Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waarde van een persoonlijk én gezamenlijk kerkliedreservoir

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waarde van een persoonlijk én gezamenlijk kerkliedreservoir

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veel oudere kerkmensen zijn opgegroeid met één psalmboekje, waaruit én in de kerk én op school én thuis gezongen werd. Zo’n welomlijnd liedrepertoire is vandaag de dag vaak ver te zoeken. We beameren wat af, uit een groot scala aan bundels en berijmingen. Maar wie kent de psalmen en liederen intussen nog uit het hoofd? Over het belang van een persoonlijk én gezamenlijk kerkliedreservoir.

In mijn jeugd was de situatie heel overzichtelijk. In de kerk zongen we de psalmen uit de berijming van 1773 en op de zondagsschool leerde je daaruit iedere week een versje. Op de christelijke dorpsschool was hetzelfde psalmboekje in gebruik; iedere maandagochtend moest je in een groepje voor de klas de geleerde psalm laten horen. En ook thuis, waar veel koor- en orgelmuziek klonk, was de berijming van 1773 het ijkpunt; van het bestaan van een nieuwe berijming hoorde ik pas veel later.

De actieradius op liedgebied was overigens wel iets groter. Op school was óók de hervormde zangbundel van 1938 in gebruik; daaruit zongen we ’s middags. Ik kan de nummers nog opzeggen: nr. 96 is ‘Een vaste burg is onze God’; nr. 135 is ‘Dankt, dankt nu allen God’; nr. 301 is het Wilhelmus. Thuis stond op zaterdag en zondag de radio vaak aan, met muzikale programma’s als ‘De muzikale fruitmand’, ‘Licht en uitzicht’, ‘Laat ons de rustdag wijden’ en ‘Groot nieuws’. De psalmen en liederen die daar langskwamen – veel uit de oude berijming, de bundel van 1938 en de zangbundel van Johannes de Heer – gingen je als kind zomaar in het hoofd zitten. En niemand die ze er ooit weer uit krijgt. Nog steeds kun je me wakker maken met de vraag hoe Psalm 25 vers 2, Psalm 43 vers 3 of Psalm 85 vers 4 gaat; ik som ze moeiteloos op. En liederen als ‘Daar is uit ’s werelds duist’re wolken’ of ‘Nooit kan ’t geloof te veel verwachten’: ik maak ze probleemloos af.

Heel divers

Nu bestaat de situatie zoals hierboven beschreven, waarin er op liedgebied een eenheid is in de driehoek gezin-school-kerk, nog steeds, bijvoorbeeld in gemeenschappen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Maar dat op andere plaatsen de liedcultuur heel divers is geworden, is zo helder als glas. In de kerk kun je meemaken dat er in één dienst uit zes verschillende bundels wordt gezongen: psalmen uit de bundel van 1773 én uit De Nieuwe Psalmberijming (DNP), gezangen uit het Liedboek voor de kerken én uit Weerklank, liederen uit de Evangelische Liedbundel én uit Opwekking. Alles wordt op de beamer gezet; het meenemen van één specifieke berijming of bundel heeft weinig zin meer. In het jeugdwerk komen leidinggevenden aan met liederen uit bundels die ze toevallig in huis hebben of met songs die ze op YouTube gevonden hebben. Op de christelijke basisschool bestaat het repertoire uit een samengestelde map met liederen die her en der vandaan gehaald zijn. En thuis, als er nog sprake is van gezamenlijke zangmomenten, volgen we wat er op school, in het jeugdwerk of in de kerkdiensten aan liederen wordt aangedragen.

Diversiteit

Veel situaties bevinden zich natuurlijk ergens tussen deze twee uitersten in. Dan is in de kerk bijvoorbeeld naast de oude berijming alleen de bundel Weerklank in gebruik. Dan wordt in het jeugdwerk eigenlijk altijd gezongen uit de HGJBbundel Op Toonhoogte. Dan heeft het gezin voor het samen zingen op zondag een aantal exemplaren van de Gele Zangbundel aangeschaft. In die situaties is er toch sprake van een min of meer afgebakend repertoire waaruit geput wordt.

Maar niemand kan ontkennen dat in veel gevallen de diversiteit op liedgebied is toegenomen en dat de verschillende leefgebieden (gezin-schoolkerk) in veel gevallen lang niet meer zo op elkaar aansluiten als vroeger vaak het geval was.

En dat heeft consequenties voor het collectieve liedgeheugen. We hebben met elkaar – ouderen en jongeren – een veel minder groot en vastomlijnd reservoir aan liederen die iedereen kent. Daar kun je luchtig over doen, en vooral de voordelen van de veelkleurigheid en diversiteit van het huidige kerkliedklimaat beklemtonen. Maar er zijn goede redenen om toch te pleiten voor een stuk eenheid in de gezamenlijke liederenschat van gezinnen, gemeenten en kerken. Ik noem er drie.

Persoonlijk

De eerste reden is van persoonlijke aard. Psalmen en liederen maak je je eigen doordat ze vaak terugkomen en zich zodoende kunnen nestelen in je hoofd, je geheugen. En wat in je hoofd zit kan afdalen naar je hart. Alleen als je ze vanbuiten kent, kunnen dergelijke liederen vanbinnen hun werking doen. Daarom is het het mooist als de liederen die thuis klinken, dezelfde zijn als die op school, in de kerk en op de jeugdvereniging gezongen worden. Dan maken kinderen en jongeren zich deze liederen spelenderwijs eigen en kan deze liedschat z’n werking gaan krijgen in de rest van hun leven. Tot op hoge leeftijd toe. Iedereen kent voorbeelden van demente bejaarden met wie geen zinnig gesprek meer te voeren valt, maar die zomaar meedoen als je met ze gaat zingen. Dan moeten die regels en verzen er wel in zitten… Die internalisering vindt vanaf de vroegste jeugd plaats, en is gebaat bij eenduidigheid.

Generaties

De tweede reden is die van de verbondenheid binnen de kerkelijke gemeenschap, met name ook tussen de generaties. Als de 65-plussers leven bij de oude berijming en de liederen van Johannes de Heer, en de jeugd is alleen bekend met de liederen van Christian Verwoerd en de band Sela, kan er kortsluiting ontstaan in de relatie tussen de verschillende leeftijdsgroepen in de gemeente. Als beide ook nog eens hún muzikale voorkeur graag terugzien in de zondagse liturgie, kan dat vervreemding opwekken: de jongere herkent zich niet in de oude psalmen, de oudere kan niet meekomen in de moderne liederen.

Overigens is er op dit punt vaak de nodige flexibiliteit te zien, zowel bij ouderen als bij jongeren. Ouderen kunnen ook geraakt worden door ‘Ik zal er zijn’ van Kinga Bán, en jongeren kunnen diep geroerd zijn als ze bij het sterfbed van oma Psalm 43 vers 4 (‘Dan ga ik op tot Gods altaren’) zingen. Maar dat neemt niet weg dat voor de onderlinge herkenning een stuk eenheid van liedrepertoire binnen de gemeente gewenst is. Trouwens ook binnen families. Dan hoeven kleinkinderen niet vreemd op te kijken als opa op oudejaarsavond samen een paar psalmen wil zingen. En dan kan oma meedoen als er op de verjaardag van haar kleindochter na de maaltijd nog een paar liederen gezongen worden.

Oecumene

Eenheid in het kerkliedrepertoire is, in de derde plaats, ook van grote waarde in de ontmoeting over gemeentegrenzen en kerkmuren heen. Alleen al binnen één kerkverband kunnen de wegen kerkmuzikaal behoorlijk uiteenlopen, waardoor er afstand en vervreemding kan ontstaan als je bij elkaar de eredienst meemaakt. Maak je als gemeenten echter gebruik van dezelfde berijming of liedbundel, dan is er herkenning als je in elkaars gemeente te gast bent. Alleen daarom al is het goed als plaatselijke gemeenten niet maar te kust en te keur uit allerlei bundels putten, maar ook rekenen met wat er kerkbreed gebeurt.

Diezelfde herkenning op het gebied van het lied geldt evenzeer als het gaat om de contacten met andere kerken. Juist in de zang kan er eenheid ervaren worden, ook als er qua leer of kerkorde een kloof gaapt tussen verschillende kerken of groepen. Maar dan moeten mensen wel dezelfde liederen kennen. Uitgaven als de zangbundel van Johannes de Heer of de hervormde zangbundel van 1938 hebben in het verleden zo’n kerkoverstijgende rol gespeeld. Het Liedboek voor de kerken (1973) en recent de bundel Weerklank (2016) vervullen momenteel zo’n functie in de kerkliedoecumene. En niet te vergeten: de oude berijming van 1773, de nieuwe berijming van 1967 en (in mindere mate) De Nieuwe Psalmberijming (waaraan nog gewerkt wordt). Het is toch prachtig als mensen uit diverse kerkverbanden uit het hoofd Psalm 68 vers 10 (‘Geloofd zij God, met diepst ontzag!’) of Psalm 23 vers 1 (‘Ik wil van God als van mijn Herder spreken’) kunnen meezingen. En wie weet, wordt straks Psalm 84 vers 1 (‘Hoe lief heb ik uw woning, Heer!’) van Arie Maasland uit DNP wel zo’n oecumenische meezinger.

Opdracht en kans

Als je overtuigt bent van de waarde van een persoonlijk en gezamenlijk liedrepertoire, dan is het natuurlijk de vraag of, en zo ja hoe, je zoiets kunt bevorderen. Ik noem drie overwegingen.

Als eerste liggen hier een opdracht en een kans voor de gezinnen. Als je als ouders niets doet, wordt het liedreservoir van je kind gevuld door wat er op scholen en kinderclubs wordt aangereikt en wat er op YouTube langskomt. Dat kan heel rijk en gevarieerd zijn, maar het kan ook een heel eenzijdig repertoire zijn dat ze bijgebracht wordt. Vind jij als ouder het bijvoorbeeld belangrijk dat je kind alle psalmen kan zingen of de liederen van Luther leert kennen, dan kun je afwachten of de meester of juf op school dat oppakt. Je kunt ook zelf aan de slag gaan en een liedmap ontwerpen waarin je iedere week een psalm of lied aanbiedt. Doe je dat van jongs af aan, dan heeft je kind voordat het in de pubertijd terechtkomt al een grote schat aan liederen in z’n rugzak zitten, waarvan jij de inhoud hebt bepaald. En, zoals gezegd, wat je er jong in stopt, gaat er nooit meer uit.

Aan de andere kant kun je als ouders actief bezig zijn om bewust aan te sluiten bij en voor te bereiden op wat er in de kerkdienst gebeurt. Als in de kerk de psalmen van 1773 worden gezongen, en thuis zing je met je kinderen alleen maar liedjes van Elly en Rikkert, dan moet je niet gek opkijken als je kinderen in de kerk vervreemding ervaren bij die ‘ouderwetse psalmen’. Als in de gemeente de bundel Weerklank wordt ingevoerd, kun je als gezin voor ieder kind een exemplaar aanschaffen en thuis óók uit die bundel gaan zingen. Dat versterkt de eenheid en herkenning tussen kerk en thuis. Niets mooier dan een kind dat in de kerk het te zingen lied opzoekt en dan met stralend gezicht meldt: ‘Dat ken ik, mam!’

Predikant en kerkenraad

Het tweede is dat de kerkelijke gemeente een grote rol kan spelen in het realiseren van een omlijnd collectief liedgeheugen. Uiteraard de predikant, die in veel gevallen het ‘psalmbriefje’ maakt en elke zondag kiest wat hij de gemeente op de lippen legt. Hij kan een liefhebber zijn van nieuwe liederen, en daardoor de gemeente elke zondag ‘trakteren’ op iets wat ze nog nooit gezongen heeft. Hij kan ook een paar voorkeuren hebben, waardoor bepaalde psalmen in de gemeente overuren draaien terwijl driekwart van het psalmboek nooit gezongen wordt. Een mooie middenweg tussen vertrouwd en onbekend lijkt hier de aangewezen route, om de gemeente zich een breed en veelzijdig repertoire te laten toeeigenen.

De kerkenraad heeft op zijn beurt invloed door de juiste besluiten te nemen ten aanzien van het kerklied. Als er sprake is van het invoeren van een nieuwe berijming, zorg er dan voor dat zo’n nieuwe bundel in kan dalen in de gemeente. Liederen en liedbundels hebben een incubatietijd: voordat ze in het hart geland zijn, gaat er wel even overheen. Dus stap niet om de drie jaar over op een nieuwe berijming. Ook de gewoonte om bij iedere psalm een andere variant te projecteren helpt niet om mensen vertrouwd te maken met nieuwe teksten. Maak een keus, en blijf daar dan een poos bij.

Wat betreft dat projecteren: ook daar kan een kerkenraad kritisch naar kijken. Beameren heeft iets vluchtigs: je ziet kort een tekst (vaak zonder melodie) en even zo snel is die weer verdwenen. Bovendien zie je geen context (auteur, componist, vorige psalm, lied erna). Alleen al een bladspiegel of de mogelijkheid om je psalmboek even open te houden bij de zojuist gezongen verzen, helpt om een lied te laten vasthaken. Laten mensen (en vooral kinderen) hun eigen lied- of psalmboek hebben; dat zorgt voor meer betrokkenheid en maakt de kans groter dat liederen blijven hangen. Ook ten aanzien van het jeugdwerk kan de kerkenraad sturend optreden. Als je niets regelt, komen jv-leiders met de liederen die ze mooi vinden – dat kan erg uiteenlopen. Je kunt ook als gemeente een bundel aanschaffen (Tot Zijn eer (JBGG), Op Toonhogte (HGJB), Gele Zangbundel) waar alle geledingen binnen het jongerenwerk gebruik van maken. Dan creëer je eenheid.

Kerkverband

Tot slot kan het kerkverband of een denominatie binnen een kerk een bijdrage leveren aan de bedoelde eenduidigheid. Een synode of een organisatie als de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk in Nederland kan één berijming of één liedbundel aanbevelen. Als gemeenten er dan voor kiezen om zich aan die beperking te houden, kan dat een eenheid scheppen, binnen de gemeente en over kerkgrenzen heen.

Blinkend spoor

En dat alles met als doel de mensen de mogelijkheid en de tijd te geven om zich te gewennen aan het repertoire aan psalmen en liederen. Zodat men ze ‘by heart’ (van buiten en met het hart) kan zingen. Zo kunnen die liederen een rol gaan spelen in het geloofsleven, zelfs tot op hoge leeftijd toe, zelfs als dementie toeslaat. En zo wordt het kerkliedreservoir ook een erfenis die kan worden overgedragen aan de volgende generatie. Zodat ook die leert leven met het loflied op Gods genade. Zoals Psalm 79 het zingt:

Geslacht meldt aan geslacht

uw goedheid en uw kracht,

de grootheid van uw daden.

Zo gaat een blinkend spoor

van lof de eeuwen door.

Wij prijzen uw genade.

Dr. Jaco van der Knijff (1976) uit Apeldoorn studeerde theologie in Apeldoorn en Groningen (kerkmuziek). Hij promoveerde in 2018 op een onderzoek naar de herkomst van de collectie ‘Eenige Gezangen’ in de berijming van 1773.

Hij is als muziekredacteur werkzaam bij het Reformatorisch Dagblad en is als docent liturgiek verbonden aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2020

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

De waarde van een persoonlijk én gezamenlijk kerkliedreservoir

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2020

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's