Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelovig omgaan met de Bijbel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelovig omgaan met de Bijbel

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Juist als ambtsdrager

Het lijkt een open deur: in een blad voor ambtsdragers betogen dat gelovig omgaan met de Bijbel van het grootste belang is. Als ambtsdragers al niet gelovig met de Bijbel omgaan, wie dan wel? Juist daarom is het goed om er bij stil te staan. Al te gemakkelijk wordt de Bijbel tot ambtelijk gereedschap dat we gebruiken om anderen te bemoedigen of aan te sporen, terwijl wijzelf, onze eigen ziel, buiten schot blijven. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ook bestaat het gevaar dat we wel werken met een idee van de Bijbel, maar dat we de werkelijke Bijbel uit het oog verliezen.

In deze bijdrage leun ik sterk op mijn boek Lezen en laten lezen: Gelovig omgaan met de Bijbel (Kok-Boekencentrum, 2019). Vermoedelijk is dat boek ook de aanleiding voor het organiserend comité om mij voor deze bijdrage uit te nodigen.

In deze bijdrage wil ik van de dogmatiek naar de ambtelijke praktijk. De opzet van mijn bijdrage is daarom als volgt. Eerst sta ik stil bij het Schriftgezag volgens de Reformatie, vervolgens bij reformatorische hermeneutiek. Daarna maak ik een tussenstap met een overweging van moderne problemen die effect hebben op het ambt en de uitoefening ervan. Ten slotte schets ik hoe pastoraat en diaconaat in de huidige crisis baat kunnen hebben bij nieuw luisteren naar de Schrift.

Schriftgezag

In artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis lezen we: ‘Wij ontvangen al deze boeken alleen als heilig en canoniek om ons geloof daarnaar te richten, daarop te gronden en daarmee te bevestigen.’ Ik cursiveerde het woord ‘ontvangen’, omdat daarmee onze positie ten opzichte van de levende God en van de Schrift wordt aangegeven. Wij zijn geen gelijkwaardige partners, maar we komen als ontvangers voor. In hetzelfde artikel van de NGB vinden we: ‘En wij geloven zonder enige twijfel alles wat zij bevatten. En dit niet zozeer omdat de kerk ze aanneemt en als zodanig erkent, maar vooral omdat de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat ze van God zijn.’ Let erop dat Guido de Bres, de opsteller van de NGB, de kerk niet buitenspel zet. ‘Niet zozeer [...], maar vooral’ zegt hij. Het getuigenis van de kerk doet ertoe, maar is niet doorslaggevend. Dat is alleen het getuigenis van de Heilige Geest. In artikel 7 stelt de NGB dat geen menselijke geschriften of tradities hetzelfde gezag mogen krijgen als de Heilige Schrift.

Dat laatste is wel cruciaal: Schriftgezag betekent dat de Schrift het mag zeggen. Niet onze voorkeuren, hoe eigentijds of juist behoudend ook, geven de doorslag, maar de Schrift. Dat vereist een ontvankelijke luisterhouding, een houding als die van Samuel: ‘Spreek, Heere, uw knecht luistert.’ Die houding is er niet vanzelf. Omdat wij mensen zondaren zijn, zijn we geneigd om niet naar de Schrift te luisteren, maar onze eigen voorkeuren te volgen en die op te leggen aan de Schrift. Het gevaar bestaat dat we zéggen op te komen voor het Schriftgezag, terwijl we vooral de onfeilbaarheid van onze eigen opvattingen bedoelen te betogen. Wie werkelijk het Schriftgezag belijdt, zal altijd bereid zijn, eigen opvattingen ter discussie te stellen, onder Schriftuurlijke kritiek, omdat ieder mens zich kan vergissen.

Daarmee zijn we bij het punt dat ik in deze bijdrage wil maken: de belijdenis van het Schriftgezag staat nooit los van degenen die het Schriftgezag belijden. Het gaat namelijk om een geloofsbelijdenis, die zonder geloof in de lucht komt te hangen. Het Schriftgezag hoog houden heeft dus niet allereerst te maken met het bewaren (of bijstellen) van concrete standpunten, maar met de gesteldheid van ons hart. Zijn we daadwerkelijk ontvankelijk, willen we inderdaad leerlingen van de Schrift zijn - of menen we allang te weten wat de Schrift zegt en moeten anderen gewoonweg naar ons luisteren?

Gereformeerde hermeneutiek

Er is reden, onszelf te wantrouwen als we de Schrift lezen. Ieder leest namelijk de Schrift op een manier waarbij bepaalde teksten naar voren worden gehaald en andere meer op de achtergrond blijven. Dat kan volstrekt legitiem zijn: denk aan de manier waarop Luther en anderen de gedachte van de rechtvaardiging van de goddelozen op grond van de brief aan de Romeinen naar voren haalden, terwijl andere aspecten op de achtergrond bleven. Dat was broodnodig. Maar het is een eerlijke zaak om te rekenen met blinde vlekken en soms zelfs met moedwillig misverstaan.

De zogenaamde ‘hermeneutiek’ maakt studie van de manier waarop verstaan werkt. Vanouds werd met ‘hermeneutiek’ aangeduid dat er bepaalde regels zijn voor de exegese, zoals het uitleggen van duisterder Schriftplaatsen met helderder passages. In de moderne tijd is het verstaan als zodanig meer geproblematiseerd. Wat gebeurt er eigenlijk als we iets lezen of iets kennen (of menen te kennen)? Hoe kunnen misverstanden opgelost worden en wat betekent het dat er soms verschillende interpretaties de ronde doen? Typisch postmodern is de aandacht voor sociale aspecten van het lezen van (heilige) teksten: wie heeft de macht om te bepalen welke lezing uiteindelijk de gezaghebbende wordt? Deze postmoderne hermeneutiek kan soms heilloze machtsstructuren blootleggen en bekritiseren, maar het gevaar is wel dat alles relatief wordt: er is geen waarheid, maar er zijn slechts perspectieven.

Wat moeten we met de hermeneutiek? Sommigen zijn wellicht geneigd om nadrukkelijk afstand te nemen van elke vorm van ‘moderne hermeneutiek’, maar de prijs daarvan is hoog. Je sluit je dan af voor de bezinning op de vraag waar het lezen van de Schrift wordt gehinderd door onze blinde vlekken, voorkeuren en machtsstructuren, met als gevolg dat blinde vlekken in stand mogen blijven, net als machtsstructuren en onbewezen voorkeuren. Dat heeft niets met Schriftgezag te maken en al helemaal niet met ootmoedige ontvankelijkheid; wel met het instandhouden van je eigen positie. Als je eenmaal ziet hoe bepaalde aspecten van teksten structureel naar voren worden gehaald door bepaalde mensen, terwijl andere aspecten naar achteren worden geduwd, kun je niet meer doen alsof je dat niet gezien hebt.

Twee voorbeelden kunnen duidelijk maken dat er geen ontkomen is aan bezinning op de manier waarop wij lezen, aan hermeneutiek dus. Het voorschrift om elkaar te groeten ‘met een heilige kus’ is zonder meer Bijbels te noemen: er zijn weinig voorschriften die zo vaak in het Nieuwe Testament voorkomen. Toch volgen we dit voorschrift, anders dan bijvoorbeeld broeders in Siberië, niet letterlijk op. Het gaat om de hartelijke begroeting en in onze cultuur gaat die doorgaans met een handdruk, soms met een omhelzing gepaard. Kennelijk spelen zowel de culturele context toen als onze culturele context een rol, zonder dat dit het Schriftgezag schaadt.

Een tweede voorbeeld betreft de zinsnede uit 1 Korinthe 11 over ‘iedere vrouw die bidt of profeteert met onbedekt hoofd.’ Over dat onbedekte hoofd en de hoofdbedekking die vervolgens wél de bedoeling was, zijn heel wat standpunten ingenomen. Dat werd naar voren gehaald. Intussen werd wat er staat over een vrouw ‘die bidt of profeteert’ wat op de achtergrond gelaten. Tegenwoordig staat die zinsnede meer in de aandacht, vanwege de vraag naar vrouw en ambt. ‘Profeteren’ is immers onderwijs geven in de gemeente. Stel je voor dat beide delen van de tekst gelijk gewicht zouden krijgen en een zuster der gemeente tegen een kerkenraad die dat voorstaat zou zeggen dat ze bereid is een hoofdbedekking te dragen, mits ze zondagochtend ook het woord krijgt om een profetie met de gemeente te delen. Ik geef haar weinig kans. Hoe dan ook: er is geen ontkomen aan de bezinning op vragen naar ons verstaan. Beter dan te proberen ons die vragen van het lijf te houden, kunnen we te rade gaan bij de Reformatie en deze vragen voluit geestelijk verstaan. Gold van Samuel ook niet dat hij geneigd was tot misverstaan vanwege zijn vooroordeel dat het Eli wel zou zijn die hem riep? Hij moest leren verstaan, en van ons geldt dat niet minder. Zó’n vorm van hermeneutiek heeft met bekering te maken.

Reformatie: God spreekt

In de Schrift horen we de ‘oracula Dei’ (de woorden van God), zo zegt Calvijn. God spreekt zijn eigen Woord. De term ‘woord’ (verbum) of ‘woorden’ (oracula) typeert de reformatorische visie op de Bijbel. Zij is niet alleen Schrift, geschreven tekst, maar eerst en vooral Woord, Gods stem waarmee Hij ons aanspreekt. Terwijl postmoderne hermeneutiek vooral draait om de lezer en diens interpretatie, lopen de lijnen in de Reformatie precies andersom. Primair is niet ons verstaan, maar Gods spreken. Dat komt omdat de levende God erbij is als wij de Bijbel lezen. In postmodern denken is de auteur van de tekst feitelijk dood: de tekst staat op eigen benen, is autonoom, en de auteur heeft er niets meer over te zeggen. Betekenis wordt verleend in het samenspel tussen lezer en tekst. Bij het lezen van de Bijbel is de situatie echter anders, omdat God leeft en erbij is wanneer wij lezen. Calvijn zegt: ‘Het belangrijkste bewijs voor de waarheid van de Schrift wordt dan ook steeds daaraan ontleend dat het God zelf is die spreekt’ (Inst. 1.7.4). Daarom ook is verstaan niet allereerst een kwestie van techniek of van methode, maar van ontvankelijkheid en ootmoed. Het is een geestelijke zaak. Nog eens Calvijn: ‘Dezelfde Geest die door de mond van de profeten gesproken heeft, moet daarom doordringen in ons hart om ons ervan te overtuigen dat zij getrouw naar voren hebben gebracht wat hun van Godswege opgedragen was’ (Inst. 1.7.4.).

Luther formuleert drie regels voor de gelovige omgang met de Bijbel: gebed, meditatie en aanvechting (Latijn: oratio, meditatio, tentatio). ‘Gebed’ houdt in dat we ontvankelijk worden voor het Woord van God. Al onze eigen voorkeuren moeten aan de kant, we worden leeg om gevuld te worden met het Woord van God. ‘Meditatie’ is een bekend woord uit de kloostertraditie waarin Luther stond: je ‘herkauwt’ het Woord zoals de reine dieren deden: je neemt het in je op. De derde term is het meest verrassend, omdat een bekende drieslag in de Middeleeuwen luidde: gebed, meditatie, contemplatie. Na de meditatie gaat de kloosterling zijn cel in. Luther stelt daar de aanvechting tegenover: die houdt in dat het bemediteerde Woord midden in de wereld blijkt te klinken. Veel in die wereld staat haaks op Gods Woord, en die wrijving tussen Woord en waarneming heet aanvechting. Gods Woord zegt wel dat er een nieuwe wereld komt, maar je ziet er niets van. Let wel: aanvechting gaat niet alleen over het innerlijke leven, al staat het daar niet los van. Aanvechting heeft betrekking op de complete werkelijkheid. Bijvoorbeeld die van de seculiere samenleving, waarin wij een plaats hebben.

(Post)moderne problemen & effecten op het ambt

In de Reformatie draait het waarheidsbegrip nog helemaal om Christus. Hij is dé Waarheid in eigen persoon. De waarheid kennen is dan ook een zaak van geloof, hoop en vooral liefde. Intussen is de waarheid van het evangelie een waarheid in de belofte: je kunt niet voor iedereen en altijd bewijzen dat Jezus Christus de waarheid is.

In de Verlichting verandert het waarheidsbegrip fundamenteel. In plaats van christocentrisch wordt het rationalistisch: niet Christus is de weg naar de waarheid, maar de functionele rede. De waarheid wordt een wiskundige werkelijkheid, in plaats van de geloofszaak die ze in de Reformatie was. Niet langer draait het om Gods belofte, maar om aantoonbare feitelijkheid. Daarmee ontstaat kortsluiting ten aanzien van de Bijbel, want de Bijbel biedt nu eenmaal geen wiskundige, eeuwige waarheden, maar verkondigt Gods belofte en liefde. Hoe langer hoe meer lieten theologen en anderen zich echter meeslepen in het moderne denken, met als gevolg dat óf de Bijbel werd afgewezen omdat deze niet aan de moderne standaarden voor waarheid voldeed, óf de Bijbel met rationalistische middelen werd verdedigd als kennisfundament. Beide doen onrecht aan de Bijbel zelf.

In postmoderne tijden ziet het er nog anders uit. Het waarheidsbegrip is hier evenmin christocentrisch, maar het is eerder onaf en eindeloos open. Er is niet één verbindende waarheid. Postmoderne auteurs leggen genadeloos de machtsmechanismen bloot die werkzaam zijn wanneer teksten worden gelezen. In plaats van de vastheid van Gods beloften komt de authentieke zelfexpressie, die voor ieder mens weer anders is.

De gevolgen van modernisme en postmodernisme zijn in de omgang met de Bijbel aan te wijzen, ook in de ambtelijke praktijk. Argumenten waarom de Bijbel onwaar zou zijn én argumentaties voor de Bijbel als absoluut kennisfundament zijn even modern. En het afwijzen van Bijbelse passages omdat iemand het zelf anders beleeft is even postmodern als het relativistisch schouderophalen: wat wist Paulus er nu eigenlijk van? Er zijn ook kerkleden en ambtsdragers die postmodern relativisme willen bestrijden met moderne zekerheden, opgebouwd uit diverse lagen van Bijbelteksten. Hoe hiermee om te gaan? Is er een alternatief?

Een weg om te gaan

Het is nodig dat we (opnieuw) leren dat het verstaan van de Bijbel een voluit geestelijke zaak is. Onze ogen, oren en vooral harten moeten geopend worden, anders kunnen we wel kennis hebben, maar missen we waar het om gaat. ‘Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet’ (Ps. 119:18) - dat gebed hebben we nodig. De dichter van Psalm 119 wist hoe heerlijk en wonderlijk Gods Woord is, anders had hij er niet zo’n lange psalm over geschreven. Maar juist daarom beseft hij ook dat de Heere zelf zijn ogen moet openen. We kunnen menen te verstaan, ervan overtuigd zijn te strijden voor de waarheid - en toch helemaal fout zitten. Nodig is de houding van Samuel: ‘Spreek, Uw dienaar luistert.’ We zijn zo vol van overtuigingen en soms vol van onszelf dat het niet gemakkelijk is om leeg te worden voor God. Toch is dat nodig. Leren luisteren, zodat er een omkering plaatsvindt. Lezen wordt: je laten ‘lezen’ door de levende God. Dat kan overigens alleen samen met alle heiligen.

A. Huijgen


Prof. dr. Huijgen is hoogleraar systematische theologie aan de TUA.

Dit artikel is een bewerking van het referaat dat is gehouden op de on-line ambtsdragersconferentie op 22 mei 2021 vanuit de CGK te Huizen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2021

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

Gelovig omgaan met de Bijbel

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 2021

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's