Kinderen en avondmaal
Kindercommunie…? De redactie vond dat dit thema in een avondmaalsnummer niet kon ontbreken. Onze generale synode onderstreepte vorig jaar dat contacten met andere kerken van gereformeerd belijden niet mogen worden aangegaan wanneer er in een gemeente kinderen aan het avondmaal worden toegelaten (Besluitenboekje II, blz. 18).
In mijn eigen verwoording: onze kerkordelijke regel dat niemand tot het avondmaal kan worden toegelaten ‘dan wie overeenkomstig de regeling van de plaatselijke kerk belijdenis des geloofs heeft afgelegd’ (art. 61 K.O.) is principieel-kerkelijk van karakter. Niettemin rijzen er ook onder ons vragen over het uitsluiten van kinderen aan het avondmaal. In de zomer van 2022 kon u in de kerkelijke pers lezen over een instructie die in de classis Amsterdam was behandeld over dit onderwerp. Die instructie is doorgestuurd naar de generale synode-2024, dus deze synode zal er in ieder geval mee te maken krijgen DV. In de christelijke dagbladpers trok dit de weken daarna de aandacht, o.a. via een kritische opiniebijdrage in het Reformatorisch Dagblad van de hand van ds. W.L. van der Staaij.
Nu zou ik me goed kunnen voorstellen dat deze of gene lezer op dit moment een diepe zucht slaakt: ‘Hebben we al niet genoeg spanningen in de kerken? Moet die spanning nog meer opgevoerd worden, zeker als we bedenken dat in diezelfde komende synode de zaken van vrouw en ambt opnieuw aan de orde zullen komen, in toegespitste zin?’ Dat is een begrijpelijke reactie en daar zit ik net zo goed mee. Maar anderzijds is het een eerlijke zaak; we onderstrepen telkens weer dat gereformeerd zijn leven naar de Schrift inhoudt. En dat we de Schrift altijd weer hebben te onderzoeken wanneer er twijfel aan de houdbaarheid van een bepaalde traditie ontstaat. We zijn alleen gereformeerd door ons telkens weer te laten reformeren. Dat geldt al eeuwen lang vanaf de Reformatie, en dat is vandaag dus niet anders. Dus de vraag klinkt in de kerken, en dus ook in dit artikel: is onze traditie Schriftuurlijk terecht, of zijn daar toch kanttekeningen/vraagtekens bij te plaatsen? Wat mij betreft blijft het in deze bijdrage daar ook bij. Zelf heb ik daar al de handen vol aan. En de generale synode moge ons dan t.z.t. verder helpen.
Persoonlijke ontwikkeling
De eerste keer dat de materie mijn aandacht vroeg, was in december 1984. Mij was gevraagd een verantwoording over de kinderdoop in een gemeente te geven waar ik wat arbeid deed; de aanleiding was een zgn. ‘overdoop’ van een volwassen gemeentelid. Vol ijver beschreef ik de lijn van besnijdenis (Oude Testament) naar doop (Nieuwe Testament) en maakte in het voorbijgaan de opmerking dat de formulering ‘de doop is in de plaats van de besnijdenis gekomen’ onjuist is. Schriftuurlijk is het juister om te spreken over de doop als vervulling van de besnijdenis. Dat is Bijbels te onderbouwen. Tijdens de bespreking na de inleiding kwam de vraag: als u dat zo benadrukt, moeten we dan ook niet gaan nadenken over de vraag of kinderen niet evenzo bij de tafel van de Heere horen te zijn? Zoals besnijdenis in de christelijke traditie ‘overgaat’ in de doop, zo toch ook het Pascha in het avondmaal? Ik was erdoor verrast eerlijk gezegd. En kon niet snel tot een adequate reactie komen. Een maand later verhuisden we als gezin naar Hoogeveen, dus het kwam er ook niet meer van. Maar de kwestie liet me niet meer los, zo ben ik dan ook wel weer. Vragen over de ‘overdoop’ (door mij meer en meer liever aangeduid als geloofsdoop) kwamen in mijn rondgang in de kerken telkens weer terug – en ook indringender, zeker door omstandigheden in de jaren rond 2010; en steeds sterker werd mijn overtuiging dat de gezinsdoop op goede Bijbelse grond rust. Maar steeds meer kwam ook de vraag bij mij terug of dit niet een dieper doordenken op die vraag ooit eiste.
De vervullingsgedachte
Laten we daar inhoudelijk insteken. Het lijdt onder ons geen twijfel dat de doop de vervulling van de besnijdenis is. Maar eenzelfde lijn loopt van Oude naar Nieuwe Testament als het gaat om de verhouding Pascha en avondmaal. De Heiland stelde het avondmaal in in de oudtestamentische Paasnacht. Samen met zijn leerlingen riep Hij de herinnering en het met brood en wijn herdenken van deze opmaat naar de bevrijding uit de slavernij naar voren. Hij legde het zogezegd op tafel en Hij wees zelf daarbij op brood en wijn als geestelijk deelhebben aan zijn lichaam en bloed, straks op Golgotha te geven. In de zomer vorig jaar preekte ik bij enkele avondmaalszondagen her en der over 1 Kor. 5:7b: ‘…ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus.’ Terecht wordt onder ons dan ook het avondmaal als de vervulling van het Pascha getypeerd. Zo o.a. de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek (BGD) van de hoogleraren Van Genderen/Velema, blz. 724 en 725. Zoals dat door hen ook onderstreept wordt in kader van besnijdenis en doop, blz. 712. Ook in het bekende handboek Bij brood en beker vindt u dit, in de bijdrage van prof. dr. J.P. Versteeg, blz. 34. Hij wijst er daarbij wel op dat niet álle elementen van die Paasmaaltijd worden doorgetrokken, maar alleen de elementen van brood en wijn. Maar hij laat zich er niet over uit of dat gevolgen moet hebben voor de positie van de kinderen. Ik kom daar aan het eind van het artikel op terug.
Maar dan komen wel de vragen boven: in de besnijdenis deelden de kinderen (jongens), op de achtste dag na hun geboorte. En vanuit de vervullingsgedachte is het geen vraag of de kinderen gedoopt worden. Het woord kinderdoop kennen wij in de Bijbel niet, maar er worden gezinnen (‘huizen’) gedoopt, Hand. 16:15 en 33, 1 Kor. 1:16. En dus ook, als behorend bij het gezin, kinderen (zelfs al zou er in de hierboven aangehaalde Schriftplaatsen geen sprake van kinderen geweest zijn). Maar dan… we weten dat de Paschaviering in het gezin plaatsvond, zie bijv. Ex. 12:26 en 27, en 13:7 en 8, waaruit tevens blijkt dat de kinderen ook een actieve rol bij die Paasmaaltijd vervulden. Hoe stevig staat dan het weren van kinderen bij de vervulling van het Pascha? Dat is toch het omgekeerde van dat wat we bij de doop belijden en uitdragen…
Gegevens uit het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament vinden we geen directe gegevens over de relatie tussen kinderen en avondmaal. Men zou dan snel kunnen zeggen: vanuit dezelfde vanzelfsprekendheid als bij de doop (zie boven) mag het avondmaal voor de kinderen geopend worden. Maar het is de moeite waard toch verder te zoeken. Allereerst Hand. 2:42 en 46; bij de samenkomsten van de gemeente hoorde het samen ‘breken van het brood’; aan de samenstelling van de gemeentelijke samenkomst als het om leeftijd gaat worden geen grenzen vermeld, en het avondmaal hoorde bij iedere(!) samenkomst. Dat laatste blijkt ook uit Hand. 20:7, waar de samenkomst van de gemeente op de eerste dag van de week ook als zodanig wordt getypeerd: ‘… om brood te breken..’.Daar is wel sprake van een ‘jongeman’, maar deze aanduiding doet denken aan een jonge twintiger. Dat brengt ons dus niet verder. Wel treft ons: ook hier geen onderscheid als het om leeftijdsgrenzen gaat. Juist vanuit onze gereformeerde overtuiging dat kinderen van gelovige ouders behoren(!!) gedoopt te zijn, terwijl we dat niet letterlijk in de Schrift lezen, zou men verwachten dat een Bijbels verbod op kinderen aan het avondmaal uitdrukkelijk wél in de Schrift te vinden zou zijn.
Spannend wordt het bij de uitleg van 1 Kor. 11:17-34. Verschillende (onderdelen van) teksten uit dit gedeelte keren immers in onze avondmaalsformulieren terug: zelfbeproeving, een oordeel eten en drinken… het zijn allemaal redenen in de tijd van de Reformatie geweest om de kinderen uit te sluiten van de maaltijd van de Heere. Bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus zal – naar ik aanneem – door iedere predikant gezegd zijn en worden dat we die woorden wel dienen te lezen in de context van het geheel (is ook dat geen kenmerk van de Reformatie?). De gemeente is in samenkomst bijeen om ‘het eten van het avondmaal van de Heere’(vers 20, weer die duidelijke binding tussen deze twee). Althans… dat zou het moeten zijn, maar Paulus maakt duidelijk dat die theorie op gespannen voet staat met de werkelijkheid. Zó mag het niet gaan bij de viering: braspartijen, achteruit duwen van de zwakken in de gemeente… en in dát kader klinken die woorden van inkeer, zelfonderzoek, bekering, om een oordeel te ontgaan. Over de kinderen kan dat niet gaan, die worden hooguit in de knel gebracht bij deze misstanden die door volwassenen worden veroorzaakt. De volwassenen worden aangesproken op hun wangedrag. In de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek(Van Genderen/Velema) wordt dat onderstreept: een avondmaal waar het er in de liefdemaaltijd ‘liefdeloos’ aan toe gaat is ‘avondmaal vieren op onwaardige wijze’ , blz. 728.
Helaas zijn de woorden zelfonderzoek, onwaardigheid met name in de reformatorische traditie een heel eigen leven gaan leiden, waarbij er voor velen een grote schroom voor en zelfs mijding van het avondmaal is ontstaan. Dat is in het licht van de uitleg van dit hoofdstuk bepaald verdrietig. En heden ten dage hebben een heel aantal gemeenten in de reformatorische traditie daar nog onder te lijden. En het heeft als consequentie ervan ook geleid tot onderstreping van de gedachte dat kinderen aan het avondmaal niet thuishoren: het zijn immers begrippen die hun kinderlijke verstand te boven gaan. Maar zó spreekt 1 Kor. 11 er níet over… Tussen haakjes: het heeft ook geleid tot de veelal weinige avondmaalszondagen op onze kalender. We houden veel van Calvijn, maar bij dit onderwerp zwijgen we liever over hem (zie zijn Institutie, derde deel, blz. 483). Met de door hem bepleite wekelijkse avondmaalspraktijk wilde hij geen kinderen aan het avondmaal, maar wel bepleitte hij het belijdenis doen vóór in de tienertijd (‘…dat een kind van tien jaar zich aan de gemeente zou aanbieden om belijdenis des geloofs af te leggen’ a. w. blz. 528). Dat geeft ons in ieder geval te denken als het gaat om onze door de eeuwen heen gegroeide praktijk.
Enkele andere overwegingen
Men hoort in discussies over ons thema nog wel eens de gedachte dat men van kinderen niet kan vragen om na te denken over de zaken die in 1 Kor. 11 worden genoemd: zelfonderzoek enz. Overvraagt men hen dan niet? Deze op zich begrijpelijke gedachte moet allereerst worden getoetst aan de betekenis van dat hoofdstuk, zie boven. Geloven kinderen van gelovige ouders dan niet? Niemand zal dat durven zeggen, lijkt mij. Niet zoals volwassenen, dat is waar. Maar leerde de Heiland ons niet (Mark. 10:15): ‘wie het Koninkrijk niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet binnengaan’? Wij moeten worden als een kind, en niet andersom. Wij leren hen (thuis en in de kerk) via de Bijbelverhalen te ‘gedenken’ (vgl. 1 Kor. 11:24 en 25). Maar dan dalen we zelf af tot hún niveau en maken dat tot óns niveau – althans dat is toch de opdracht die Jezus geeft. Een aantal maanden geleden riep ik tijdens een avondmaalsdienst de kinderen naar voren om hen aan de tafel te laten zitten. En ik liet zien en legde uit wat daar straks zou gebeuren – met de belijdende leden. Een van de kinderen fluisterde daarna zijn vader en moeder toe: ‘Papa en mama, jullie krijgen stráks het kindermoment.’ Het trof mij, en ik dacht: het is misschien nog wel meer waar dan je beseft: als kinderen aan de tafel komen… Vraagt God meer dan dat niveau om aan tafel te zijn? Juist niet. Dat is een argument dat moet meewegen als de vraag klinkt of gezinnen als geheel aan de tafel mogen.
Een ander argument ‘tegen’ is dat we bij een kind niet weten of het ‘als het tot zijn verstand gekomen zal zijn’ in de gelovige voetsporen van de ouders zal treden. Dat is zo. Maar wie is er nooit benauwd geworden van al die avondmaalsgangers ooit die op een gegeven moment losweekten van de christelijke gemeente en ook helaas van het geloof dat daar onderwezen en onderhouden wordt? Ik wel, tot mijn verdriet, maar daarom lijkt het mij ook geen goed argument bij het thema van dit artikel. Wij dopen kinderen onder verantwoordelijkheid van hun gelovige ouders, is het dan zo vreemd om diezelfde kinderen onder verantwoordelijkheid van die ouders aan hun hand mee tot Jezus te laten, bij zijn tafel? In dit verband kom ik terug bij prof. Versteeg. In zijn bijdrage wijst hij op het belang van het geloof bij de viering: ‘…waar het geloof ontbreekt, verwordt het avondmaal tot een lege vorm.’ Verworden… de meesten onder ons weten hoe zorgvuldig hij zijn woorden koos. Het is een sterk woord… Sluit het daarmee deelname van de kinderen uit? Versteeg noemt hun al of niet deelnemen in zijn hele bijdrage niet. Maar dan ineens, bij het aspect van het gedenken, op blz. 58, stelt hij: ‘Hierbij is een parallel tussen de paasmaaltijd en het avondmaal onmiskenbaar’: de vraag van de jongste van het gezin naar de betekenis van de paasmaaltijd. En hij stelt dan: ‘Allen in het huis wisten zich bij die gebeurtenis direct betrokken.’ Allen… hoe dit al of niet door te trekken?
Het feit dat de Heiland het avondmaal instelde met zijn volwassen leerlingen – ook dat kan men beluisteren – kan geen hout snijden. Zij waren allen ver van huis en haard (Galilea immers) en kinderen konden daar dus per definitie niet bij zijn.
Wat mij betreft zijn dit serieuze vragen. Daarom zal het winst zijn om hierover fundamenteel na te denken op de breedste vergadering van de kerken. De classis Amsterdam vond dat ook; zij plaatste kanttekeningen en vragen bij de instructie. Aan de breedste vergadering van de kerken om dit alles te wegen en verder te komen, in welke richting dan ook.
D. Quant
Ds. Quant is sinds 1 januari 2016 emeritus predikant.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2023
Ambtelijk Contact | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2023
Ambtelijk Contact | 28 Pagina's