Bijbels rekenen
In het pastoraat krijgen we te maken met leden van de gemeente die op rekengebied een handicap hebben. Naast dyslexie bestaat er ook een vergelijkbaar iets op rekengebied, dyscalculie. Rekenen moet je leren, op school, in het leven en ook in de kerk. Echter, je kunt op een heilige of onheilige manier aan het rekenen slaan. In een classis of synode worden soms de neuzen eerst geteld voordat het echte gesprek begint. Daar kan geen zegen op rusten. In psalm 90 wordt gebeden om een rekenles die door niemand minder wordt gegeven dan door de Heere Zelf. Leer ons zo onze dagen tellen, dat we een wijs hart verkrijgen. Goed rekenen en Bijbelse wijsheid zijn dus aan elkaar verbonden.
Door de zonde hebben we allen te maken met een vorm van geestelijke dyscalculie en door genade dienen we te oefenen in heilig rekenen. Zo graag tellen we bij onszelf van alles op, in plaats van aftrekken, zoals Johannes de Doper zei: Hij moet toenemen, ik minder worden.
Waar begint de rekenles? Met 1-2-3. De ene Naam, de twee wegen, de drie stukken. Die moeten gekend worden, verstaan worden, beleefd worden.
Bij drie denken we ook aan de drie Goddelijke Personen, maar tegelijk dienen we te beseffen dat de ene God Die in (niet: uit) drie Goddelijke Personen bestaat groter is dan wij kunnen bevatten, laat staan berekenen. Zalig worden is al helemaal geen rekensommetje (verbond + doop + bidden = ...), maar gelukkig wie geleerd heeft dat je op God kunt rekenen. Altijd. Zelfs als wij alweer een ‘fout’ hebben gemaakt.
Waar eindigt de rekenles? Zou je het feit dat een getallenreeks oneindig is (er bestaat immers geen laatste getal, je kunt er altijd 1 bij optellen) niet kunnen zien als een voetafdruk van de oneindige God? Zouden we de wiskundige orde die we in de kosmos aantreffen en waarnemen niet kunnen zien als een krachtig argument voor Gods bestaan (Emmanuel Rutten)?
Laten we als ambtsdragers in onze gemeente voorgaan in de Bijbelse rekenkunde.
Optellen: de Heere moge u doen toenemen en overvloedig maken in de liefde tot elkaar en tot allen (1 Thess. 3,12).
Aftrekken: Hij moet toenemen, ik minder worden (Joh. 3,30).
Vermenigvuldigen: genade en vrede zij u vermenigvuldigd (1 Petr. 1,2).
Delen: en allen die geloofden, waren bijeen … en verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had (Hand. 2,45)
Zo doende leren we ook meer af te tellen, naar de grote dag van Christus’ wederkomst.
H. Korving
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2022
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2022
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's