Het kerkverband als manier om te overleven
Kerkverbanden hebben het moeilijk. Hoe komt dat eigenlijk en wat betekent dat voor ons? Met die vragen gaan we op pad in dit artikel.
Maar de eerste vraag is: hoe komen we eigenlijk aan het kerkverband? Het kerkverband bestaat immers nog niet zo lang. De kerk wel. Die bestaat al sinds het begin van de wereld (Zondag 21, HC). Het kerkverband komt ook niet voor in de Bijbel en in de Belijdenisgeschriften. De Reformatie was niet het geboorteuur van het kerkverband. Het was de reformatie van de kerk. De Reformatie was een machtige beweging van het evangelie in Europa die ook resulteerde in een grote scheur in datzelfde Europa. De Gereformeerde Kerk die zo ontstond in ons land was geen kerkverband, het was kerk. Ook bij de afscheiding in 1834 ontstond niet een kerkverband, althans dat was zeer duidelijk niet de bedoeling van ds. Hendrik de Cock. Hij wilde niet een nieuwe kerk beginnen of een kerkverband (want zoiets bestond nog niet) en zeer aarzelend kwam het tot de Afscheiding met de Acte van Afscheiding of Wederkeering. De bedoeling was niet om een eigen kerk te beginnen of een kerkverband te starten, maar om de Hervormde Kerk (zoals de Gereformeerde Kerk in Nederland inmiddels heette) op te roepen weer terug te keren tot ‘de waarachtige dienst des Heeren’. De enige reden dat het tot afscheiding kwam en kon komen was omdat naar de overtuiging van ds. De Cock en de zijnen de Hervormde Kerk geen ware kerk meer was, maar een valse.
De CGK in haar huidige gedaante ontstond toen een groep bezwaarden (nog) niet mee kon met de vereniging met een andere grote afsplitsing van de Hervormde Kerk in 1886. Het grootste bezwaar ging om het principe van de afscheiding: je kunt je alleen maar afscheiden van een kerk die geen kerk meer is (Art. 29 NGB).1 De groep van 1886 dacht daar anders over: die vonden de toenmalige Hervormde Kerk nog steeds een kerk, maar wilden wel aan een kerkelijke organisatie bouwen naast die kerk. Daar hadden onze vaderen in 1892 dus bezwaren tegen. Dat kan niet: een kerk naast een kerk. Daar hielden deze bezwaarden aan vast. Je zou kunnen zeggen: de CGK is ontstaan omdat we géén kerkverband willen zijn. Alleen kerk. De historische realiteit is dat er op deze manier wel een extra kerkverband bij kwam naast de andere kerken en groepen kerken die inmiddels onstaan waren. En de organisatie van dat ‘kerkverband’ ging ook analoog aan de manier die in de negentiende en tot ver in de twintigste eeuw gemeengoed was, namelijk als een vereniging van kerken die aan elkaar verbonden waren middels, naast de kerkelijke vergaderingen, allerlei verenigingsstructuren.
Onder druk
Het is dat geheel aan structuren en de verbondenheid die gepaard gaat met die structuren, die momenteel onder druk staat. Kerkelijke bladen moeten stoppen of hun verschijningsfrequentie verlagen. Landelijke of regionale kerkelijke bijeenkomsten worden minder goed bezocht. Er zijn heel wat leden voor wie het landelijke kerkverband überhaupt weinig betekenis heeft. Ze voelen zich verbonden met de lokale kerkelijke gemeenschap waar ze bij horen en het kerkverband is zoiets als de belastingdienst (ze halen geld op voor vast wel goede dingen) of de ANWB (je kunt ze bellen als je pech hebt of als je ergens hulp voor nodig hebt onderweg).
Niet om daarmee te zeggen dat iedereen zo’n afstandelijke relatie tot het kerkverband heeft. Er zijn ook kerkleden die warme gevoelens hebben bij het kerkverband en voor wie het kerkverband een ankerpunt in hun geloof is, maar toch, de algemene trend is dat het kerkverband aan betekenis inboet.
Factoren
Er zijn allerlei factoren die een rol spelen bij deze achteruitgang. Om er een paar te noemen: Om te beginnen kun je heel nuchter constateren, dat eigenlijk alle instituties en verenigingen het moeilijk hebben in onze maatschappij. Kerkverbanden zijn daar geen uitzondering op. Verschillende trends spelen daarin een rol: individualisme en de terughoudendheid van mensen om zich ergens aan te committeren. De neiging van mensen om vooral te focussen op het lokale, de nabije omgeving, want de wereld is groot en ingewikkeld. Een kerkverband voelt dan ook gauw als ver weg. Ook de levenshouding van de consument die ons dag in dag uit wordt opgedrongen speelt een rol. Gemakkelijk wordt een kerk gezien als een winkel. Als het een goede winkel is, dan kom je er vaker. Wat daar voor organisatie achter zit, interesseert je minder. Dat met zo’n mindset een kerkverband dan nog verder buiten beeld schuift is te begrijpen.
Voor de kerk nog ingrijpender is de secularisatie. Hier even bedoeld in zijn meest simpele betekenis2 : er zijn minder mensen die naar de kerk gaan en ook minder mensen die geloven in de God van de Bijbel, de God van Abraham, Izaäk en Jacob, de God van de Heere Jezus Christus. Christenen zijn een minderheid geworden in een cultuur die ook niet meer christelijk is, hoewel de invloed van het christendom nog overal is. Dat doet ook wat met christenen, kerken en kerkverbanden. Het maakt dat de andere kerken niet langer de groepen zijn waar je je tegen afzet, maar het zijn nu eerder partners die voor dezelfde uitdaging staan: kerk zijn in de huidige niet-christelijke samenleving. Je kunt elkaar helpen en dat gebeurt ook. Dat laatste is een goede ontwikkeling. Dat horen christenen sowieso te doen, maar het maakt ook dat het eigen kerkverband een minder centrale rol krijgt.
Lokale kerk
Wat betekent dit voor de omgang met het eigen kerkverband in de praktijk? Nu, dat zal nogal afhangen van de plaats waar je kerk bent. Een lokale CGK ergens op de Veluwe is in dat opzicht anders dan een CGK in een grote stad en die is weer anders dan een CGK op het platteland in een meer geseculariseerd deel van Nederland. En als het samenwerkingsgemeenten betreft, dan ligt het weer anders omdat de lokale kerk dan deel uitmaakt van meerdere kerkverbanden.
Om de eerste twee voorbeelden er (generaliserend) uit te lichten:
Ergens in een dorp op de Veluwe staat een CGKkerk. De druk van de niet-christelijke cultuur wordt gevoeld, want daar ontkom je niet aan in Nederland, maar in de eigen directe omgeving, zijn de gevolgen van secularisatie niet zo zichtbaar. Kerkleden zijn vaak al generaties lang lid van de kerk en er zijn allerlei familiebanden. De verhoudingen met andere kerken zijn gelukkig meestal goed en de periode van onderlinge strijd is inmiddels wel voorbij. Maar onrust wordt ook gevoeld. Het valt niet mee om kerk te zijn op een christelijk dorp terwijl je voelt dat ondertussen door allerlei moderne ontwikkelingen het hele sociale bestel waarin je kerk bent aangevreten wordt. Het lijkt wel of er voortdurend aan alles wat ‘onder ons’ gewoon is, wordt geknaagd. Met pijn in het hart zie je soms mensen innerlijk afhaken. Van het kerkverband verwacht je dan hulp en bijstand in deze geestelijke strijd (want dat is het!) en in plaats daarvan zie je in dat kerkverband soms dezelfde moderne ontwikkelingen. Dat is pijnlijk. Daar lig je van wakker. Ondertussen kun je gelukkig ook je zegeningen tellen. Broeders en zusters voelen zich thuis bij de hartelijke en indringende prediking waarmee de Heere Jezus elke zondag aan de gemeente wordt verkondigd. De gemeenschap is stabiel en vertrouwd. Genade van de Heere dat het zo mag zijn!
Een stuk verderop in het land is een zuster-kerk, ook een CGK of een samenwerkingsgemeente, in een van de grote steden. Ooit was het een grote kerk of waren het grote kerken die nu samengevoegd zijn. De kerk is niet zo groot meer en bestaat nu voor het grootste deel uit een groep ouderen die in of om de stad zijn blijven wonen en een groep jongere mensen die in de stad zijn komen wonen toen ze gingen studeren. Ze wor-den lid omdat ze aangesproken worden door de hartelijke en indringende prediking waarmee de Heere Jezus elke zondag aan de gemeente wordt verkondigd. Sommigen verhuizen weer, anderen blijven en krijgen kinderen. Er komen regelmatig jonge leden bij en er verhuizen regelmatig jonge leden weg. De meesten van hen hebben ook geen CGK-achtergrond.
Vele ouderen hebben kinderen en kleinkinderen zien afhaken. Wat zouden ze er al niet voor over hebben als ook hun kinderen en kleinkinderen naar de kerk zouden gaan, maakt niet uit welk kerkverband: als ze maar ergens terecht komen waar het echt over de Heiland gaat. De jongere generaties zoeken naar hun weg om te geloven en kinderen op te voeden met het geloof in de stad. Er is weinig nog vanzelfsprekend en het is vaak ploeteren om als gemeenschap te overleven. En de andere kerken? In de stad zijn vele kerken van allerlei kleur en achtergrond. Met sommige kerken is contact, met andere kerken niet. Met sommige andere kerken uit gereformeerde kerkgenootschappen wordt gezamenlijk jeugdwerk gedaan. Kerken helpen elkaar om staande te blijven in de stad. Het eigen kerkverband is een bron van steun en de kerk levert ook hartelijk haar bijdrage aan het kerkverband, maar het kerkverband voelt soms ook ver weg en onbekend. Ja, soms voel je vervreemding bijv. als er ‘moeilijk gedaan wordt’ over kerkelijke samenwerking: de eenheid zoeken is een Bijbelse opdracht en het is immers ook simpelweg één van de manieren waarop de kerk staande kan blijven in de stad. Ook al is het soms ploeteren, je bent blij met de gemeenschap die er toch nog is. Het is genade van de Heere dat de kerk nog bestaat in de stad!
Toekomst?
Het kerkverband staat onder druk, ook als je nog even niet kijkt naar de interne moeilijkheden waarmee ons eigen kerkverband worstelt op dit moment. Dat roept de vraag op: hoe verder? In tijden van beroering en zorg is het altijd een goed idee om je te bezinnen op de basics. En dan weer vooruit kijken. Hoe zou dat eruit kunnen zien als we dat als CGK zouden doen? Ons kerkverband is ontstaan als een noodgreep, het kerkverband was een hulp om te overleven, zodat het Evangelie verkondigd kon worden, zodat de kerk kerk kon zijn. Onze vaderen in 1892 waakten ervoor dat het kerkverband ook niet meer dan dat zou zijn: alleen omwille van het Evangelie kan er een Afscheiding zijn.
Teruggaan naar dat motief betekent dat de eerste focus in het kerkverband op de prediking komt te liggen. Het betekent dat we teruggaan naar wat naar reformatorische opvatting de kerk is: namelijk een schepping van het Woord. In 1952 schrijft ds. J.H. Velema: In het bewaren van het eigen Chr. Geref. Erfgoed ligt de taak van onze kerken. Daartoe dienen we alle invloeden van welke zijde ook (hij bedoelt dan andere kerkverbanden, MB) altijd weer te verwerken in het licht van dit erfgoed. Een moeilijke maar schone taak!
Een prediking, die een rijke Christus brengt voor een arme zondaar; die de twee wegen laat zien in de prediking; die met een persoonlijke spits tot de mens komt, midden in de werkelijkheid van heel zijn zondaarsleven, is nog altijd geliefd.
Het worde onze kerken gegeven om in deze prediking onze kracht te blijven zoeken. God wil het!3
Als deze prediking, toegespitst en toegepast op onze soms ook verschillende omstandigheden, onze gezamenlijke focus is en als we ons in het kerkverband allereerst inspannen om elkaar daarbij te helpen dan is een kerkverband ook in onze tijden zeer relevant, als hulpmiddel om te overleven.
Consequenties
Zo’n focus heeft wel consequenties. Ik noem er een paar:
• Het betekent praktisch dat we als ambtsdragers steeds weer het gesprek over de prediking voeren. Dat een predikant zich er niet alleen voor voelt staan, maar zich gedragen weet door het gebed en de steun van ambtsdragers en andere gemeenteleden om hem heen als hij soms tegen de klippen van het (post)moderne levensgevoel in het Woord van God brengt. Dat betekent dat er bij allerlei gelegenheid tijd ingeruimd moet worden voor dit gesprek: op kerkenraden, bij classisvergaderingen, op de generale synode. We zijn er dan van doordrongen dat we onszelf niet een crisis uit kunnen vergaderen of organiseren, maar dat we bidden om het wonder van Gods Woord. Dan zullen we onder ons met onszelf ook harde noten moeten kraken over bijvoorbeeld over kansels die ge-sloten zijn of over prediking die soms misschien wel heel dun is geworden.
• Er dient dan voor gewaakt te worden veel meer te willen zijn dan een kerk van het Woord. Daarmee is niet bedoeld dat iedereen verder maar moet doen wat hij of zij wil, als er maar gepreekt wordt. Ook niet dat er niet meer in de kerk moet gebeuren dan preken. Organisatie en structuur en gezamenlijke inspanningen op allerlei terrein moeten er zijn, maar als allerlei zaken die niet de kern van de prediking raken in tijd en aandacht die we er aan geven gaan overheersen dan is er een serieus probleem. De prediking van Gods Woord is het centrum en die schept een gemeenschap en in die gemeenschap en door die gemeenschap heen mogen we vruchten van de prediking in die gemeenschap verwachten (bijv. in diaconaat, in onderlinge pastorale zorg, in…). Dat is de orde van Gods Woord.
• We houden elkaar vast en laten elkaar alleen los als we moeten constateren dat een kerk een valse kerk is geworden. En of een kerk een valse kerk is geworden wordt primair bepaald door de prediking. Dat is het principe van de Afscheiding.
• En de andere kerkverbanden? We werken samen waar dat kan om met het Woord in deze wereld aanwezig te zijn. Waar we daarin eenheid ontvangen van de Heere ontvangen we die dankbaar. De vraag ‘kunnen we al terug?’ houden we principieel open en tegelijk ook waar kerkelijke eenheid niet haalbaar is, blijven we als kerken elkaar helpen en willen we samen zoeken naar de rechte prediking in de omstandigheden van vandaag.
M. Bergsma
Ds. Mark Bergsma is predikant van de Singelkerk , Utrecht-Centrum.
1 Zie voor deze geschiedenis bijv. D.J. van Brummen, Gedenkboek bij de herdenking van het eeuwjaar der Afscheiding 1834-1934, of Drayer et al, En toch niet verteerd of Kremer en Velema, Toen en thans (1892-1952). Het andere grote punt was de doopvisie van Abraham Kuyper die publiekelijk verkondigd mocht worden
2 Bijv. Taylor, a secular age en Herman Paul, de slag om het hart, werken met andere definities van secularisatie
3 W. Kremer en J.H. Velema, Toen en thans, p. 47
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2022
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2022
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's