Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het nachtmaal der genade: vormen van vieren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het nachtmaal der genade: vormen van vieren

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De viering van het avondmaal in het midden van de gemeente: dat is altijd weer een gewichtig moment. Maar hoe geef je die viering precies vorm? Veel gemeenten dachten daar nauwelijks over na, tot ze tijdens de coronapandemie die vraag ineens heel concreet moesten beantwoorden. Lopend vieren? Digitaal meedoen vanuit de huiskamer? De wijn in cupjes? Wat kan wel, en wat is niet gepast? Een zoektocht naar variabelen en constanten in de viering van het ‘nachtmaal der genade’.

De term ‘nachtmaal der genade’ komt uit Psalm 23 vers 2 in de berijming van 1967: ‘Onder het oog van hen die mij verraden / richt Gij mij toe het nachtmaal der genade’. De Heere Die een Herder is, voedt en verkwikt David, zelfs als deze moet gaan door een dal van diepe duisternissen. Juist daar richt Hij voor Zijn kind een tafel aan, voor het oog van wie hem haten.

De aanduiding ‘nachtmaal’ komt dus uit ‘1967’ en lijkt daarmee een moderne term te zijn. Maar niets is minder waar. In de geschiedenis van de gereformeerde traditie in ons land is het een veelgebruikte term geweest om het avondmaal in het midden van de gemeente mee aan te duiden. In de 16 e eeuw bijvoorbeeld. Maar ook iemand als Kohlbrugge gebruikt in de 19 e eeuw nog deze aanduiding voor het avondmaal.

De term ‘nachtmaal’ verbindt ons dus met een traditie van eeuwen avondmaalsvieringen. En wat blijkt? Vragen die voor 21 e -eeuwers nieuw leken, zijn ook in het verleden vrijwel allemaal langsgekomen. Lopend of zittend vieren? Het gevaar van besmetting? Aan huis avondmaal houden? Het zijn allemaal kwesties die eerder aan de orde zijn geweest. Het is daarom interessant om met een aantal actuele vragen terug te blikken in onze eigen traditie.

Vreugde

Daarbij is het goed om allereerst te benadrukken hoe in het verleden de vreugde van de viering door de hele gemeente benadrukt is. Hoe bijzonder is het bijvoorbeeld in de 16 e eeuw voor iemand als Calvijn om te ontdekken dat het avondmaal niet maar een zaak van de geestelijkheid is, maar juist iets voor de hele gemeente. Hoe vaart hij uit tegen de geestelijke leiders die de beker standaard aan het volk onthouden en de ouwel soms maar één keer per jaar aan de gewone man uitreiken. Niet voor niets wordt het avondmaal aangeduid als ‘maaltijd van de Heere’, schrijft hij al in de eerste versie van zijn Institutie uit 1536. Deze maaltijd wil ons geestelijk voeden, wil ons verzekeren van het aandeel in het offer van Christus, wil ons geloof oefenen, beschermen, aanwakkeren en vermeerderen. Vanwege die rijke functie van het avondmaal zou de tafel eigenlijk minstens elke week moeten worden aangericht, stelt hij even later. En wee degene die de gewone gelovige dit voedzame en troostrijke maal onthoudt… Die vreugde over de viering: we hebben er weer iets van geproefd, toen in coronatijd in gemeenten soms na lange tijd op een bepaalde manier weer avondmaal gehouden kon worden. Dat was bijzonder. Ontberen doet waarderen. En zodoende kregen we weer enig gevoel voor wat het in het verleden betekend moet hebben voor gewone gelovigen om, in plaats van de heilige mis op afstand te moeten meemaken, frequent de maaltijd te mogen vieren als gehele gemeente.

Aan tafel

Maar die vernieuwingsbeweging –de Reformatie is misschien wel vooral te zien als een hervorming van de (avondmaals)liturgie– bracht ook allerlei vragen met zich mee over hoe die gemeenschappelijke maaltijd dan vorm moest krijgen. Een paar voorbeelden, die uiterst actueel blijken.

Allereerst de manier van vieren. Zittend aan tafel, staande, of gaande? In het Genève van Calvijn kwamen de mannen (met ontbloot voorhoofd) en vrouwen (gesluierd) naar voren geschreden om brood en wijn uit handen van de dienaar en zijn assistenten (diakenen) te ontvangen. De Nederlandse gereformeerden waren vanuit de Londense traditie van Marten Micron echter gewend om aan tafel te zitten. Micron had dat in zijn ‘Christlicke Ordinancien’ sterk benadrukt: Christus vierde met Zijn discipelen aan tafel, waarmee de rust van het moment en de eenheid van de kring werden uitgedrukt. De Dordtse synode van 1574 stelde echter dat een staande viering het meest gepast is. Echter, niemand moest daar een halszaak van maken: het gaat hier om een middelmatige kwestie. Als er maar niet geknield wordt voor de elementen, zegt een volgende synode, want daarmee komt de bijgelovigheid weer terug in de kerk.

In coronatijd kwam de vraag op hoe belangrijk het is dat mensen bij de viering van het avondmaal opstaan, naar voren lopen, aan tafel plaatsnemen en daar brood en wijn ontvangen. Kunnen de elementen ook niet rondgedeeld worden, zodat ieder ze in zijn bank kan nuttigen? Die vorm is als een –noodzakelijke– variant door velen geaccepteerd. Maar eigenlijk iedereen voelt wel aan dat de gebruikelijke vorm van opstaan, gaan, zitten en in ontvangst nemen toch wel veel symboliek in zich bergt. Daarom is die wijze van vieren op veel plaatsen zo snel mogelijk weer teruggekomen.

Digitaal vieren

De vraag of je het avondmaal ook thuis achter het scherm digitaal mee kunt vieren, is uiteraard echt een kwestie van de 21 e eeuw. Maar ook in de 16 e eeuw leefde de vraag of het wel noodzakelijk is dat je fysiek aanwezig bent bij de viering van het avondmaal. Kun je het in kleiner verband ook niet thuis vieren? De broeders waren er destijds heel duidelijk over: de sacramenten moeten in het midden van de verzamelde gemeente worden bediend, en niet in een private setting. Ook niet als iemand door ziekte aan huis of bed gebonden is. Die kwestie wordt in recenter tijd veelal anders benaderd. Bekend zijn de voorbeelden dat een predikant met een afvaardiging van de kerkenraad na afloop van de avondmaalsdienst langsgaat bij een zieke broeder of zuster om ook hem of haar te doen delen in de viering van de maaltijd. De elementen zijn dezelfde als die in de kerk gebruikt zijn, alleen komt de gelovige niet naar de tafel maar komt de tafel als het ware naar de gelovige toe.

Als variant daarop is in coronatijd wel meegevierd vanuit de huiskamer: terwijl de predikant op het scherm de elementen aan de kleine groep mensen in de kerk uitdeelde, namen gelovigen thuis het brood en de wijn tot zich.

Hierover heeft iemand als prof. F.G. Immink terecht zijn bedenkingen geuit. Ook al hebben mensen er zegen uit ervaren: waar is het fysieke, het gezamenlijke en het ambtelijke van de viering gebleven als ieder thuis zijn eigen brood en wijn nuttigt? Juist bij het avondmaal is de gemeenschappelijke en concrete handeling van het aannemen van het brood en de wijn uit de hand van de dienaar zo’n essentieel onderdeel van het ritueel. Alleen in uitzonderlijke gevallen –en dat was de pandemie uiteraard– is het volgens Immink denkbaar dat er digitaal wordt meegevierd, maar dan onder de voorwaarde dat de diakenen vooraf de elementen komen brengen, zodat het toch één brood en één wijn zijn die genuttigd worden.

Besmetting

Het gevaar van besmetting was in veel gevallen een van de redenen om in eerste instantie af te zien van de viering van het avondmaal en vervolgens een aangepaste viering te bedenken waarbij het contact met elkaar zoveel mogelijk werd vermeden. Dus verschenen de cupjes met wijn en de bekertjes of schaaltjes met brood, uitgedeeld door de diakenen.

Interessant is dat men in de 16e eeuw ook te maken had met besmettelijke personen in het kader van de avondmaalsviering. De synode van Middelburg spreekt zich uit over de vraag wat er moet gebeuren met mensen die melaats zijn. Kan men die wel toelaten? Antwoord: men hoeft ze niet te verbieden deel te nemen. Ze kunnen óf in een hoek van het kerkgebouw de elementen krijgen, óf aan de gemeenschappelijke tafel, maar dan als allerlaatste. Men had ook kunnen zeggen: laat de melaatse thuis blijven, hij vormt een gevaar voor de volksgezondheid. Nee, men vindt het blijkbaar zo belangrijk dat iemand ondanks zijn ziekte tóch kan deelnemen, dat men zoekt naar een manier om deze persoon toch te laten delen in het gemeenschappelijke nachtmaal.

Dat kan ons een stukje ontspannenheid leren als het gaat om het gevaar van besmetting. Heel concreet speelt dat punt momenteel nog als het gaat om de vraag of de ene beker weer terug kan keren. In veel gemeenten is men daar nog huiverig voor, en blijven de losse cupjes vooralsnog nog in gebruik. Hoe begrijpelijk ook, terecht is daarvan door meerderen gezegd dat dat eigenlijk onwenselijk is. De ene beker is zo’n belangrijk symbool van de eenheid van de gemeente als Lichaam van Christus, dat we niet moeten wennen aan de mogelijkheid om allemaal uit afzonderlijke cupjes te drinken.

Tafelwacht

Er is nog een element van de avondmaalsviering dat door de zoektocht naar nieuwe vormen een speciaal accent heeft gekregen: de rol van de ambtsdragers in het geheel. Doordat de gebruikelijke vorm van het uitdelen van het brood en het ronddelen van de beker door de predikant niet meer mogelijk was, waren er meer handen nodig om de tafel te bedienen. In veel gevallen kregen de diakenen de taak om het brood op schaaltjes of in bekertjes en de wijn in cupjes rond te delen. Een mooi gegeven, dat heel oude papieren heeft. Ook in de vroege kerk en in de tijd van de Reformatie speelden de diakenen een dienende rol bij de viering van het avondmaal. Dat kreeg nu in veel gevallen een nieuwe invulling.

Behalve diakenen hebben ook ouderlingen een eigen rol bij de viering van het sacrament. Niet in het delen zozeer, als wel in het opzicht. Zij worden geacht toe te zien op de heiligheid van het sacrament. Daarvoor dient van ouds de zogenoemde tafelwacht, waarbij één of meer ouderlingen tijdens de viering letterlijk opzicht uitoefenen over de viering. Het gaat immers om het heilig sacrament van het avondmaal? En Paulus waarschuwt niet voor niets voor de mogelijkheid dat het sacrament op een onwaardige wijze gebruikt wordt, waarmee het sacrament ontheiligd kan worden. Daarom staat er in het klassieke avondmaalsformulier ook het zogenoemde zondenregister, waarin degenen die zich met bepaalde ‘ergerlijke zonden’ besmet weten worden vermaand zich van de tafel van de Heere te onthouden. En daarom is er ook in de week voorafgaand aan de viering het zogenoemde ‘censura morum’, waar mensen kunnen komen met hun zorgen en vragen over avondmaalsgangers die niet in Godsvreze leven. Zodoende wordt de tucht in de gemeente uitgeoefend met als doel dat het sacrament zuiver gehouden wordt.

Verachters

Toch moeten we ervoor oppassen de ouderlingen als een soort politieagenten te zien die er vooral op uit zijn mensen te verhinderen aan het avondmaal deel te nemen. Wat dat betreft is opnieuw de 16 e -eeuwse praktijk leerzaam. In die tijd kreeg iemand niet zozeer huisbezoek als hij wél aan de tafel was gekomen –iets wat nogal eens voorkomt in bevindelijk gereformeerde kring– maar als hij of zij afwézig was geweest.

De Dordtse synode van 1574 is er bijvoorbeeld heel duidelijk over: ouderlingen moeten erop letten of de lidmaten van de gemeente wel ‘telcken Nachtmale communiceren’. En als dat niet zo is, moeten die gemeenteleden aangesproken worden: of er misschien iets aan schort in leer of leven. Als dat niets oplevert, moeten zulke leden bij de kerkenraad komen en vermaand worden. ‘Verachters’ moeten zelfs met het oordeel gewaarschuwd worden, en als dat niet helpt, moet de classis worden ingeschakeld. Het is duidelijk: deelname aan het avondmaal is het gewone, wegblijven is iets zorgwekkends en zelfs een reden voor vermaan. En in dit alles spelen de ambtsdragers een grote rol.

Variabelen

In coronatijd hebben velen de waarde van het sacrament van het heilig avondmaal opnieuw onder ogen gezien. Aan den lijve ervoeren we wat het betekent om géén avondmaal te mogen vieren. Net zoals velen geleden hebben onder het ontbreken van het gezamenlijk zingen, heeft menigeen pijnlijk het gemis van de gemeenschappelijke dis gevoeld.

De vreugde was dan ook groot toen het weer kon, zij het vaak op een wat alternatieve manier. We leerden relativeren: niet alle vormen zijn even belangrijk, niet alle gebruiken even noodzakelijk. Er zijn variabelen.

Wat echter als constante overbleef en overblijft is de Herder Die, ook in tijden van crisis, voor Zijn kudde de tafel gereedmaakt en Zijn schapen in de tekenen van brood en wijn Zijn overvloed doet proeven. Inderdaad, een ‘nachtmaal der genade’.

J. van der Knijff


Dr. J. (Jaco) van der Knijff werkt als muziekredacteur bij het Reformatorisch Dagblad en is als docent liturgiek verbonden aan de Theologische

Universiteit Apeldoorn (TUA). Hij promoveerde in 2018 aan de Rijksuniversiteit Groningen op de studie Heilige gezangen. Herkomst, ontwikkeling en receptie van de lofzangen in het psalmboek van Dathenus en de ‘Eenige Gezangen’ in de Staatsberijming van 1773. In 2021 verscheen van zijn hand de uitgave Ons psalmboek. Achtergronden en gebruik van het kerkboek van 1773.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

Het nachtmaal der genade: vormen van vieren

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's