Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rijke bedelaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rijke bedelaar

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 46:30 En Israël zeide tot Jozef: Dat ik nu sterve, nadat ik uw aangezicht gezien heb, dat gij nog leeft.

Elf jaar was Rens Vogelaar toen hij stierf, op Tweede Paasdag 1980. Hij was jonger dan mij, maar wij zaten op dezelfde school en wij woonden ook niet ver van elkaar. Ik heb daarom veel meegekregen van zijn sterven en ben ook op zijn begrafenis geweest. Rens kreeg op vijfjarige leeftijd acute reuma en die ziekte tastte ook zijn hart aan. Tot zijn overlijden ging hij een lijdensweg van operaties, zwakheid en ziekte. Er is een boekje over hem geschreven met de titel ‘En de bedelaar stierf’. Op bijna elke bladzijde is te lezen hoe dit jonge kind bezig was met de geestelijke dingen. Hij kreeg eens een bloedtransfusie en zei toen: ‘Ik heb ander bloed nodig’. Zo jong als hij was, kende hij veel geestelijke strijd. Hij was de laatste tijd van zijn leven maar met één ding bezig: om van de Heere een nieuw hart te mogen ontvangen. Rens werd vertroost met de belofte: ‘Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen’. Kort voor zijn sterven maakte de Heere het rustig in zijn ziel met psalm 68:10 en zei hij: ‘Nu weet ik dat ik een nieuw hart heb en nu is de Heere Jezus bij mij’. En dan kun je sterven.

Toen Jozef hoorde dat zijn vader in het land Gosen was, kon hij niet meer wachten. Hij liet zijn koninklijke wagen komen en zo snel als het kon, ging hij zijn vader tegemoet. Wat is dat een weerzien geweest! Tweeëntwintig lange jaren hebben ze elkaar niet gezien. Zolang heeft Jakob gedacht dat Jozef gestorven was. En nu mag hij Jozef zien. Ze vallen elkaar om de hals en ze kunnen niet anders dan huilen. Vanwege die lange, bange tijd die achter hen ligt. En vanwege het wonder dat ze elkaar weer terug hebben.

Je ziet dat ontroerende tafereel zo voor je. De oude gebogen gestalte van Jakob, leunend op een stok, vanwege de kreupelheid. En Jozef zijn zoon, in zijn Egyptische koninklijke kleding. Ik denk dat Jakob zijn ogen niet van Jozef heeft kunnen afhouden. En dat hij het bijna niet geloven kon. Jozef leeft!

Het is dezelfde verwondering die we aantreffen bij de vrouwen als ze bij het graf van Jezus zijn geweest. Ze hadden de boodschap van de engelen gehoord: ‘Hij is hier niet, want Hij is opgestaan’. En toen Hij Zich aan hen openbaarde, vielen ze in verwondering aan Jezus’ voeten. En Maria Magdalena greep Hem vast, toen Hij haar naam noemde: ‘Maria!’ En zij antwoordde: ‘Rabbouni – mijn Meester!’ Wat een heerlijk ogenblik in het geestelijke leven, als de duisternis verdwijnt en de Zon der gerechtigheid opgaat in je hart.

Zo was het bij Jakob ook. En dan zou je verwachten dat Jakob had gezegd: ‘Jozef, nu ga je nooit meer bij me weg. Nu wil ik zo lang mogelijk bij je zijn’. Dat zou toch te begrijpen zijn? Maar nee, hij zegt: ‘…dat ik nu sterve, nadat ik uw aangezicht gezien heb dat gij nog leeft’. Dat is zijn grootste verlangen. Want hier in Jozef mag hij Gods genade en Gods trouw in levende lijve aanschouwen. In Jozef mag hij de door God geschonken verlosser omhelzen. En nu kan hij sterven, nu wil hij sterven.

Maar Jakob was een oude man…, zo denk je misschien. En ik ben nog jong en ik heb mijn leven nog voor mij! En wat je er misschien nog wel bij denkt is: …dan kan ik de bekering nog wel uitstellen. Als ik oud ben, dan zal ik wel aan de Heere gaan denken. Nu eerst nog wat van het leven genieten.

Maar, wij kunnen níets uitstellen. Helemaal niets! Want je weet helemaal niet of je oud zult worden. En trouwens, het verlangen van Jakob heeft niet allereerst iets met leeftijd te maken. Maar het heeft ermee te maken dat Gods kinderen weleens moe zijn van zichzelf. En van de strijd tegen de zonde en de wereld. En in hun hart leeft weleens het verlangen naar de Heere. Om eeuwig bij Hem te mogen zijn. Als ze door het geloof Hem mogen zien, dan kunnen ze niet wachten tot dat geloof zou mogen overgaan in aanschouwen.

Dat is niet iets voor oude mensen alleen. Ook jonge mensen, zelfs kinderen kunnen dat heel krachtig voelen. Denk maar aan Rens Vogelaar. Hij was met zijn 11 jaar een bedelaar aan de troon van Gods genade geworden. En zulke arme bedelaars worden eeuwig rijk. Is dat niet iets om jaloers op te worden?

M.A. Kempeneers www.bewaarhetpand.nl

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 6 februari 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De rijke bedelaar

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 6 februari 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's