Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Heden, indien gij Zijn stem hoort’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Heden, indien gij Zijn stem hoort’

Over het wel of niet frequent komen naar de Maaltijd van de Heer

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van kerkelijke ambtsdragers wordt een grote geestelijke wijsheid verwacht, ook op de dag des Heren. Daarom bidt en dankt men samen in de consistorie voorafgaand en na de dienst. In elke dienst komen de mensen met hun zorgen en innerlijke strijd en met hun worsteling van geloof en ongeloof. De woordverkondiging, de gebeden en het geestelijk gesprek na afloop zijn ontzettend belangrijk.

Daarnaast is het sacrament een belangrijk oriëntatie- en ankerpunt. Dichterbij Christus kan een mens niet komen dan door het nuttigen van het lichaam en bloed van de Heer aan de heilige Maaltijd waarin Hij Zichzelf als het Manna uit de hemel en als het Brood van eeuwig leven aan de zijnen aanbiedt, meldt de Catechismus van Genève, ‘want hoezeer Jezus Christus ons werkelijk wordt medegedeeld in de doop en door het evangelie,’ beide blijft onvolledig (antw. 346).1 Het heilig avondmaal is dan ook uniek.

De eenheid tussen Woord en sacrament

Belangrijk is daarom een hechte eenheid tussen Woord en sacrament in de kerkelijke liturgie. In zijn Homiletik schrijft Dietrich Bonhoeffer over het feit dat de preek en het sacrament in elkaars verlengde liggen. Het kan dan ook als een grote bevrijding worden ervaren om, komend ‘uit de onrust’ van de preek, aan het avondmaal het lichaam en bloed van de Heer uitgereikt te krijgen. De preek heeft immers altijd ook een subjectieve en contextuele dimensie. Het sacrament daarentegen trekt de gemeente en prediker weer meer de objectiviteit ‘van Gods genade in Jezus Christus’ in, schrijft Kees van Ekris in zijn boek over het predikambt in dit verband (p. 315).

Daarenboven vraagt de gang naar het avondmaal van iedere gelovige een persoonlijke reactie naar God toe.

Op een aansprekende manier brengt Thomas van Kempen dit element van het komen naar Jezus naar voren. Dat doet hij aan het begin van zijn boek over de aansporing om ter communie te gaan, eerbiedig, ‘devoot’, schrijft hij, en ‘frequent’: ‘Kom naar Mij jullie allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, en Ik zal jullie verkwikken’, zegt de Heer (Mt. 11:28)… Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem (Joh. 6:56)… Dit zijn Uw woorden, Christus,… en van mij zijn ze, want omwille van mijn heil hebt U ze geuit.’2

Actueel

De vraag naar de gewoonten rond avondmaalsvieringen is actueel. Dat blijkt al uit het feit dat dr. Jasper Bosman aan de TUK in 2020 en dr. Gregory Soderberg aan de VU in 2021 hun onderzoeken verdedigden over respectievelijk de beleving van de viering van het avondmaal in Nederland en over Communion frequency in de afgelopen eeuwen in Amerika, Engeland en Schotland.3 Voor de vraag naar hoe vaak het avondmaal zou moeten worden aangeboden staan we hier echter niet expliciet stil bij de behoefte van de individuele gemeenteleden noch bij de vraag hoe dat in de laatste eeuwen vorm gegeven is. Wij beperken ons tot twee mogelijke richtingen in de beantwoording van de frequentiekwestie, beseffend dat deze onlosmakelijk gekoppeld is aan wat er in het avondmaal van Godswege gebeurt.

Twee stromingen

Volgens mij bestaan er in grote lijn slechts twee stromingen voor wat betreft de frequentievraag van de viering van het avondmaal, ook binnen het gereformeerde protestantisme, al vanaf het prille begin. De reformatoren in Zürich en Genève vertegenwoordigden ieder een andere sacramentsopvatting en –beleving. Zwingli’s keuze is daarom ‘een paar keer per jaar’, terwijl Calvijn een voorstander is van ‘tenminste elke zondag’. De keuze hoe vaak het avondmaal uitgereikt wordt, heeft dan ook alles te maken met geloofsovertuiging. Dan is er natuurlijk ook nog het verschil tussen het aanbod en de individuele keuze om aan te gaan.

Als aanhef koos ik een tekst uit Psalm 95, een woord dat in de Hebreeënbrief driemaal geciteerd wordt in de hoofdstukken 3 en 4: ‘Heden, indien gij zijn stem hoort…’. De apostel richt zich daar tot hen ‘die deel hebben gekregen aan Christus’ en roept hen op er ernst mee te maken in te gaan in Gods sabbatsrust, waarbij hij wijst op het oude verbondsvolk dat vanwege ongehoorzaamheid in Gods rust niet mocht binnengaan. Toegepast op de vraag van de redactie van het blad Ambtelijk Contact hoe vaak het avondmaal gevierd kan worden biedt dit Godswoord de nodige ruimte. Als het accent gelegd wordt op het begin, het nú, het heden, kan het slaan op ‘elke dag’ of ‘elke dienst’, maar als we de nadruk leggen op het vervolg, het moment dat iemand aangesproken wordt door Gods roepstem, kunnen we denken aan ‘soms’ of ‘af en toe’ aangaan, zeker als we het betrekken op ieders ervaring of behoefte.

Louter geestelijk of ook substantieel sacramenteel

Het verschil tussen de twee richtingen komt wat generaliserend kortweg hierop neer, dat de een het sacrament vooral horizontaal en de ander meer verticaal beleeft, de een benadrukt de rol van de mens in het avondmaal en de ander het handelen van God. De een legt de nadruk op de vruchten en wat het avondmaal bewerkt, de ander op de mystieke beleving van de gemeenschap met Christus (communio cum Christo). Zoals gezegd leven beide stromingen binnen het gere-formeerde protestantisme. De eerste richting sluit zich voor wat betreft de frequentievraag aan bij de gangbare praktijk uit de late middeleeuwen, toen de gewone gelovigen of leken veelal ‘louter geestelijk’ communiceerden, waarbij men er vanuit gaat dat het nuttigen van het sacrament niet echt iets toevoegt en dus ook niet echt nodig is voor de omgang met de Heer.

Het liturgisch nieuwe in de traditie die hervormers als Maarten Luther, Martin Bucer en Johannes Calvijn, die de andere richting vertegenwoordigen, inzetten, is dat het heilig sacrament in de liturgie elke zondag aan alle gelovigen – en niet, zoals gebruikelijk, alleen aan de geestelijkheid – wordt uitgereikt. Deze revolutionaire liturgische verandering om elke zondag het avondmaal aan te bieden, voert men vanaf het begin in Wittenberg en Straatsburg in. Farel en Calvijn stelden dit ook in Genève voor, maar de stadsraad ging daar niet in mee. Men koos daar toen voor de praktijk van een paar maal per jaar, die kort daarvoor in de naburige steden Zürich en Bern was ingezet.

Als het primair draait om de gemeenschap met Christus

Het antwoord op de vraag hoe vaak we in onze tijd avondmaal zouden moeten of kunnen vieren hangt dus alleszins af van de waarde die we er aan toekennen. De twee genoemde visies, waarvan de een vooral God als het Subject van het sacrament ziet en de ander de gemeente, bepalen mede of men het avondmaal jaarlijks, per seizoen, maandelijks, wekelijks of dagelijks wil vieren.

Calvijn distantieert zich van de louter symbolische sacramentstheologie, die er van uitgaat dat niet Christus maar de vierende gemeente het subject is. Bij Calvijn gaat het erom dat God handelend optreedt in en door het sacrament (zie bijv. hierboven aant. 1). Brood en wijn zijn geen lege tekens, stelt hij in reactie op de gereformeerde Zürichse reformator. Christus bedriegt niet door ons slechts brood en wijn te geven en de geestelijke werkelijkheid ons te onthouden, schrijft hij.4 Waar het in de gereformeerde avondmaalsspiritualiteit primair om draait is de gemeenschap met Christus (vgl. NGB, art. 35 en HC zo.28). Calvijn struikelt voortdurend over woorden als het gaat om de grootheid van dit mysterie van de eenwording met het lichaam en bloed van Christus, dat ons bevattingsvermogen verre te boven gaat en dus niet begrijpelijk te maken is of in woorden te vangen, onder woorden te brengen. In een haast eindeloze reeks van paradoxen tracht hij zijn avondmaalsvisie en –spiritualiteit te ontvouwen, steeds met twee woorden sprekend. Het avondmaal is tastbaar en reëel én tegelijk een mystiek gebeuren, Christus is lichamelijk aanwezig én toch ook niet omdat zijn lichaam in de hemel is (vgl. HC zo.18), het is immanent én transcendent, het is hemels én aards. Het gaat in het avondmaal om twee partijen, God en de mens, Bruidegom en bruid, die elkaar ontmoeten, waarbij de gelovige mens actief wordt ingeschakeld, onder meer door zich innerlijk en uiterlijk voor te bereiden op het waardig ontvangen van de verhoogde Christus, maar het is uiteindelijk Christus alleen die in het avondmaal handelend optreedt, God is het Subject en Object. Het is dan ook gemakkelijker het mysterie van het avondmaal te ervaren dan te begrijpen, merkt Calvijn op. De ‘kennis’ in het avondmaal is meer affectief dan cognitief.

De roomse en lutherse avondmaalsleer is voor de gereformeerde kerkleider te weinig mystiek, te verstandelijk en grijpbaar, te objectief, vanwege de materiële identificatie van brood en wijn met het lichaam en bloed van Christus, alsof het sacrament vanzelfsprekend, ook zonder geloof en een waardige voorbereiding heilzaam werkt. De versmelting met de godmens Christus is voor de klassieke gereformeerde avondmaalsopvatting een geestelijk en substantieel gebeuren waarbij de Heilige Geest de verbindende factor vormt tussen hemel en aarde. Wezenlijk is ook de vergelijking waarbij de eenwording met Christus aan het avondmaal op het huwelijk tussen man en vrouw wordt betrokken door middel van de verwijzing naar Gen. 2:23, de tekst waarop het christelijk huwelijk is gebaseerd, ‘dat wij vlees van Zijn vlees en been van Zijn been zijn’ (HC 28). In het verlengde hiervan zouden we de heilzame effecten van een hechte huwelijkse band kunnen toepassen op onze frequentievraag, want de innige huwelijksband wordt toch als het goed is zeer regelmatig vorm gegeven door liefdevolle omhelzingen en minzame kussen (vgl. Hgl. 1:1). Het zou toch vreemd zijn als een echtpaar slechts op de trouwdag - dus eenmaal per jaar - de innige liefdesband gedenkt en beleeft, in plaats van deze dagelijks te vieren of op zijn minst wekelijks.

Als het primair draait om de effecten en vruchten

Vanaf de vroege kerk wordt het leven van de christen, met een verwijzing naar Rom. 12:1, beschreven als een ‘levend dankoffer’, ook in de gereformeerde belijdenis, want de leden van Christus bieden zichzelf aan ofwel offeren zichzelf steeds opnieuw – waar mogelijk dagelijks – aan Hem (HC 12,32). Binnen de gereformeerde traditie is in de loop van de zestiende eeuw echter de nadruk sterk gelegd op wat men noemt ‘de gemeenschap der heiligen’ met een beroep op 1 Kor. 10:17 (‘Omdat het één brood is... zijn wij één lichaam’; vgl. 1 Kor. 12:12-13). Zo raakt de aandacht eenzijdig meer gericht op de horizontale onderlinge gemeenschap van de gemeenteleden aan het avondmaal dan op de band met Christus.

Als de nadruk minder valt op de omgang met de Heer die in het sacrament tot ons komt en meer op de onderlinge verbondenheid en opbouw, de effecten en vruchten van de viering, zoals de liefdebetoon, de sociale en diaconale functies, de morele oproep om christelijk te leven en de gemeenteopbouwende effecten van de viering van de Maaltijd van de Heer, hoe zinvol ook, is het minder noodzakelijk om de Maaltijd van de Heer zeer regelmatig te vieren. Natuurlijk zijn de vruchten belangrijk, zoals bij voorbeeld de toename in geloofszekerheid – denk aan HC zo.29: ‘dat wij zo waarlijk door de werking van de Heilige Geest deel krijgen aan zijn ware lichaam en bloed, als wij deze heilige tekenen met onze mond tot zijn gedachtenis ontvangen’ – en de toename in dankbaarheid. Hoewel alles in de liturgie met elkaar samenhangt en nauw verbonden is, kunnen al deze buitengewoon belangrijke en nuttige elementen van de viering van het avondmaal niet los gezien worden als redenen om het avondmaal zo vaak mogelijk te vieren, omdat alles slechts voortkomt uit het meest wezenlijke, dat is de geestelijke en sacramentele eenwording met Christus en in Hem met God.

Idealiter dagelijks

Calvijn maakt een onderscheid tussen hoofd- en bijzaak, waarbij de eenwording (unio) of gemeenschap (communio) met de Heer het meest wezenlijke is. Als het erop aankomt, kun je volgens Calvijn het avondmaal dan ook niet vaak genoeg ontvangen, het liefst elke dag of elke dienst, maar op z’n minst elke zondag. Idealiter moet in elke samenkomst het avondmaal uitgedeeld worden, evenals de bediening van het woord en de gebeden in alle diensten terugkeren. Ter ondersteuning van dit ideaal verwijst hij naar een briefwisseling van Augustinus met Januarius, waarin sprake is van de dagelijkse oefening in ‘de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Heer’, terwijl anderen het ‘alleen op zaterdag en zondag aangeboden’ krijgen. Ook wijst hij erop dat Cyprianus zich afvraagt of ‘de dagelijkse offerande’ vergeefs wordt aangeboden, omdat zo weinig mensen er aan deelnemen. Voor de praktijk van dagelijks avondmaalsvieringen verwijst hij verder naar Hand. 2:42 en naar enige vroege pausen (Inst. 4.17.43-46).

Andere kerken

Tot nu toe focusten we vooral op de gereformeerde avondmaalsspiritualiteit. Maar als het gaat over de vraag over hoe vaak we het avondmaal zouden kunnen of moeten vieren geldt de genoemde tweedeling ook voor de andere protestantse kerken en voor rooms-katholieke en oosterse kerken: een paar keer per jaar of zo vaak mogelijk, waarbij ieder in beide gevallen zelf het aantal kan invullen. De reformatoren, zoals Luther, Bucer en Calvijn kiezen, zoals we zagen, voor wekelijkse vieringen, ondanks de verschillen in de leer, en anders dan Zwingli en Oecolampadius.

Een bijzonder oecumenisch gegeven is dat de Rooms-katholieke kerk onder paus Pius X vier eeuwen na de genoemde liturgische wending door de reformatoren de wekelijkse lekencommunie invoert, die hij dan – in de geest van Calvijn – omschrijft als een ‘eenwording of vereniging met Christus’ en die volgens hem door iedereen ‘zorgvuldig voorbereid moet worden’ en ‘gevolgd door dankzegging’, wat opnieuw erg lijkt op de gereformeerde traditie.5 Het is van belang verder op te merken dat zowel de Rooms-katholieke kerk als de protestantse kerken, anders dan de evangelische bewegingen, ambtelijke kerken zijn en dat hun erediensten liturgisch zijn van opzet, bestaande uit een aaneenrijging van wel of niet gezongen gebeden, waarin God wordt aanbeden en aangeroepen, geprezen en gezegend, en tussen al die verschillende gebeden worden de gelovigen door God Zelf bediend middels ambtsdragers die in Zijn naam het Woord en de sacramenten bedienen. Het geheel staat in het kader van het horen naar en responderen op de stem van God en de ontmoeting met Hem.

Individueel en gezamenlijk vieren

Het deelnemen aan de Maaltijd van de Heer is bepaald niet een louter individuele zaak, het heeft ook alles te maken met het wonderlijke van het instituut kerk. De kerk heet niet voor niets een avondmaalsgemeenschap. Door deel te nemen aan het avondmaal krijgen we ‘allen tezamen en ieder persoonlijk’ deel aan de kerk als het geestelijk lichaam van Christus en aan de gemeenschap der heiligen (vgl. HC zo.21) en door afhouding of excommunicatie gebeurt het tegenovergestelde (vgl. HC zo.31). De kerk is niet alleen een gemeenschap van gelovigen maar tegelijk ook een vierende gemeenschap van mensen die samen eten en drinken en steeds weer samenkomen omdat ze als hongerige en dorstige mensen gevoed en gelaafd willen worden.

Motieven om regelmatig het sacrament te ontvangen

Er vanuitgaand dat Christus zichzelf aanbiedt wanneer Zijn lichaam en bloed aan de Tafel van de Heer genuttigd worden, kunnen we meer concreet enkele motieven noemen, die uitdrukking geven aan de noodzaak van en het verlangen naar de sacramentele omgang met Christus. Verschillende motieven om zeer regelmatig avondmaal te vieren gelden kerkelijk breed.

• Als eerste noemen we het christologische motief vanwege de noodzaak van een voortdurende reiniging en heiliging door Christus. Wij dragen steeds opnieuw onze zwakten en zonden om die bij Christus in te wisselen voor Zijn kracht en heiligheid. In dit verband kunnen we denken aan de noodzaak van de dagelijkse bekering, het proces van afsterven en opstaan dat zeker ook gekoppeld is aan het avondmaal, en aan het dagelijks gebed. Steeds hebben we het nodig bevrijd te worden uit onze ellende en van de dood en overgezet te worden in de hemelse heerlijkheid van onze Heer.

• Dan is er natuurlijk het pneumatologisch-mystieke motief waarbij het draait om de heilzame rechtstreekse en onontbeerlijke innige persoonlijke band met de Heiland die de gelovige zich steeds opnieuw mag toe-eigenen en die de Heilige Geest door het sacrament wil onderhouden en doen groeien, zoals de Heer van Zijn kant al het Zijne de zijnen toerekent (NGB, art. 22).

• Te denken valt verder aan het kerkelijk-liturgische motief van een terugkerend geestelijke gemeenschap met Hem en in Hem met elkaar. Waar Luther het nieuwe leven(sritme) omschrijft als onze ‘dagelijkse doop’ zouden wij kunnen spreken van de ‘dagelijkse communie’. We kunnen hier ook wijzen op de veelzeggende vierde bede van het Onze Vader: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, dat men in het begin van de Reformatie, evenals als in de Roomse traditie, primair interpreteert als het ‘Brood van eeuwig leven’.

• Tot slot noem ik het hemelgerichte-eschatologische motief van de vergankelijke mens die ’s morgens niet weet of hij ’s avonds nog leeft en die in alles gericht wil zijn op het (leven in het) Koninkrijk der hemelen.6 Uit onszelf zijn wij niet in staat tot deze wonderlijke en heerlijke geestelijke en lichamelijke gemeenschap met Christus. Wij kunnen uit onszelf immers onze harten niet eens verheffen tot bij God in de hemel. Maar waar Gods Geest dat via het sacrament bewerkt is het als de hemel op aarde, waarnaar een mens voortdurend en eindeloos intens kan verlangen.

Wekelijkse vieringen

Ik rond af met een concreet advies. Het gereformeerde kerkvolk beleeft het geestelijk leven niet langer, zoals in de Roomse kerkelijke kalender, van (hoog)feest tot (hoog)feest. Er ontstaat een nieuw liturgisch ritme met slechts één heilige dag, dat wil zeggen: van zondag tot zondag als het steeds opnieuw ingaan in de eeuwige sabbatsvreê, en naast dit weekritme – maar niet minder belangrijk – seizoensgewijs: van avondmaal tot avondmaal. Het zou heilzaam zijn beide klassieke levensritmen te combineren met een wekelijkse avondmaalsbediening.

H.A. Speelman


De schrijver is vanaf 1980 gereformeerd predikant en het laatste decennium ook medewerker aan de TU te Kampen.

Recente publicaties van zijn hand zijn:

Bij God aan Tafel: Calvijns motieven om wekelijks avondmaal te vieren, samen met K. van der Zwaag

Spirituele Oecumene: Over de vele vormen van de gezamenlijke en persoonlijke omgang met God

Gereformeerde Getijden: een zoektocht naar het begin van het gereformeerde levensritme, samen met D. Timmerman en Jaco van der Knijff


1 In de context hiervan spreekt Calvijn in zeven antwoorden over het avondmaal als in een krachtig litanie-achtig eucharistisch gebed: dat U Uzelf in het avondmaal ‘aan ons geeft’, o Heer, en dat, doordat wij Uzelf in het sacrament mogen ontvangen en bezitten, uw gaven de onze worden tot ons eeuwig heil, dat wij U ‘in ons opnemen’ zodat de verzoening die U met God bewerkte aan het kruis, evenals de bevrijding van het oordeel, steeds weer ons deel wordt, dat U door het sacrament ‘in ons woning maakt en met ons verbonden bent’ en ons deelgenoot maakt ‘aan al uw genadegaven’, dat U, Jezus, ‘ons Uw bloed te drinken geeft’ en dat ‘uw lichaam dat eenmaal geofferd is om ons met God te verzoenen ons in het sacrament gegeven wordt om ons ervan te verzekeren’ dat wij nu en tot in eeuwigheid aan U en aan deze verzoening met God deelhebben, ‘dat onze zielen,’ o Heer, ‘door de gemeenschap met uw lichaam en bloed gevoed worden’ en ‘in dit sterfelijke leven’ steeds opnieuw erdoor ‘levend gemaakt worden’, en dat wij erdoor bevestigd worden ‘in de hoop op het eeuwig leven’, want U bent het Brood des levens, ‘dat van de hemel is neergedaald om onze zielen te voeden’ en U wil ‘dat wij één zijn met U zoals U één bent met uw Vader’ (Cat. van Genève, antw. 340-348).

2 En even verderop lezen we: ‘U hebt mij, zwakke, uw Lichaam gegeven tot een verkwikking voor geest en lichaam en uw Woord hebt U gesteld tot een lamp voor mijn voeten. Zonder deze twee zou ik niet goed kunnen leven, want het Woord van God is een licht voor mijn ziel en uw sacrament brood voor het leven.’ Anders gezegd: wij mogen zitten aan twee tafels, die van het onderwijs van Gods wet en het ware geloof, en die van het heilig brood, het dierbare lichaam van Christus. Thomas, Navolging, 3.1.1v., 3.8 en 11.19-22.

3 Nadat de PKN haar jaarthema bekend maakte: ‘Aan tafel! Van Maaltijd van de Heer tot tafel van verbinding’ verzorgde orgaan‘#Protestant’ het themanummer ‘Aan tafel!’ met artikelen over ‘Hoe denken leden van de PKN over het avondmaal? , ‘Avondmaal bepaalt kerk bij taak in de wereld’ en ‘Heeft het avondmaal een revival nodig?’. Het blad WegWijs van de GKN/NGK verzorgde eveneens in de zomer van 2022 een nummer onder dezelfde titel: ‘Aan tafel!’, waarna het ND (van 18/8) verscheen met de bijdrage ‘Viering avondmaal blijvend veranderd’, waarin prof. Arnold Huijgen en prof. Peter-Ben Smit hun visie gaven.

4 Zie Calvijn, Kleine verhandeling over het avondmaal, in: H.J. Selderhuis red., Calvijn Verzameld, 337-369, 344 en Institutie 4.17.10.

5 DH 3375 - 3382. Eigenlijk spreekt het Concilie van Trente in de zestiende eeuw zich al uit tegen de bestaande traditie, waarin de gewone gelovigen slechts ‘eenmaal in het jaar’ met Pasen ter communie gaan, en in navolging van de protestanten voor een zeer regelmatig gebruik van het heilig sacrament door de gewone gelovigen.

6 Hier valt te denken aan Luthers lied: ‘Midden in het leven zijn wij door de dood omvangen/ Wie is daar die hulp ons biedt… Alleen Gij, Here Jezus! …’ en verderop: ‘Gij vergoot uw kostbaar bloed dat voor onze schuld voldoet. Heilige Here God…’; vgl. de bewerking van dezelfde Latijnse antifoon door Klaas Heeroma: ‘Midden in de dood/ zijn wij in het leven,/ want Eén breekt het brood/ om met ons te leven/ midden in de dood,’ LvK 1973, 272:1 en 3 en 359:1.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

‘Heden, indien gij Zijn stem hoort’

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's