Secularisatie van verlangens: Over misvorming en hervorming van verlangens
U kent hem vast wel: zo’n keurig opgevoede jongeman die met het diploma van een christelijke school op zak inmiddels zijn brood verdient in een seculiere omgeving. Laten we hem Klaas-Jan van der Graaf noemen.
Klaas-Jan is een betrokken christen. Hij gaat wekelijks naar de kerk, als het even kan twee keer, en doet mee aan een Bijbelkring van zijn gemeente. In dat opzicht volgt hij het spoor dat zijn ouders hem hebben gewezen. In andere opzichten lijkt zijn leven echter nauwelijks op dat van de generatie boven hem, vooral omdat hij niet leeft in een christelijke subcultuur. Klaas-Jan woont niet op de Biblebelt en is geen lid van christelijke organisaties. Daarin lijkt hij trouwens op zijn vrienden, van wie sommigen christelijk zijn, maar anderen niet of nauwelijks. Voor Klaas-Jan is de kerkelijke gemeente dus de primaire link met de christelijke traditie. Als hij gevoed wordt in zijn geloof, gebeurt dat door de kerkdienst op zondag en door de Bijbelkring op woensdagavond – twee christelijke momenten in een leven dat zich voor de rest vooral in seculiere omgevingen afspeelt.
Misschien moet ik het iets nauwkeuriger zeggen. Wat Klaas-Jan zo’n interessant geval maakt, is dat zijn leven zich niet voegt naar een duidelijke scheidslijn tussen ‘christelijk’ en ‘niet-christelijk’. Dat zie je al in zijn alledaagse leven: Klaas-Jan omringt zich door mensen, beweegt zich in kringen en leest kranten die zijn ouders zonder aarzeling als ‘seculier’ geclassificeerd zouden hebben. Maar nog nadrukkelijker vervaagt de grens tussen christelijk en seculier in het domein van wat ik ‘verlangens’ noem. Klaas-Jan wil leven tot eer van God. Bij vlagen verlangt hij oprecht naar God. Tegelijk wil hij graag carrière maken en een leuke partner vinden. En als je hem vraagt naar zijn bucket-list, dan somt hij zonder haperen op welke verre reizen hij graag nog eens zou maken: aan dromen geen gebrek.
Vanwaar deze kennismaking met Klaas-Jan en zijn verlangens? Mij is een bijdrage gevraagd over ‘secularisatie van verlangens’. Dat klinkt ingewikkeld genoeg: alleen al het woord ‘secularisatie’ roept beelden op van abstracte sociologische theorieën over de rol van religie in moderniserende samenlevingen. Laten we daarom beginnen bij Klaas-Jan en zijn verlangens en aan de hand daarvan drie vragen langslopen: (1) Wat zijn verlangens? (2) Hoe raken verlangens ‘misvormd’? (3) Kunnen deze verlangens in de christelijke gemeente ‘hervormd’ worden?
Wat zijn verlangens?
Als Klaas-Jan op een avond zijn wijkouderling op bezoek krijgt, is de kans groot dat het gesprek gaat over zijn kerkbezoek. Hoe ervaart hij de diensten? Wat vindt hij van de prediking? Als het meezit, gaat het gesprek ook over christen-zijn op het werk. Kunnen mensen aan hem zien dat hij christen is? Durft hij uit te komen voor zijn christelijke overtuigingen? Dit zijn uiteraard geen onbelangrijke vragen. Je zou echter hopen dat de ouderling dieper peilt – dat het gesprek niet alleen gaat over wat Klaas-Jan zoal denkt, voelt en doet, maar ook over wat hem drijft in het leven.
Als de ouderling zijn christelijke klassieken kent, weet hij dat kerkvaders als Augustinus de mens altijd primair beschouwden als een verlangend wezen. De bisschop van Hippo kwam woorden tekort om het amare, apperate, cupere en delectare van de mens te analyseren – dat wil zeggen, zijn verlangen, liefhebben, begeren, willen en uitzien. Natuurlijk ontkende Augustinus niet dat de mens ook een denkend, voelend en handelend wezen is. Maar God, zo meende hij, heeft de mens in de eerste plaats geschapen als een verlangend wezen: als een schepsel dat liefheeft omdat God de mens lief heeft. Daarom kon Augustinus zeggen dat verlangens raken aan het hart van het menszijn. Sterker nog, kenmerkend voor het hart van de mens – zijn meest wezenlijke identiteit – zijn de verlangens die zijn leven koers geven.
Met verlangens hebben we het dus niet over zin in een kopje koffie of over de hoop dat het weekend snel aanbreekt. We hebben het over de oriëntaties die het leven van Klaas-Jan kleur en richting geven – over de dingen waar hij op hoopt, waar hij naar uitziet, waar hij zijn best voor doet. Verlangens moeten ook niet worden verward met emoties of gevoelens. Verlangens zijn veel stabieler en trager dan gevoelens, die immers komen en gaan. Dat wil niet zeggen dat verlangens losstaan van emoties, of niets te maken hebben met willen en denken. In het alledaagse leven lopen al deze dingen door elkaar. Maar zouden we Augustinus vragen wat mensen het meest typeert, dan zou hij zeggen: de verlangens die zetelen in hun hart.
Daarbij wist Augustinus als geen ander dat verlangens altijd in het meervoud bestaan. Mensen willen uitdagend leven én rustig onder hun vijgenboom zitten. Ze willen leven tot eer van God én zijn gevoelig voor wat andere mensen van hen denken. Verlangens zitten elkaar dus niet zelden in de weg: ze kunnen schuren of zelfs botsen. En dat geldt niet alleen voor Klaas-Jan. Treffend schrijft Augustinus in zijn Belijdenissen: ‘Toen ik daar aan het overwegen was om eindelijk de Heer, mijn God te gaan dienen, zoals ik me dat al lang had voorgenomen, toen was ik degene die wilde, ik degene die niet-wilde; ik was het, ik. En ik wilde niet ten volle en ik niet-wilde evenmin ten volle. Daarom vocht ik met mijzelf… .’
Zo stevig zal Klaas-Jan het niet zeggen. Maar iets daarvan herkent hij wel. Ze schuren soms, zijn verlangen naar succes en zijn verlangen om God te dienen. Het zou een mooi thema voor het huisbezoek zijn. Klaas-Jan, waar wringen jouw verlangens?
Misvorming van verlangen
Augustinus’ inzicht is in de moderne tijd wat ondergesneeuwd geraakt, ook in de kerk. Vooral protestanten zetten soms sterk in op het kennen van de geloofsleer (denken) en op het belang van een christelijke levensstijl (handelen). Dankzij het piëtisme heeft ook de ervaring (voelen) volop ruimte gekregen. Maar zou het niet goed zijn Augustinus’ accent op de mens als verlangend, liefhebbend, reikhalzend uitziend wezen te herontdekken?
Ik vraag dit mede omdat onze cultuur een heuse economy of desire is geworden: een economie die draait om het triggeren van verlangens. Klaas-Jan hoeft er de televisie met zijn reclameblokken niet eens voor aan te zetten. Zijn wens om carrière te maken wordt ingegeven door een werkomgeving waarin iedereen elkaar aanmoedigt ‘niet stil te blijven staan’. ‘Waar zie jij jezelf over vijf jaar?’ is een uitnodiging om na te denken: Wat wil ik bereiken? Hoe kan ik succesvoller worden? Hetzelfde geldt voor de vakanties waar Klaas-Jan van droomt. In zijn vriendenkring telt een weekje op de Drentse hei niet als vakantie: je moet wel in een vliegtuig zijn gestapt of op z’n minst naar Zuid-Frankrijk zijn gereden.
Wat deze voorbeelden laten zien, is hoe belangrijk imitatie is: het nadoen van andere mensen. We kennen dit principe uit de reclame en zien het in rages en trends. Zien verlangen doet verlangen – omdat mensen niet uit de toon willen vallen, maar ook omdat het voorbeeld van anderen appelleert aan eigen verlangens. Zodra Klaas-Jan te horen krijgt dat een collega van hem promotie maakt, vraagt hij zich af: En ik dan? En als een vriend hem ’s avonds vertelt dat hij sinds kort een vriendin heeft, voelt Klaas-Jan zijn eigen verlangen opspelen: wanneer zal ik eens iemand tegenkomen? Verlangen is, met andere woorden, aanstekelijk.
Stel dat de ouderling hierover met Klaas-Jan in gesprek raakt. Zou hij zijn verlangen naar succes op het werk moeten veroordelen? Dat zou al te voorbarig zijn: laat hij eerst maar eens polsen waarom Klaas-Jan dit zo belangrijk vindt. Überhaupt is het verlangen om in het leven iets te bereiken niet in-trinsiek verkeerd. De vraag is alleen: hoe verhoudt dit verlangen zich tot andere verlangens, tot verlangen naar God in het bijzonder?
Als Augustinus gelijk heeft dat de mens verlangt omdat God zelf een bron van liefde is – hij is geschapen in het beeld van zijn Schepper – dan volgt daaruit dat het menselijk verlangen alleen in God vervulling vindt. Zelfs Klaas-Jan kent deze zin uit de Belijdenissen: ‘Onrustig is ons hart tot het rust vindt in U.’ Dit betekent echter niet dat elk ander verlangen – of beter gezegd, elk ander doel waarop menselijke verlangens zich richten – vanuit christelijk perspectief verkeerd zou zijn. Verlangen naar God is, met eerbied gezegd, geen onderonsje tussen God en de ziel. Wie naar God verlangt, zegt Augustinus, verlangt ook dat Zijn wil op aarde werkelijkheid wordt. Die verlangt dus naar vrede en recht, naar mensen die naar elkaar omzien en zorg dragen voor Gods schepping. Verlangen naar God is ook verlangen naar Zijn koninkrijk, zoals dat ooit in volheid werkelijkheid zal worden, maar nu al enigszins oplicht.
Verlangen naar een partner zou hier heel goed bij kunnen passen, zoals ook werk een ‘werken in de wijngaard’ van Gods Koninkrijk zou kunnen zijn. Verlangens naar liefde, geluk en gezondheid worden slechts zondig – in de zin dat ze hun doel gaan missen – als ze verlangen naar God en Zijn rijk gaan overschaduwen. De hamvraag is daarom, om nog eens met Augustinus te spreken, hoe de ordo amoris, de ‘orde van liefdes’ of de ‘huishouding van verlangens’ er in een mensenleven uitziet. Hoe belangrijk is verlangen naar God in relatie tot andere verlangens? Zet dit Godsverlangen de zaken in perspectief of wordt het overvleugeld door andere verlangens?
Hervorming van verlangens
Stel nu dat Klaas-Jan bij zichzelf moet vaststellen dat zijn verlangens seculariseren, in de zin dat ze hun vervulling steeds meer zoeken in het saeculum (in deze ‘wereldtijd’). Wat zou daaraan te doen zijn? Bestaat er een remedie tegen secularisatie van verlangens?
De ouderling herinnert zich een uitspraak van Philipp Melanchthon: ‘Een verlangen kan alleen door een sterker verlangen worden overwonnen.’ Als dit waar is, heeft het niet zoveel zin om in te praten op verlangens. Evenmin heeft het nut om ascese te prediken. ‘Zet je hart niet op succes’, ‘wees er niet te veel mee bezig’, ‘probeer jezelf te verloochenen’ – dat zijn holle frasen in een omgeving waarin alles schreeuwt dat je niet uit de toon moet vallen. Verlangens laten zich dus niet zomaar klein krijgen. Ze verliezen hooguit aan betekenis, zegt Melanchthon, als andere verlangens hen overschaduwen. Het enige wat daarom gewicht in de schaal legt, is het voeden van verlangen naar God en Zijn rijk.
Hoe kan de kerk dit Godsverlangen bij Klaas-Jan en anderen stimuleren? Augustinus hechtte veel waarde aan imitatie. Zoals het verlangen naar een vriendin getriggerd wordt door de verkering van een ander, zo wordt verlangen naar God gevoed door het voorbeeld van medechristenen. Daarom preekte Augustinus graag over de levens van de martelaren. Hij stelde deze heiligen aan zijn gemeenteleden ten voorbeeld – niet in hoe ze ter dood werden gebracht, maar in hun toewijding aan God, zelfs onder extreme omstandigheden. Al eindig je je leven niet als martelaar op de brandstapel, zei Augustinus, wees dan een martelaar op je werk, in je straat of op je ziekbed. Dat betekent: laat in jouw omstandigheden je verlangen om God te dienen voorrang krijgen boven je verlangen naar succes, naar waardering of naar een onbekommerd leven.
De ouderling beseft dat heiligenlevens voor Klaas-Jan een ver-van-zijn-bed-show zijn. Daarom begint hij over peers: over vrienden, familieleden en Bijbelkringgenoten aan wie Klaas-Jan zich spiegelt. Zijn er mensen die jouw een christelijk leven voorleven? Zijn er mensen in jouw omgeving die jou warm laten lopen voor God? Misschien heeft Klaas-Jan één duidelijk voorbeeld. Waarschijnlijker is het dat hij zich spiegelt aan meerdere mensen. En voor wie ben jij zelf een voorbeeld, Klaas-Jan?
Minstens zo belangrijk als voorbeeldfiguren zijn volgens Maarten Luther de psalmen en gezangen die de gemeente samen zingt. Wie Psalm 84 aanheft – ‘Hoe brand ik van verlangen om te komen in Uw heiligdom’ – zingt niet over het verlangen van de psalmdichter, maar eigent zich dit verlangen toe. Al zingend, meent Luther, wordt het verlangen van de dichter jouw verlangen. Het resoneert in je mond, in je keel en vervolgens ook in je hart.
Het zingen van Psalm 84 maakt dit Godsverlangen zelfs zo concreet present in jouw leven, dat het de strijd kan aanbinden met andere verlangens in jouw hart.
Deze gedachtegang laat zich uitbreiden naar het lezen van de Schrift, naar het bidden van de gemeente en zelfs naar de collecte bij de uitgang. Alle klassieke onderdelen van de christelijke liturgie hebben mede ten doel verlangens van christenen te vormen en krijgen nieuwe glans als ze vanuit dit gezichtspunt opnieuw bekeken worden.
Conclusie
Als de ouderling na afloop van zijn gesprek met Klaas-Jan naar huis fietst, bedenkt hij dat deze gedachtegang op twee manieren kan ontsporen. Je kunt de vorming van verlangens als een project zien waarvoor de christelijke gemeente een stel beproefde technieken in huis heeft. Maar wie te veel over technieken praat, loopt het risico te vergeten dat ze slechts middelen zijn – middelen die God kán gebruiken om mensenlevens te veranderen, maar waaraan Hij niet gebonden is. Het omgekeerde misverstand is dat mensen uit quasi-vrome afhankelijkheid van God de weg van de middelen negeren of hun ogen sluiten voor het inzicht dat ze worden besmet door waar ze mee omgaan, in negatieve én in positieve zin.
Klaas-Jan leek echter aangenaam verrast. Dat de kerk een plek is waar zijn verlangens gevormd worden, had hij nog nooit bedacht. Er staan voor komende zondag geen bijzondere liederen of lezingen op het bord; het zal een dienst als alle andere zijn. Maar Klaas-Jan zal er anders zitten. Hij zal anders bidden en zingen nu hij weet dat Psalm 84 mede ten doel heeft zijn ‘huishouding van verlangens’ op orde te brengen.
H.J. Paul
Herman Paul is hoogleraar geschiedenis van de geesteswetenschappen aan de Universiteit Leiden. Van 2012 tot 2020 bekleedde hij een bijzondere leerstoel secularisatiestudies aan de Rijksuniversiteit Groningen. In die hoedanigheid schreef hij twee boeken over secularisatie: De slag om het hart (2017) en Shoppen in advent (2020).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 2022
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's