhartigheid verwijst naar de bewogenheid en betrokkenheid van God op Zijn kinderen. Vrede wijst vooral op innerlijke vrede en rusten in God.

Johannes noemt direct in de aanhef al de Vader en de Zoon. Hij benadrukt zo dat Jezus een Persoon in het Goddelijke Wezen is naast de Vader. Hij is niet ondergeschikt, maar de Zoon van de Vader.

De genade, barmhartigheid en vrede wordt hen door God in waarheid en liefde toegewenst (eind vers 3): Johannes wenst het in waarheid en liefde, dat wil zeggen oprecht en met de liefde van zijn hart. God geeft oprechte genade, barmhartigheid en vrede uit liefde.

 

2 Johannes: 4 Blijdschap van de schrijver

Johannes heeft waarschijnlijk kortgeleden contact gehad met enkele gemeenteleden. Hij heeft het in dit vers niet over de gehele gemeente. Het woord 'vinden' wijst op een ontmoeting.

Hij heeft hun geloofsleven gezien en zegt nu dat hij blij is dat ze in de waarheid wandelen. Dat wil zeggen, dat ze geloven en belijden dat Christus de Zoon van God is en dat ze hun leven inrichten volgens dit geloof. Dit in tegenstelling tot de dwaalleraars. Dit 'verblijd zijn' van Johannes heeft iets in zich van dankbaar zijn. Paulus heeft ook regelmatig in zijn brieven geschreven, dat hij blij of dankbaar is om het geloof van de gemeenteleden (Filippensen 1: 3, 4 en 1 Thessalonicenzen 1: 2 en 3: 9).

Het leven in de waarheid is niet vrijblijvend. Dat maakt Johannes duidelijk door te zeggen dat God het geboden heeft. Het gebod heeft hij in 1 Johannes 3: 23 wat specifieker verwoord: En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft.

 

2 Johannes: 5-6 Kern van de brief: gebod van liefde

De gemeente komt er niet alleen met een uiting van blijdschap vanaf. Johannes geeft de gemeenteleden ook een opdracht. Johannes brengt het gebod dat ze al kennen extra onder de aandacht door hen klemmend te vragen (bidden) elkaar lief te hebben. Hij betrekt zichzelf er bij: dat wij elkaar liefhebben. Het gebod heeft immers betrekking op iedere christen.

Ze horen dat ook niet voor het eerst, het is geen nieuw gebod. Toen hen het Evangelie verkondigd is, is dit gebod gegeven. Anders dan de dwaalleraren komt Johannes niet met vernieuwingen of met extra lasten voor zijn lezers. De dwaalleraren gaven steeds meer wetten en regels waaraan ze zich moesten houden. Dit liefdesgebod is vanaf het eerste begin meegegeven (zie zowel vers 5 als 6). De vraag is daarom niet of de lezers het gebod wel kennen, maar of zij zich eraan houden, ook wanneer dat niet vanzelf gaat.

Johannes noemt nog kort wat liefhebben inhoudt: dat wij wandelen naar Zijn geboden. Het gaat dus om liefde tot elkaar, maar ook om liefde tot God door Hem te gehoorzamen. In 1 Johannes en in Johannes 13: 34,35 werkt Johannes het uitvoeriger uit.

 

2 Johannes: 7-11 Kern van de brief: omgaan met dwaalleraars

Er dreigt gevaar! Johannes zegt als het ware: Ik moet dit gebod van de Heere wel herhalen en u erop wijzen in de waarheid te wandelen, want er zijn dwaalleraren actief. De waarheid, de juiste kijk op Jezus Christus als Zoon van God, loopt gevaar. De enige manier om niet door hen beïnvloed te worden, is in de waarheid te blijven wandelen.

Johannes geeft niet veel informatie over de dwaalleraars. Hij zegt alleen dat ze niet geloven dat Jezus Christus mens geworden is en naar deze aarde gekomen is. En dit is nu net de kern van het Evangelie. Een iegelijk die overtreedt en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet (vers 9a). Het gaat dus niet zomaar om wat dwalingen in uiterlijke dingen of bijzaken. Hun leer vormt een grote bedreiging. Ze proberen anderen te verleiden. Er staat niet dat ze geweld of macht gebruiken, maar dat ze 'verleiden'. Het klinkt mooi wat ze zeggen.

Johannes gebruikt ook forse taal: antichrist, verleiders. Hij geeft aan dat de gemeente ze fors moet aanpakken. Er staat veel op het spel. De gemeente zou alles wat ze geleerd hebben, kunnen verliezen als ze niet op zichzelf toezien (vers 8). Ze moeten hun leer steeds onderzoeken en beoordelen of ze nog in de waarheid wandelen. Zichzelf onderzoeken!

In vers 10 en 11 noemt Johannes de praktische consequenties van het verweer tegen de dwaalleraren. Johannes is radicaal. De dwaalleraars zullen naar de gemeente komen. De gemeenteleden mogen personen, die niet belijden dat Jezus mens is geworden, niet in hun huis toelaten. 'Huis' betekent hier 'gemeente' omdat de christenen geen kerken hadden, maar samenkwamen in een huis van een gemeentelid.

Rondreizende predikers waren in de eerste eeuwen van het christendom een normaal verschijnsel. Eigenlijk was Johannes ook zo iemand. Volgens de christelijke gastvrijheid was het de regel dat deze rondtrekkende predikers onderdak kregen in het huis van een geloofsgenoot. Wie een prediker in zijn huis ontvangt, zorgt er voor dat hij zijn leer kan verkondigen en geeft hem steun. Te allen tijde moet voorkomen worden dat de dwaalleraars dankzij de gemeenteleden hun werk kunnen doen. Ze mogen niet medeplichtig zijn aan het verspreiden van de dwaling over Jezus Christus. Johannes beveelt de gemeente hier dus om de deugd van gastvrijheid voor zulke mensen aan de kant te zetten. Hij stelt het belang van het Evangelie en de gemeente boven het belang van de predikers. Ze mogen de predikers niet 'groeten'. Groeten moet je hier lezen in de zin van 'welkom heten'. Het betekent dus niet dat ze hen met opgeheven hoofd zonder groeten voorbij moeten lopen, maar dat ze hen niet mogen ontvangen in hun samenkomsten en zeker niet mogen laten preken.

Waar is nu het liefdesgebod? Zijn deze dwaalleraars ook niet hun naaste? Je kunt toch niet alle ongelovigen ontlopen? Let op: Johannes roept niet op tot haat of geweld. Het gaat ook niet over ongelovigen in het algemeen, maar om verleiders, antichristen die mensen van God afhouden. (Jezus at bijvoorbeeld met zondaren en tollenaren. Maar deze mensen waren geen gevaar voor de kernpunten van het geloof en misleidden niet bewust anderen. Bovendien leerden de hoeren en tollenaars van Hem om niet langer te zondigen.)

Johannes geeft alleen aan dat ze niet moeten toelaten dat de dwaalleraars preken en hun leer in de gemeente binnendringt. Je kunt dan beter maar voorzichtig zijn en hun aanwezigheid mijden, omdat het om de kern van het geloof gaat. De dwaalleraars brengen bovendien verwarring en twist. Dit zou de onderlinge liefde en eenheid niet ten goede komen.

 

2 Johannes: 12 Afsluiting

Johannes heeft geschreven wat hij op zijn hart had. Aan het eind schrijft hij dat hij de gemeente hoopt te bezoeken. In plaats van het gebruik van nog meer papier (papyrus) en inkt kiest Johannes voor het gesprek van 'mond tot mond' en van 'hart tot hart'. Hij heeft nog veel meer te zeggen en wil hen persoonlijk ondersteunen en bemoedigen.

 

2 Johannes: 12 Groet

Tot slot brengt Johannes nog de groeten over van de gemeente waar hij nu is. Dit is een zustergemeente van. de gemeente waaraan hij schrijft, omdat ze hetzelfde geloof belijden. Hij blijft in de beeldspraak van vrouw en kinderen. Ook van deze gemeente noemt hij de gemeenteleden 'kinderen'.

 


Christelijke huisgemeenten

De eerste 2 eeuwen na Christus werden er nog geen kerken gebouwd. De christenen kwamen samen in een woning van een lid van de gemeente. Er werd een huis uitgezocht van iemand die een groot vertrek had, waarin een redelijk aantal mensen kon samen komen. Meestal was dit de woning van een rijk persoon.

Omdat er geen groot aantal mensen kon samen komen, ontstonden er meerdere huisgemeenten per stad. leder gemeente had zijn eigen geestelijk leider, meestal de eigenaar van het huis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010

AanZet | 103 Pagina's

3. Tweede brief van Johannes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 2010

AanZet | 103 Pagina's