Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Persoonlijke godsvrucht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persoonlijke godsvrucht

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat in dit artikel over de persoonlijke godsvrucht van de beginnende ambtsdrager. Nu is het niet zo eenvoudig om daarover iets te schrijven – en dan ook nog in kort bestek! Enkele vragen: ‘De beginnende ambtsdrager’: wie is hij? Gaat het om de dominee, of ook om ouderlingen en diakenen? Ik denk vooral om de laatste twee ambten, maar dat sluit het eerstgenoemde ambt met zijn eigen vragen niet uit. Vervolgens: wat is nu precies karakteristiek voor de beginnende ambtsdrager? Gelden de overwegingen rond zijn godsvrucht ook niet voor iedere ambtsdrager in het algemeen of zijn er ook specifieke gegevens op dit punt voor de beginnende ambtsdrager? Het lijkt me verstandig om een beknopte schets te geven wat vanuit de Bijbel en de praktisch-theologische bezinning te zeggen valt over de persoonlijke godsvrucht van de ambtsdrager in het algemeen. Hierbij zal ik – waar nodig en mogelijk – iets zeggen over de beginnende ambtsdrager, of dat nu een predikant, ouderling of diaken is.

In de persoonlijke godsvrucht van een (beginnende) ambtsdrager spelen in elk geval de volgende elementen een rol. Hij dient erop toe te zien dat hij:

• een geestelijk mens is;

• zich geroepen weet door God

• zijn gezin en omgeving niet verwaarloost

• psychisch en emotioneel in evenwicht is;

• zich oefent in de omgang met de Schrift;

• een biddend leven leidt;

• een pastoraal - geestelijk oog heeft voor wat al zijn gemeenteleden nodig hebben.

• zielszorg besteedt aan zijn eigen ziel

De ambtsdrager is een geestelijk mens

In principe bedoel ik hiermee twee dingen: een ambtsdrager dient een kind van God te zijn (‘de staat’ van het geestelijke leven) en hij behoort ook voortdurend de verborgen omgang met God te kennen en zich te oefenen in de verborgenheden van het geloof (‘de stand’ van het geestelijke leven). Allereerst iets over het eerste aspect. Het is in het licht van de Schrift volstrekt duidelijk dat iemand persoonlijk moet delen in het heil, wil hij dat heil aan anderen verkondigen en in pastorale of diaconale gesprekken doorgeven (vgl. o.a. 2 Kor. 4: 13). Het andere aspect is echter minstens zo belangrijk. Een ambtsdrager dient zich voortdurend te oefenen in de verborgen omgang met God, het geloof en een heilig leven. Waarin hij daarin verslapt of verachtert (Vgl. Hebr. 12: 15) hindert dat zijn ambtelijk functioneren en zijn vruchtbaar zijn in de dienst.

Weet zich geroepen door God

Ambt en roeping door God zijn in de Bijbel nauw met elkaar verbonden. Dat heeft zowel een kerkelijke als een persoonlijke kant. De kerk roept, en daar kunnen we niet onderuit. Maar dat kan innerlijk heel wat vragen geven. Vooral voor de beginnende ambtsdrager rijzen hier twee klippen op. 1. Een diep besef van onbekwaamheid omdat we nog zo jong en onervaren zijn in de ambtelijke dienst. In dat verband bemoedigt Paulus ons als hij zegt: ‘Niemand verachte uw jonkheid ‘ (1 Tim 4: 12). We zijn immers geroepen door Hem Die zelfs het meest onervarene en zelfs onbruikbare in dienst neemt? 2. Anderzijds is er de klip van (ambtelijke) hoogmoed die ook jongere ambtsdragers niet vreemd is: De apostel waarschuwt er immers voor dat geen ‘nieuweling’ tot ambtsdrager verkozen moet worden, opdat hij niet opgeblazen worde en in het oordeel van de duivel valle’ (1 Tim. 3: 6).

Verwaarloost zijn gezin en omgeving niet

De roeping tot het ambt is in de Bijbel doorgaans een uiterst persoonlijke zaak. Zo wordt dat gewoonlijk vandaag ook onder ons beleefd. Maar zeker een jongere ambtsdrager (?) kan zo gefixeerd zijn op de taak waartoe de Heere hem roept, dat hij zijn gezin en zijn naaste omgeving uit het oog verliest. Het is uitermate schrijnend wanneer een dochter van een ambtsdrager die jarenlang gediend heeft bij de begrafenis van haar vader alom hoort zeggen hoeveel hij voor hen betekend heeft. Zelf denkt zij echter met pijn in haar hart: ‘Maar voor ons was hij er nooit!’ Het is een bewijs van godsvrucht dat een ambtsdrager van meet af aan een geestelijke balans zoekt tussen ambt, gezin (en werk).

Is psychisch en emotioneel in evenwicht

Het gaat bij het ambt om geestelijke dingen. Maar het vraagt vaak ook psychisch en emotioneel nogal wat. Zodoende kan het gebeuren dat een ambtsdrager onder druk van de zwaarte van het ambtelijke werk en soms ook door persoonlijke omstandigheden of door het werk psychisch en emotioneel uit balans raakt. Hierbij is in elk geval het volgende van belang: 1. We dienen onze sterke en onze zwakke kanten te kennen en voor de gevaarlijke aspecten daarvan op onze hoede te zijn. Dan zullen we onze sterke kanten niet hoogmoedig uitvergroten en aan onze zwakke kanten niet zwaarmoedig toegeven en erin berusten. 2. Bepaalde emoties – zeker depressieve gevoelens – hebben ook een lichamelijke oorzaak. Zorg er daarom voor dat u lichamelijk fit en uitgerust bent voor uw ambtelijke taken. 3. Wees op uw hoede voor de listen van de vorst der duisternis. Hij kent alle zwakke plekken van ons innerlijke leven en zal alles proberen om ons psychisch en emotioneel uit balans te brengen, zodat onze ambtelijke dienst gehinderd wordt (vgl. 2 Kor. 6: 3). Ook deze dingen zijn een kwestie van godsvrucht.

Oefent zich in de omgang met de Schrift

Het spreekt haast vanzelf dat een ambtsdrager zich regelmatig dient te zetten tot de bestudering van de Heilige Schrift, hoeveel moeite dat door de druk van alle werk ook kan kosten. De Schrift is immers de bron waaruit we voor alle pastorale en diaconale werk telkens weer moeten putten. Bovendien drijven pastorale vragen en problemen ons steeds weer naar de Schrift terug. Daarom schrijft Paulus ook aan de (nog jonge) Timotheus: ‘Houd aan in het lezen (d.w.z. niet alleen het voorlezen in de eredienst, maar ook de persoonlijke meditatieve studie van de Bijbel), in het vermanen, in het leren, totdat ik kom’ (1 Tim. 4: 13).

Leidt een biddend leven

De kerkvader Augustinus heeft ooit gezegd: ‘Laat iemand die het Woord bedient, het niet wagen zijn mond open te doen, voordat hij gebeden heeft’ (vrij weergegeven). Dat geldt ook voor alle andere ambtsdragers en alle andere ambtelijke taken. Laten die in voorbereiding en ‘nabetrachting’ of dankzegging omkranst zijn door onze gebeden. Maar een biddend leven is uiteraard breder dan dat. Laat iedere ambtsdrager voortdurend zichzelf, zijn gezin en heel de gemeente aan de Heere opdragen! Dat bedoelt de eigenzinnige puritein Richard Baxter als hij schrijft: ‘De goede ambtsdrager is een man van gebed, of hij is niets….’

Hij heeft een pastoraalgeestelijk oog voor wat alle gemeenteleden nodig hebben

In de Engelse puriteinse traditie wordt benadrukt dat een goede ambtsdrager twee boeken moet bestuderen. Het eerste is de Schrift – en dat is het beslissende! – en het tweede is het boek van de harten van de gemeenteleden. We dienen ons er volledig voor in te zetten hen zo goed mogelijk te leren kennen in al hun levensomstandigheden, maar vooral in de situatie waarin zij geestelijk verkeren. Daartoe is het regelmatige bezoekwerk én het gesprek daarover binnen de kerkenraad onontbeerlijk. Laat dat ook het overgrote deel van de agenda van de kerkenraadsvergaderingen (blijven) beheersen….!

Besteedt zielszorg aan zijn eigen ziel

Bij het lezen van dit alles kan de vraag rijzen: ‘Is dit geen onmogelijke opdracht?’ ‘Is hier geen sprake van het befaamde schaap – of de herder! - met de vijf poten of van een ‘geestelijke’ duizendpoot? Dat kan zo lijken en soms ook zo ervaren worden. In dat verband dan toch maar twee opmerkingen. 1. We staan niet ‘als kleine zelfstandigen’ in eigen dienst die dus ook alles zelf moeten doen: ‘Hij Die u roept is getrouw, Die het ook doen zal’ (1 Thess. 5: 24). 2. Vergeet uw eigen ziel niet! Alweer vele jaren geleden schreef dr. J. H. Bavinck hierover een fijnzinnig boekje met als titel: Zielszorg aan de eigen ziel. In dit verband denkt hij aan dingen als vasten (!), het tijdelijk zich in de eenzaamheid terugtrekken, gebedsoefeningen, meditatie en de strijd tegen de zonde. Me dunkt, dat is meer dan genoeg als we willen nadenken over de persoonlijke en ambtelijke oefening in de godsvrucht tot eer van God en tot heil van de gemeente die we mogen dienen.

A. Baars

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

Persoonlijke godsvrucht

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juli 2023

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's