Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het eigene van het ambt als 'tegenover' in de gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eigene van het ambt als 'tegenover' in de gemeente

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Grondstructuur De ambten zoals wij die tegenwoordig kennen, zijn niet rechtstreeks terug te vinden in de Bijbel. In de loop van de kerkgeschiedenis - en met name de periode van de Reformatie - hebben de ambten in de calvinistische kerken hun huidige vorm ontvangen. Dat neemt niet weg dat de grondstructuur van de ambten teruggaat op het Woord van God.

Oude Testament

Al in de tijd van Mozes wordt gesproken over de oudsten van het volk (b.v. Num. 11: 24-25). Hun taak is niet specifiek geestelijk, maar meer in algemene zin leiding geven aan het volk. Daarnaast kent het Oude Testament ook priesters, profeten en koningen. Van hieruit lopen de lijnen niet rechtstreeks door naar het Nieuwe Testament en de latere ambten. Toch is er wel een bepaald patroon te onderkennen dat voor de ambten belangrijk is. Zo is voor profeten de roeping door God heel belangrijk (b.v. Jes. 6). Daaraan ontlenen zij het gezag waarmee zij Gods Woord spreken. De ideale koning is dienaar van God en een herder voor het volk (denk aan David). De priesters moeten hun dienst in trouw aan God verrichten (dus niet zoals Eli). De oudsten en de leiders van het volk mogen hun positie niet misbruiken tot eigen voordeel, maar zij moeten als herders zorg dragen over de kudde die God hen toevertrouwt (Ezech. 34).

Nieuwe Testament

In Christus komen de lijnen van Oude en Nieuwe Testament bij elkaar. Hij is door God geroepen als Profeet, Priester en Koning. Hij brengt het Woord van God met gezag. Toch is Hij ook gekomen om te dienen op de laagste plaats. Die instelling is van blijvend belang voor al zijn volgelingen (Fil. 2: 5). In het Nieuwe Testament is een veelheid van gaven, taken en bijzondere diensten te vinden. Bekend zijn de drie ‘lijsten’ met gaven en diensten uit Rom. 12: 6-8, 1 Kor. 12: 8-11 en Ef. 4: 11. Het valt op dat de apostel Paulus niet driemaal dezelfde lijst opsomt, terwijl hij in de genoemde schriftgedeelten wel hetzelfde beeld gebruikt van de gemeente als het lichaam waarvan Christus het hoofd is. Blijkbaar is er een doorgaande lijn waar plaatselijk variatie op mogelijk is. Dat is niet vreemd als we bedenken dat Rome in Italië ligt, Korinthe in Griekenland en Efeze in het tegenwoordige Turkije. Ook in onze eigen tijd herkennen we overeenkomsten en verschillen met zusterkerken in het buitenland.

Waar het overal op aan komt, is dat de gelovigen zich met hun gaven (charismata) inzetten voor het geheel van de gemeente als leden van het ene lichaam van Christus. ‘Charisma’ is in dit verband niet een bijzondere uitstraling die de een wel heeft en de ander niet of veel minder. Het gaat in het Nieuwe Testament bij ‘charisma’ om de genadegave van de Heilige Geest waarmee de gelovigen elkaar kunnen dienen in het ene lichaam van Christus. Zo is meteen ook duidelijk dat alle gelovigen geroepen worden om Christus en elkaar te dienen met de gaven die ze ontvangen hebben.

Ontwikkeling binnen het Nieuwe Testament

Over het algemeen wordt aangenomen dat de pastorale brieven van Paulus aan Timotheüs en Titus zijn geschreven in de latere (of misschien wel laatste) jaren van zijn apostelschap. In de brieven aan Timotheüs en Titus somt Paulus geen lijsten met gaven en diensten op, maar hij geeft wel uitgebreide aanwijzingen over opzieners en diakenen (1 Tim. 3, Tit. 1: 6-9), de taak van de weduwen en oudsten (1 Tim. 5). Timotheüs moet de woorden van Paulus doorgeven aan vertrouwde mensen, die bekwaam zijn om anderen te onder-wijzen (2 Tim. 2: 2). Als voorbeeld wordt Timotheüs voorgehouden welke houding past bij een dienstknecht des Heren (2 Tim. 2: 24). Titus krijgt de opdracht om in alle steden oudsten aan te stellen (Tit. 1: 5) - zo deed Paulus het zelf ook (Hand. 14: 23).

Ook de brieven van Petrus en Jakobus en de Openbaring aan Johannes horen niet bij de vroegste maar bij de latere bijbelboeken van het Nieuwe Testament. In de Openbaring komen we de oudsten tegen als de vertegenwoordigers van de gemeente van Christus (b.v. Opb. 5: 8). Jakobus spreekt over de oudsten van de gemeente als bekende figuren (Jak. 5: 14). Petrus weet van de dienst van alle gemeenteleden aan elkaar (1 Petr. 4: 10-11) en hij wijst daarnaast op de pastorale taak van de oudsten (1 Petr. 5: 1-4).

Uit dit (zeer) beknopte overzicht komt het beeld naar voren dat in het Nieuwe Testament alle gemeenteleden worden opgeroepen om met de gave (charisma) die ieder ontvangen heeft, zich in dienst te stellen van het geheel van het lichaam van Christus. Daarnaast zijn er ook bijzondere diensten die te maken hebben met de voortgang van het gemeentelijk leven. Het gaat dan om taken die zich concentreren rond de verkondiging, het pastoraat en het diaconaat, het onderwijs en het leidinggeven.

Volmacht en gezag

De apostelen zijn oor- en ooggetuigen van de woorden en daden van Christus. Zij zijn geroepen door Christus, worden door Hem uitgezonden (Mat. 28: 16-20) en ontvangen met Pinksteren Zijn Heilige Geest. Zij verkondigen het evangelie met gezag, doen grote tekenen en wonderen in de naam van Christus en zij geven leiding aan heel het kerkelijk leven, in het besef dat zij gezanten van Christus zijn en dat zij door God gebruikt worden om Zijn Woord te spreken (zie b.v. Hand. 4: 10 en 2 Kor. 5: 20). Hun werk ligt in de lijn van Mat. 18: 17-18 waar Christus zijn discipelen de volmacht geeft om het Koninkrijk van God te openen of toe te sluiten.

Ook al vallen de apostelen weg, hun werk in de kerk wordt voortgezet door hun opvolgers. De verkondiging van het evangelie gaat voort, pastoraat, diaconaat en onderwijs gaan door en ook het leiding geven aan de gemeente en het kerkelijk leven worden voortgezet. In Handelingen 15 zien we naast de apostelen ook al de oudsten verschijnen op een vergadering waarin belangrijke beslissingen vallen over de verhouding tussen christenen uit de Joden en christenen uit de andere volken.

Het gezag van de oudsten in 1 Petr. 5: 1 ligt in het verlengde van het gezag van de apostelen. Petrus noemt zich mede-oudste en stelt zichzelf zo naast de oudsten van de gemeente, maar geeft de oudsten omgekeerd ook een plaats naast zich. In 1 Petr. 5 roept Petrus de gemeente op het gezag van de oudsten te erkennen. Aan de andere kant houdt hij de oudsten voor niet te heersen, maar de gemeente te dienen als herders in alle ootmoed en nederigheid.

Conclusie

De huidige ‘bijzondere ambten’ van predikant, ouderling en diaken gaan vooral terug op de gaven en diensten in het Nieuwe Testament die te maken hebben met verkondiging, onderwijs, leiding geven, pastoraat en diaconaat. Binnen het Nieuwe Testament is al een zekere ontwikkeling te zien waarbij de opzieners en oudsten gaandeweg belangrijker worden voor de organisatorische kant van het gemeentelijk leven en voor het geestelijk-pastoraal leiding geven aan de gemeente. Naast de opzieners en oudsten zijn er anderen die het Woord van God verkondigen, de gemeente onderwijzen en barmhartigheid betonen. Niet aan alle gemeenteleden zijn deze taken toevertrouwd, hoewel de hele gemeente wel aangesproken wordt om zich in te zetten tot opbouw van allen. Ook al is en blijft de positie met het daaraan verbonden gezag van de apostelen uniek, toch ligt het gezag van ambtsdragers die hen opvolgen in eenzelfde lijn, wanneer zij het apostolische woord getrouw doorgeven en dat met hun houding en daden onderstrepen. De autoriteit van de ambten is daarom nauw verbonden met de authenticiteit van het Woord dat doorgegeven wordt en de zichtbare liefdedienst die daarmee samengaat. Door het ‘tegenover’ van het Woord Zelf, als Woord niet van mensen maar van God, komen ambtsdragers als doorgevers van dat Woord in dienst van Christus, niet alleen in en naast de gemeente te staan, maar ook er tegenover.

J.W. van Pelt

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

Het eigene van het ambt als 'tegenover' in de gemeente

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's