De zielen onder het altaar
Ik kreeg een vraag over de zielen onder het altaar waar Openbaring 6:9-11 van spreekt. In overleg met ds. P. den Butter neem ik als antwoord hier op wat hij erover schreef in zijn boek: Bestemming bereikt. Met hartelijke dank voor deze vraag uit Rijnsburg en ik vertrouw dat het antwoord u duidelijk zal zijn!
“Nu willen we aandacht geven aan een aantal gebeurtenissen waarvan we weten dat die nu al in de hemel geschieden, voorafgaande aan de wederkomst. De eerste daarvan zag de apostel Johannes in zijn visioen op het eiland Patmos.
Hij zag het Lam, Dat de verzegelde boekrol ontving uit de handen van God (Openb.5). Dat Lam had bevoegdheid de zegels open te maken en toen Het dat deed gebeurden er grote dingen. We letten nu bijzonder op wat Johannes zag en hoorde toen het Lam het vijfde zegel opende (Openb. 6:9-11).
Johannes zag een altaar staan in de hemel. Onder dat altaar zag hij zielen die van hun lichamen gescheiden waren. Het waren mensen die tijdens hun leven van Gods genade in Christus hadden leren leven. Daar hadden ze ook vrijmoedig getuigenis van gegeven, maar dat had tot gevolg dat zij wreed vermoord werden. Letterlijk staat er dat ze geslacht zijn. Geslacht, zoals offerdieren worden geslacht. Vandaar dat Johannes hun zielen ziet onder het altaar. Zoals bij het slachten van een offerdier het bloed tegen de onderkant van het altaar werd uitgegoten, zijn van deze martelaars de zielen tegen het altaar uitgegoten.
Tijdens hun leven had het altaar grote betekenis gekregen. Dat is immers de plaats waar verzoening gedaan wordt voor de zonden. Tot dat altaar zijn ze gevlucht. Daar hebben ze Gods gunst gesmaakt. Dat werd hun zo groot, dat zij er niet van konden zwijgen. Dat getuigenis kwam hun duur te staan.
God vergat hen echter niet. Toen zij de marteldood stierven, nam God hun zielen terstond op in Zijn heerlijkheid en in die heerlijkheid delen ze nu. Alleen, die heerlijkheid is voor hen nog niet volkomen. Die betreft vooralsnog alleen hun zielen. Hun lichamen verkeren nog in de dood. Bovendien, het onrecht dat hun was aangedaan en de smaad die door de tegenstanders op de Naam van Christus was geladen, was nog steeds niet gewroken.
Johannes hoort ook wat die zielen doen. Zij bidden om wraak. Versta dit niet als een gebed dat voortgekomen is uit persoonlijke wraakgevoelens. Het gaat deze zielen niet om zichzelf, maar om God en Zijn Naam. Die Naam is gelasterd, God is onteerd, Christus is miskend. Dat zijn de dingen die rechtgezet moeten worden. Daar zien ze naar uit. Ze kunnen niet echt tot rust komen zolang Gods zaak nog altijd aangevochten wordt in deze wereld. Deze zielen zijn zo op God en Diens eer betrokken dat zij God vragen om een eind te maken aan de macht van de bozen en het rijk van satan af te breken. Daar is hun gebed dan ook op gericht. Op deze manier geven ze de kerk op aarde een voorbeeld. Het zou die kerk ook steeds smart moeten geven dat deze wereld zich nog altijd tegen God verzet, dat Zijn Naam zo wordt gelasterd, dat Zijn volk wordt vervolgd. Maar het lijkt er veel op dat de kerk het gebed van de zielen onder het altaar niet durft meebidden. En met het zingen van de zogenaamde wraakpsalmen hebben velen in de kerk grote moeite. Vandaar dat die ook slechts zelden op de palmborden worden aangegeven.
Op het gebed krijgen de zielen antwoord. Allereerst ontvangen ze allemaal witte kleren. Daarmee duidt God aan dat Hij hen als rechtvaardig en heilig ziet. Hun schuld is echt weg. Zij horen bij Christus en zo komt hun een plaats in de hemel toe. Verder wordt tegen hen gezegd dat het nu nog niet de tijd is dat God aan hun verzoek zal voldoen. Die tijd komt wel, maar over het precieze tijdstip beschikt alleen God.
Daarom moeten ze nog een poosje wachten voordat de dingen rechtgezet worden. God is op aarde nog niet klaar met Zijn Evangelie. Zolang nog niet allen zijn toegebracht, kan Christus nog niet wederkomen. Ja, dat betekent ook dat het werk van de boze nog door zal gaan. Er zullen nog meer belijders worden geslacht. Maar intussen behaalt ook Christus steeds weer nieuwe overwinningen. Laten ze maar wachten en rusten. Hun werk is klaar. Zij hebben hun taak volbracht. God werkt nog door. Christus ook. Ook de Heilige Geest doet dat. En als dan straks hun werk klaar zal zijn, komt alles goed.
Het is begrijpelijk dat de boodschap van het vijfde zegel een bron van rijke troost bevat voor met name de kerk in de verdrukking. Als de kerk aan den lijve ondervindt dat zij leeft in een vijandige wereld – en in zo’n tijd leefde de verbannen apostel Johannes – leert zij met de zielen onder het altaar meebidden. Maar uit het antwoord dat die zielen krijgen, mag de kerk troost putten. Zij moet nog een poosje verder in dit jammerdal. Hun laatste tranen zijn nog niet geschreid en hun laatste zuchten nog niet geslaakt, maar eens zal het zover zijn. Dat mag Christus’ kerk met een gerust hart aan haar Heere en Heiland overlaten”.
Met een hartelijke groet en veel dank aan ds. P. den Butter.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 23 januari 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 23 januari 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's