Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wenken en de achteruitkijkspiegel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wenken en de achteruitkijkspiegel

Over ambten, leiderschap en de gemeente

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Je zult vandaag de dag maar ambtsdrager zijn. Ambtsdrager in een periode waarin het overgrote deel van de Nederlanders niets of weinig met God heeft.

En in een tijd waarin - ook voor kerkgangers - instituties minder belangrijk zijn en het respect voor (religieus) gezag afneemt. Hoe ga je daar als kerkenraad en als ambtsdrager mee om? Mede aan de hand van de analyse van synodestukken, enkele modellen uit de missiologie en praktische inzichten uit het boek van Klaas Quist over ‘wenkend leiderschap in de kerk’ wil ik een richting schetsen. Ambtsdragers die leiding durven nemen, richting geven en gemeenteleden wenken om als volgeling van Jezus proberen te leven.

Het starre ambt?

Op een of andere manier denken veel mensen bij het woord ambtsdragers aan diegenen die moeten zorgen dat alles een beetje ordelijk verloopt; vaak ook dat alles een beetje bij het oude blijft. ‘Ambt’ heeft voor kerkgangers dan de klank van ‘behoudzucht’. Overigens, ik denk dat het woord ambt en ambtsdragers voor de meeste kerkgangers onder de 40 weinig of geen betekenis heeft. Dat starre begrip van ambt heeft veel te maken met de (kerk)geschiedenis van ons land. In een land waar honderden jaren lang verreweg het grootste deel van de inwoners zei christen te zijn, was de taak van ambtsdragers om goed voor hun kudde te zorgen. Iedereen hoorde immers bij een kudde en bijna iedereen wist wat van God en geloof. Ambtsdragers waren vaak een soort grensbewakers: doe je wel wat hoort bij christen-zijn: ben je wel lid, gedraag je je wel ‘christelijk’ enz. Uiteindelijk was de vraag ‘ben je binnen of buiten de gemeenschap.

Vandaag de dag is dat in de meeste plekken totaal anders. Seculier is norm, gelovig is afwijkend. Dat is ook de cultuur waar jongeren in opgroeien. Ook, zij het in mindere mate, op de bible belt. Maar ook daar werken sociale media door. Niet voor niets zeggen veel mensen dat jeugdwerk vandaag missionair werk is.

Richting boven hekjes

In de missiologie, de theologie van zending en evangelisatie, hebben ze twee modelletjes die de denkwijze over kerk-zijn verduidelijken, zie pag. 5. Modellen zijn een versimpeling van de werkelijkheid, maar wel een leerzame versimpeling. Het eerste model (links) is dat van de ‘bounded set’, de afgebakende groep. Een kerkgemeenschap is een duidelijke club, waar helder is wat de grenzen zijn, waar duidelijk is wie ‘binnen’ is en wie ‘buiten is’. Sommigen vergelijken het met bijvoorbeeld onze manier van schapen houden: je hebt een kudde en daar zet je een hek omheen: duidelijk voor iedereen. Het tweede model heet ‘centered set’. Daarbij gaat het niet om het hek, maar om het centrum, de bron. Dit is de Australische wijze van schapen houden: geen hek, daarvoor zijn de gebieden te groot. Maar een centrale bron waar schapen vanzelf naartoe komen om te drinken. In dit geval is de bron Jezus Christus. Een dergelijke benadering past ook beter bij het christelijk geloof: we willen het Evangelie graag delen, niet inkaderen. De belangrijkste vraag is dan niet ‘ben je binnen of buiten het hek’, maar in welke richting beweeg je. Met iemand die dicht bij Jezus leeft maar daar vanaf gaat, daar heb je een ander gesprek mee dan met iemand die net zo dicht bij Jezus staat maar zich meer die kant op beweegt. Om het praktisch en wat spannender te maken: neem iemand die het niet zo nauw neemt met trouw in een relatie. Het hangt van de positie van die persoon ten opzichte van de Bron af op welke manier je met zo iemand in gesprek gaat en wat eventuele maatregelen zijn. Daarmee doe je niets af van de radicaliteit van het Evangelie. Het ‘ideaal’ houd je als gemeente hoog en voor iedereen hetzelfde: leven van en vanuit de genade van Jezus Christus. Je houdt alleen meer rekening met de dagelijkse praktijk.

Hiermee zeg ik dus niet dat er helemaal geen kaders zijn. Iedere kerk zal afspraken moeten maken over bijvoorbeeld wanneer iemand gedoopt wordt, aan het avondmaal kan e.d. Maar het accent ligt niet op die kaders, maar op de richting van de mensen (al dan niet gemeenteleden).

Hekjes en de praktijk

Het grote nadeel van een ‘bounded set’, dat eerste plaatje, is dat het heel statisch is. Er zit geen beweging in. Kerkenraadsvergaderingen gaan in zo’n model over wat wel en niet kan en over broers en zussen die net wel of net niet aan de verkeerde kant van het hek zitten. De focus gaat dan al snel naar dat hek zelf, die kaders (de geloofsleer, gewoonten, cultuur). Het risico is dat het doel van de gemeente zelf uit het oog verloren wordt in vergaderingen en prioriteiten. In zo’n model neemt de geschiedenis vaak een belangrijker plek in dan het heden. In de synodestukken van de laatste synode zie je dat terugkomen. In 2019 verschenen er drie rapporten voor de synode van de CGK rond de vraag over de plek van ambten in een missionaire context. De opdracht luidde om onderzoek te doen naar:

• de “Schriftuurlijke fundering van de kerkelijke ambten zoals die in de gereformeerde traditie zijn vastgelegd” met aandacht voor kerkenraadsstructuur en de positie van de evangelist;

• en daarbij “rekenschap af te leggen van de missionaire context waarin we vandaag kerk zijn”.1

In de rapporten over ambten staat verrassend weinig over de huidige context, terwijl de opdracht daar wel om vraagt. De samenvatting van alle rapporten rondom ambt en evangelist beslaat 15 pagina’s en zo’n 560 regels. In totaal gaan er welgeteld 10 regels over de maatschappelijke context. Ter vergelijking, in die samenvatting (!) krijgen Calvijn, Zwingli, Bullinger en Bucer alleen al 62 regels. Nog opvallender wordt het als we kijken naar het deelrapport over ‘Principe en praktijk van de ambten in de missionaire context’. Van de 9 pagina’s die dit rapport telt, gaat slechts een kwart over analyse van de context. Bucer krijgt ook bijna een kwart. Verderop in het rapport komen wel praktische aanbevelingen aan bod waarin impliciet en soms expliciet gerefereerd wordt aan de context. Het resultaat van de rapporten is dan ook wat teleurstellend. Uiteindelijk gaat het meer over binnenkerkelijke zaken, zoals de opleiding en rol evangelist, hoogkerkelijk of laagkerkelijk, dan over de roeping van de kerk om het Evangelie te delen.

Sturen met de achteruitkijkspiegel

Met de mond wordt wel beleden dat we alert moeten zijn op deze tijd, maar veel kerken lijken toch meer te sturen met hun ogen vaker gericht op de achteruitkijkspiegel dan op de voorruit. De eigen interne strubbeling staan centraal. Af en toe een blik in de achteruitkijkspiegel is nodig, ook om te kijken of de jongeren op de achterbank het nog wel trekken, maar wil je ergens naar toe dan is de blikrichting naar voren belangrijker. Een mooie samenvatting en illustratie is terug te vinden in de hartenkreet van prof. Mees te Velde bij zijn afscheid als hoogleraar aan de TU Kampen: “Maar het blijft in de praktijk onbevredigend dat het allemaal zo binnenkerkelijk is en dat het nog veel in de sfeer van inschakelen en uitbesteden blijft.” Zijn punt is dat het hele denken en doen rond ambten vanuit de instituties gebeurt, terwijl iedereen onder de 40 denkt vanuit de seculiere cultuur.

Het is goed om te leren van het verleden, maar in de kerk zullen we toch meer met een geopende Bijbel in het hier en nu moeten leven. Ambtsdragers hebben niet de taak de hekjes overeind te houden, maar om de gemeente richting Jezus te leiden. Daar zit veel meer beweging in.

Intermezzo: leiderschap

Sommige mensen zijn huiverig voor de term ‘leiderschap’ als het gaat over de kerk en ambten. Een ambt is als iemand door de gemeente en door God geroepen is om leiding te geven aan de gemeente. Het is wat mij betreft dus én én. Wie het alleen over ambten en dienen wil hebben, loopt twee risico’s. Als eerste: het is een ontkenning van de werkelijkheid: ambtsdragers zijn geroepen om leiding te geven. Volgens het formulier: aansporen, voorbeeld geven, vermaning en tucht. Als dat geen leiding geven is?! Zo verbinden we ook het geestelijke met het het dagelijkse leven en begrijpen jongeren ook beter dat ambten en leiding geven bij elkaar horen. In de tweede plaats, door het ambt te benaderen vanuit de ‘geroepen dienaar’ ben je al heel snel overgeleverd aan de ‘wil van de massa’.

Wenkende ambtsdragers

De opdracht van een kerkenraad en van ambtsdragers is ‘wenken’ om het in de woorden van mijn collega Klaas Quist te zeggen. Eind vorig jaar schreef hij mede op grond van zijn jarenlange ervaring in het begeleiden van kerkenraden het boek ‘De wenkende leider, Een pleidooi voor voorbeeldig leiderschap’. Dat wenken sluit aan bij het ‘Australische model’: de schapen de goede kant op wenken. “Wenken is uitnodigen om dezelfde weg te gaan. Wijzen is als het geven van een opdracht, met de mogelijkheid toch iets anders te doen. Wenken is inclusief, jij en de ander gaan dezelfde weg.” Naast het uitnodigen heeft het wenken nog twee belangrijke elementen: de bestemming voor ogen houden en het creëren van de juiste omstandigheden. Je wil als ambtsdragers dat de gemeente zich een bepaalde kant op ontwikkelt. Sommige mensen zijn huiverig om als gemeente een doel te stellen, want het doel is toch ‘gewoon’ God eren? Dat klopt, maar de gemeente is zowel een doel in zichzelf als een middel in de missie van God in deze wereld. Zoals de zendeling Newbigin mooi verwoordt: de lokale kerk is een teken, een voorproefje en een instrument van het Koninkrijk van God. Dus een gemeente is zowel doel in zichzelf (teken en voorproefje) en heeft een doel buiten zichzelf, het zijn van een instrument. Dit sluit ook aan bij het Joodse denken. Rabbijn Jonathan Sacks schrijft in zijn boek ‘Numeri’ dat een gemeente een creatieve gemeenschap is van mensen die samen iets kunnen doen wat ze alleen niet kunnen en gericht zijn op een groter goed. Dit in tegenstelling tot wat hij ‘kamp’ noemt: een groep mensen die zich inzetten om hun eigen positie te verdedigen (vergelijk ‘bounded set’).

Een doel of richting van een gemeente kan bijvoorbeeld zijn: groeien in geloof of genade, een kerk in de buurt, een gemeenschap van alle generaties. De beste manier om dat te doen is niet door eindeloos te vergaderen en op zoek te gaan naar de grootste gemene deler van de gemeente. Ook niet door vanaf de kansel te vertellen ‘en dit gaan we doen’, maar om te wenken, de gemeente voor te gaan en uit te nodigen die kant op te gaan. Ambtsdragers hebben daarin een voorbeeldfunctie, ook dat is leiding geven. Dus een kerkenraad die als prioriteit heeft ‘gemeenten van kringen’ en de helft van de kerkenraad zit niet op een kring is ongeloofwaardig.

Ambt aller gelovigen

Tot slot: in de kerk spreken we regelmatig over ambtsdragers en daar zijn allerlei boeken voor en theorieën over. Maar hoe zit het met het ‘ambt aller gelovigen’? In de eerder aangehaalde afscheidsrede hield prof. Mees te Velde een warm pleidooi voor dat ‘ambt aller gelovigen’. “De institutionele en ambtelijke kant van de kerk is dus volop ontwikkeld, maar de plek en de status van het algemeen priesterschap zijn diffuus en vormen geen gelijkwaardige andere helft van het verhaal.” Ook Stefan Paas benadrukt dit en benoemt dat juist in een seculiere cultuur meer aandacht hiervoor heel goed is en aansluit bij de context.

Wenkend leiderschap heeft oog voor de gemeente en gemeenteleden en de gaven daarin. Er wordt niet getrokken aan mensen of niet geduwd, de verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenteleden zelf. Dat is voor kerkenraden ook een hele opluchting. De taak van ambtsdragers is om de gaven die God in de gemeente heeft gelegd te herkennen en die geschikt maken zodat ze goed worden ingezet. Het is een activerende leiderschapsstijl, gericht op de eer van God en het welzijn en de missie van de gemeente.

C. Visser


Cors Visser is godsdienstsocioloog. In het dagelijks leven werkt hij als directeur van Kerkpunt, het toerustingscentrum van de Gkv en NGK en als monastiek pionier bij IFES. Hij is lid van CGK-Utrecht centrum.


1 Rapport van de Commissie ambten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2022

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

Wenken en de achteruitkijkspiegel

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2022

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's