Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus… of iets anders?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus… of iets anders?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vanouds is het uitleggen van de Heidelbergse Catechismus (verder: HC) de rode draad in de zondagse middagdiensten geweest. Maar gaandeweg zijn daar in niet weinig gemeenten vragen bij gerezen. Er is grote variatie in gekomen. In dit artikel komt het preken over andere belijdenisgeschriften dan de HC aan de orde.

De tekst van de kerkorde

In artikel 68 van onze kerkorde gaat het over de catechismusprediking. De tekst luidt: ‘De kerkenraden zullen erop toezien dat in de regel in één van de zondagse diensten de Heidelbergse Catechismus verklaard wordt’. Het is goed om daar meteen een andere regel naast te leggen, namelijk die uit het kerkvisitatiereglement, vraag I, 4: ‘Wordt elke zondag – behalve op feest- en avondmaalszondagen – de Heidelbergse Catechismus behandeld (of eventueel een ander belijdenisgeschrift der kerk) zó, dat geen enkel deel van deze belijdenis wordt overgeslagen?’

Men ziet uit deze teksten meteen zonder nadere toelichting al dat er weliswaar enige ruimte wordt geboden om de catechismusprediking af te wisselen met ‘iets anders’, maar dat de hoofdlijn dient te blijven: behandelen van de ‘Heidelberger’.

Oude geschiedenis

We duiken de geschiedenis in en beginnen uiteraard bij de Reformatie, de periode waarin de HC immers ontstond (1563). Al snel komen de bouwers aan het gereformeerde leven tot de ontdekking dat er een schreeuwend gebrek aan kennis bij het volk is. De HC voorziet daarom in een behoefte: de opzet van vraag en antwoord is een perfect middel om onder Gods zegen de kennis van de Schrift themagewijs te bevorderen. De middagdiensten worden daartoe gebruikt. Het is bekend dat de opkomst van de gemeente vaak zeer te wensen overliet (er is niets nieuws onder de zon, zie Ambtelijk Contact 2016 nr. 5, blz. 7 e.v.). En zodoende is het niet verbazingwekkend dat de kerken aandrang uitoefenen op de kerkenraden en de predikanten om hier trouw in te zijn. De eerste synode die dit met zoveel woorden uitspreekt, is die van Dordrecht 1578. De synode van ’s- Gravenhage 1586 is nog duidelijker: ‘De Dienaars zullen alomme des Zondags ordinaarlijk in de namiddagsche predikatie, de somma der Christelijke leer, in den Catechismus vervat, kortelijk uitleggen, alzoo, dat dezelve jaarlijks mag geëindigd worden , volgens de afdeeling des Catechismus zelven daarop gemaakt’.

Deze tekst is, met een enkele aanpassing, door de synode van Dordrecht 1618-’19 opgenomen in de Dordtse Kerkorde art. 68. En zij is eeuwenlang ongewijzigd gebleven. De kerken werden dus geacht om één van de zondagse diensten te bestemmen voor catechismusprediking, de kerkelijke feestdagen en avondmaalszondagen uitgezonderd. Per automatisme betekende dit dat de gedachte dat men jaarlijks ‘rond moest komen’ werd losgelaten. Docent Helenius de Cock noteerde in de 19 e eeuw al bij dit artikel: ‘Terwijl het geregeld prediken over den Catechismus in alle onze gemeenten geschiedt, zijn er toch slechts weinige gemeenten, die met den eersten Zondag in ’t jaar met Zondag 1 beginnen’.

Jonge geschiedenis

We noteren dus: tot in de 20 e eeuw is er geen enkele aarzeling over de vraag of er misschien ook uit een ander belijdenisgeschrift gepreekt zou kunnen worden in de middagdienst. De HC is het ‘leerboek der kerk’ en zal daartoe strak gebruikt worden. En bij de jaarlijkse kerkvisitatie zullen de predikanten hierop bevraagd worden, zo wordt al snel bepaald. Zo komt het ook dat in de reglementen op de kerkvisitatie die in onze kerken bepalend zijn geweest, deze vraag te vinden is: ‘Wordt op den dag des Heeren in den regel tweemaal gepredikt, eens over eenen tekst uit den Bijbel en eens uit den Heidelb. Catechismus, zóó, dat er geene Zondagsafdeling buiten behandeling blijft?’ (De Kerkorde van Dordrecht, herzien en uitgebreid, door prof. P.J.M. de Bruin, 1937).

En zo blijft het tot begin jaren ’80 van de 20 e eeuw. Dan blijkt er op de synode van Amersfoort 1980 behoefte te zijn aan een nieuwe reglement voor de kerkvisitatie. De particuliere synode van het Oosten levert een doorwrocht concept aan. Dat ontmoet grote waardering, zowel bij de commissie die de behandeling ter synode voorbereidt als bij de synode zelf. Men vindt er de formulering van vraag I,4 zoals die in het begin van dit artikel afgedrukt staat. Daarin wordt dus ruimte gemaakt voor het behandelen van een ander belijdenisgeschrift. Daarmee worden de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) en de Dordtse Leerregels (DL) bedoeld, de andere twee belijdenisgeschriften uit de Reformatie. Wel is het opvallend dat de synodecommissie enkele wijzigingen voorstelt bij het ingeleverde concept, onder andere… uitgerekend bij vraag I,4! De commissie stelt voor: ‘Wordt elke zondag – behalve op feest- en avondmaalszondagen – de Heidelbergse Catechismus behandeld zó dat geen zondagsafdeling wordt overgeslagen?’ Handhaving van de oude tekst dus. Blijkbaar was de verruiming in het kiezen van de stof toch niet zo vanzelfsprekend. De synode komt – om geheel andere redenen dan dit punt – niet tot afhandeling van het agendapunt. In 1983 komt de zaak op de synode van Rotterdam-C terug en opnieuw met de tekst waarin verruiming wordt voorgesteld. Deze wordt voetstoots overgenomen en tot op de dag van vandaag staat deze tekst zo in het kerkvisitatiereglement.

Een aardig detail: aan geen van de voorstellen voor inhoudelijke wijziging van het concept uit 1980, die de synodecommissie uit 1980 aandroeg, wordt in 1983 in het nieuwe concept gevolg gegeven. En de synode 1983 komt daar ook niet meer op terug Zo kan het blijkbaar ook nog wel eens gaan van synode tot synode…

De tekst van de kerkorde is zakelijk tot 2001 ongewijzigd gebleven. Toen, bij een herziening van de kerkorde, is deze strakke tekst (die uitgaat van een wekelijkse traditie uitgezonderd feest- en avondmaalszondagen) wat verruimd: ‘De kerkenraden zullen erop toezien dat in de regel in één van de zondagse diensten de Heidelbergse Catechismus verklaard wordt’. In de regel… en daarmee wordt de tekst van de kerkorde in overeenstemming gebracht met de ruimte die in 1983 werd geschapen.

De oogst van de geschiedenis

Wanneer we nu deze hele gang van zaken overzien, dan springen er enkele dingen in het oog:

Het aandacht geven aan de prediking vanuit de HC is geen kwestie van vrijblijvendheid. De predikanten werden opgeroepen tot trouw en de kerkenraden werden gewezen op het toezicht dat zij daarop dienen uit te oefenen. Het is van het grootste belang dat de gemeente, die zowel uit kinderen als volwassenen bestaat, vertrouwd raakt én blijft met de leer van de kerk. Omdat die leer gaat over de kern van het geloof. En dit alles in het spoor van de Reformatie. In de uitgaven van kerkbijbels staat boven de tekst van de HC: ‘onderwijzing van de christelijke leer, die in de Nederlandse Gereformeerde Kerken en scholen geleerd wordt’. Dat spreekt voor zichzelf.

Vervolgens – en dat is in het kader van ons onderwerp van groot belang: het behandelen van een ander belijdenisgeschrift is in de loop van de geschiedenis mogelijk gemaakt, maar het dient wel een uitzondering te blijven op de regel. De gang van zaken ter synode in 1980 en 1983 maakt dat helder. Ook is dat helder uit de volgorde waarin de gereformeerde belijdenisgeschriften in onze kerkbijbels staan: daarin vindt men steevast als eerste de HC, en daarna de NGB en de DL. En dat is opvallend, want de HC dateert van 1563, de NGB van 1561 en de DL van 1618/’19. Chronologisch zou dus de NGB voorop moeten gaan – zoals overigens wél het geval is met de uitgave van De Nederlandse Belijdenisgeschriften in 1983, een herziene tekst onder verantwoordelijkheid van onder andere onze kerken. Het is niet toevallig: de leer wordt vooral onderwezen via het boekje dat speciaal daarvoor geschreven is: de HC.

Nadere duiding

Het hoeft ons dus niet te verbazen dat we als Chr. Geref. Kerken zo ‘zuinig’ zijn met de mogelijkheid van het openen van de NGB en DL op de kansels. Het is zelfs begrijpelijk: de HC is specifiek geschreven met het oog op het kerkelijk onderwijs, in de kerkdiensten op zondag en op de scholen door de week. De ordening van de stof, de indeling van de hoofdstukken, het gebruikmaken van de methode van vraag en antwoord is daarvoor geëigend. De andere twee geschriften hebben een heel andere ontstaansgeschiedenis en dat blijkt ook uit de opzet ervan.

Zo is de NGB geschreven als een poging om aan de overheid duidelijk te maken waar de kerken van de Reformatie inhoudelijk voor stonden. En dat de samenleving niets kwaads van de gereformeerde kerken te duchten had. ‘Altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt…’, 1 Petr. 3:15. Dat bepaalt de keuze van onderwerpen en de wijze van schrijven. Denkt u maar aan de ‘geestelijke politie’ in art. 30 en aan artikel 36, dat handelt over de relatie tussen kerk en overheid. De DL vormen een geschrift dat bedoeld is om een interne kerkelijke twist te boven te komen. Daarin zijn ze te vergelijken met de Geloofsbelijdenis van Nicea en de Geloofsbelijdenis, genoemd naar Athanasius. Die worden soms in de middagdiensten gelezen ter afwisseling, terwijl de Apostolische Geloofsbelijdenis de rode draad is. In Dordt moest men kerkelijke knopen doorhakken in het geding met de Remonstranten. En dat bepaalt de inhoud ervan. Denkt u maar aan het feit dat er na elk van de vijf hoofdstukken een gedeelte komt waarin de dwalingen verworpen worden van de stof die positief in dat hoofdstuk is verwoord. En hoe lastig dat van die positieve woorden te onderscheiden is, maakt de volgende anekdote die nog steeds met regelmaat opduikt wel duidelijk: er was ooit een kandidaat tot de Heilige dienst die zijn beslissende (peremptoire) examen moest afleggen. Hij kreeg van de examinator een citaat uit de DL voorgeschoteld met de vraag wat hij ervan vond. Hij vond het mooi. Maar helaas: het was een citaat uit de dwalingen… In opzet en vormgeving proeft men het theologisch dispuut. Dat betekent niet dat er geen eenvoudige gedeelten in staan. Maar dat het niet is opgesteld voor het eenvoudige kerkvolk, is duidelijk. Die had aan de HC al de handen vol.

De praktijk

We komen tot een afronding. Wie de prediking naar aanleiding van de HC eens wil onderbreken en de NGB of de DL ter hand wil nemen, heeft daar kerk(ord)elijk ruimte voor. Maar dan is het wel van belang dat we als predikanten beseffen dat er een extra ‘vertaalslag’ gemaakt moet worden: de stof moet omgebogen worden van het overheidsdoel en de kerkelijke strijd naar het binnenkerkelijke onderwijs. Nu zijn er gelukkig studieboeken voorhanden om daarbij te helpen; laten die goed benut worden. Zelf heb ik bij kerkvisitatie en persoonlijke gesprekken meermalen gehoord, wanneer de predikant de leerdiensten uit NGB/DL hield: ’het moet niet te lang duren’. Eerlijk is eerlijk: we hebben als predikanten niet allen dezelfde gave, als het gaat om het inzichtelijk maken van de stof als die niet direct op onze gemeenteleden gericht is.

Een persoonlijke bekentenis: zelf ben ik er nooit aan begonnen. Ik preek tot op de dag van vandaag met grote vreugde aan de hand van de HC. Ik heb gemerkt in deze kleine 40 jaar hoe je allerlei actuele zaken in kerk en samenleving aan de hand van een catechismuszondag ter sprake kunt brengen en kunt uitdiepen. Daar heb ik nog altijd de handen aan vol, en ik merk hoe het de gemeente bouwt. Vermijd ik dan de andere belijdenisgeschriften? Zeker niet, ik let erop dat de onderwerpen die daarin voorkomen in morgendiensten een plek krijgen. Het thema ‘verkiezing’ kan uitstekend vanuit concrete Bijbelteksten bepreekt worden, en dan kan men daarbij een stukje uit de DL citeren en toelichten.

Wel is het mijns inziens van groot belang om de woorden ‘in de regel’ in art. 68 K.O. ook anderszins hoogst serieus te nemen. Niemand zal er tegen zijn om eens aandacht te geven aan zaken die in de gereformeerde belijdenis ontbreken. Israël, het milieu… het zijn onderwerpen die vier eeuwen geleden niet of nauwelijks in beeld waren, maar die nu niet ontweken mogen worden. Ze horen bij de geestelijke bagage van de gemeente. Maar daarnaast is er in veel gemeenten de laatste tien jaar meer en meer sprake van andersoortige (thema)diensten, die er opgeteld ervoor zorgen dat de regel van de catechismusprediking tot een uitzondering wordt, of soms zelfs zowat achter de kerkelijke horizon verdwijnt. Dat zal ons geestelijk echt opbreken: waar het fundament van Bijbelse kennis gaat ontbreken (dat is: doorleefde kennis van de verbanden van de Schrift ), daar zal op termijn de principiële vastheid van de gemeente afbrokkelen, met alle gevolgen van dien.

En tot slot: onze vaderen spraken over het ‘kortelijk’ uitleggen van de leer. Daar mogen we best op letten: er is al een morgendienst te verwerken en een leerdienst vergt ook meer van de hoorders. Er wordt immers dieper gegraven. Een wijze gedachte dus: matigheid in tijdsomvang.

Dingeman Quant is emeritus predikant en woont in Houten

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Catechismus… of iets anders?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2019

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's