Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lessen uit 1 Thessalonicensen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lessen uit 1 Thessalonicensen (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En door Amfípolis en Apollónia hun weg genomen hebbende, kwamen zij te Thessaloníca, alwaar een synagoge der Joden was. En Paulus, gelijk hij gewoon was, ging tot hen in, en drie sabbatten lang handelde hij met hen uit de Schriften, dezelve openende, en voor ogen stellende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden (Handelingen 17: 1-3a)

Voordat we gaan lezen in de eerste Thessalonicensenbrief, stellen we onszelf eerst de vraag hoe het Evangelie eigenlijk in Thessalonica gekomen is. Een antwoord op die vraag vinden we in de eerste verzen van Handelingen 17.

Zendingsreis

Paulus is daar samen met Silas en Timotheüs bezig aan zijn tweede zendingsreis. Op die reis heeft de Heilige Geest de weg van de apostel naar de uiterste westkust van Klein-Azië geleid. Daar, in Tróas, heeft Paulus ’s nachts een gezicht gezien van een Macedonische man, die riep: ‘Kom over in Macedónië en help ons’ (Handelingen 16: 6-9).

Vervolgens hebben Paulus en Silas de oversteek gemaakt en zijn ze aangekomen in Filippi. Daar zijn wonderen van genade gebeurd. Lydia’s hart is onder de prediking geopend. Een slavinnetje is verlost van de waarzeggende geest die haar lang bezet hield. De stokbewaarder is tot bekering gekomen (Handelingen 16: 12-40).

Tegelijk hebben Paulus en zijn reisgenoten ook heel wat moeten verduren in Filippi. Ze zijn in het openbaar gegeseld en vervolgens in de onderste kerker geworpen, terwijl hun voeten vastgeklonken werden in de stok, een soort martelwerktuig. De apostel blikt daar in 1 Thessalonicensen 2: 2 op terug als hij schrijft: ‘Maar hoewel wij tevoren geleden hadden, en ook ons smaadheid aangedaan was, gelijk gij weet, te Filippi…’.

Vrije genade

Toch zetten Paulus en Silas, samen met Timotheüs, vanuit Filippi hun zendingsreis voort. Langs de Via Egnatia leggen ze een reis af van zo’n 160 kilometer in zuidwestelijke richting. Onderweg komen ze door de steden Amfípolis en Appolonia. Maar nadrukkelijk wordt erbij gezegd, dat ze dóór deze plaatsen hun weg nemen. Ze blijven er dus niet. De Heilige Geest drijft hen verder, naar Thessalonica. Dáár moeten ze zijn.

Waarom? Omdat de mensen in Thessalonica beter of waardiger zijn dan de anderen? Dat zeker niet. Het is alleen vrije genade die Paulus en Silas in deze stad brengt. Onze Dordtse Leerregels zeggen het heel kernachtig: ‘En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil’ (Dordtse Leerregels I, 3).

Synagoge

Thessalonica is in deze tijd een bloeiende havenstad met een strategische ligging. Ze is niet alleen gelegen aan de al genoemde Via Egnatia, maar ook aan de Egeïsche Zee. In deze stad is ook een Joodse synagoge. Daar gaan Paulus en Silas als eerste heen om het Evangelie te prediken.

Over de manier waarop Paulus in de synagoge van Thessalonica heeft gepreekt, worden we duidelijk ingelicht. Het eerste wat we lezen is dat hij de Schriften – daarmee worden de boeken van het Oude Testament bedoeld – heeft geopend. En vanuit die Schriften toont Paulus aan, dat de beloofde Christus ‘moest lijden en opstaan uit de doden’.

Welke plaatsen Paulus precies heeft aangehaald, laat zich niet met zekerheid vaststellen. Maar vermoedelijk heeft hij verwezen naar gedeelten als Deuteronomium 21: 22-23, Psalm 2: 1-7, Psalm 16:

Paulus volgt hier in zijn prediking het voorbeeld van de Heere Jezus Zelf. Ook Hij hield Zijn discipelen steeds voor dat Hij moest lijden en opstaan uit de doden. En vooral na Zijn sterven en opstanding heeft de Heere Jezus de Schriften van het Oude Testament geopend om te laten zien, dat dit alles moest gebeuren. Denk bijvoorbeeld aan de verschijning aan de Emmaüsgangers (Lukas 24: 25-27) en aan de verschijning aan de discipelen (Lukas 24: 44-46).

Moest

Het woord ‘moest’ heeft in dit verband overigens een diepe klank. Drie dingen klinken erin mee. Allereerst dat Christus moest lijden en opstaan omdat dit profetisch voorzegd was. In de tweede plaats dat Christus moest lijden en sterven om als Borg te voldoen aan Gods recht in plaats van schuldige zondaren. En tenslotte dat Christus moest lijden en opstaan omdat dit volgens Gods eeuwige raad was.

Intussen valt uit de eerste verzen van Handelingen 17 een belangrijke les te leren voor ons verstaan van het Oude Testament. Heel duidelijk wordt hier bevestigd dat de Schriften van het Oude Testament van Christus getuigen. En dat ze spreken van zowel Zijn lijden als Zijn opstanding. Dieper nog: dat ze spreken van de noodzaak daarvan.

En wij? Hebben wij die noodzaak al echt verstaan? Niet alleen in het licht van de profetische Schriften. Maar ook heel persoonlijk, bij het ontdekkend licht van Gods Geest over onze persoonlijke zonde en schuld. Alleen dan wordt het echt een wonder, dat Christus ook moest lijden en opstaan naar Gods raadsplan!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 17 april 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Lessen uit 1 Thessalonicensen (2)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 17 april 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's