Sprekend Verleden / Smytegelt
En ingegaan zijnde, vonden zij het lichaam van de Heere Jezus niet….Lukas 24:3-12
De vrouwen bukten in het graf, maar vonden hun Heere niet. Wij zullen allemaal sterven en in het graf komen. U kunt nog bekeerd worden. “God is barmhartig, er is nog een Middelaar. En u bent nog onder de middelen der genade.” Twee engelen stonden bij de twijfelmoedige vrouwen. Hun kleding was blinkend wit. Wit wijst op overwinning. Christus heeft de dood en het graf overwonnen. Het geldt: ‘Dood waar is uw prikkel; hel waar is uw overwinning?’ De ene engel zat aan het hoofd en de ander aan het voeteneinde. De vrouwen waren zeer bevreesd. De vrouwen kregen een preek te horen uit de mond van de engelen. Zij hoorden een bestraffend, een vertroostend en een onderrichtend woord. Dus eerst een bestraffend woord. Jezus had gezegd dat Hij ten derden dage zou opstaan van de doden, maar de vrouwen zochten in hun ongeloof de Levende bij de doden. Het was ook een vertroostend woord, want Christus had de dood overwonnen. ‘Hij is opgestaan, zie de plaats waar Hij gelegen heeft.’ Tenslotte was het ook een onderrichtend woord: De vrouwen werden onderwezen aangaande de waarheid van de opstanding. Zij moesten komen en zien of het waar was. De verschrikte wachters snelden naar de Joodse raad en vertelden wat er gebeurd was. De opstanding was geprofeteerd in het Oude Testament. Denk bijvoorbeeld aan Jesaja 53:10 ‘Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien.’ Christus is na Zijn opstanding aan velen verschenen. Op eenmaal zelfs aan meer dan vijfhonderd broederen. (1 Kor. 15:6). Alles wat de Heere voorzegd had, was gebeurd. Zijn lijden, sterven en opstanding. De vrouwen herinnerden zich wat de Heere gezegd had. Gemeenten moeten zich het onderwijs van hun predikanten herinneren. Daar moet acht op gegeven worden. “Ja, kinderen van God, als u eens zult bedenken en indachtig worden alle vermaningen die u hier in de wereld hebt gehad van uw ouders en van vrienden, van vrome gezelschapen en van predikanten, hoe zal u dat zijn tot verheuging en tot blijdschap. Voornamelijk als u daarnaar gehandeld hebt en die hebt opgevolgd, omdat het nu wellicht te laat zal zijn om daar nog naar te luisteren.” De vrouwen moesten de boodschap aangaande de opstanding aan de discipelen gaan brengen. Petrus werd met name genoemd. Petrus had dat bijzonder nodig vanwege zijn drievoudige verloochening. Petrus had vertroosting nodig. Op de terugweg verscheen Christus aan de vrouwen. Daarop gingen de vrouwen heen en vertelden alles wat er geschied was.
Toepassing. God heeft de joden verlaten om hun ongeloof. Dat is ons tot een voorbeeld. “Want als wij zien waarom God hen heeft verstoten, zullen wij ook zien dat zulke dingen in ons gevonden worden, zodat God rechtvaardig reden heeft om ons te verlaten.” God verliet de Joden omdat zij Zijn raad verwierpen. Zij kwamen niet als dorstigen tot de wateren. Zij gaven hun geld voor hetgeen geen brood is. “En zo is het ook met ons. Op welke manier God het met ons probeert, wij willen toch niet naar Hem luisteren.” De Joden vertrouwden op hun eigengerechtigheid. Dat wordt ook onder ons gevonden. De Joden beeldden zich in dat het goed zou zijn omdat zij nazaten van Abraham waren. Dat wordt ook onder ons aangetroffen. Gods kinderen hebben niets te vrezen op de dag van de wederkomst. De goddelozen hebben alles te vrezen op die dag. “Vreest, want u zult voor eeuwig door God verstoten zijn en in de hel geworpen worden. Hoe smartelijk en pijnlijk zal dat zijn en dat voor eeuwig.” Als iemand tegenwerpt dat het lichaam toch eenmaal opgebrand zal zijn, dan is dat niet waar. God kan immers een braambos in brand steken zonder dat het verteert. Gods kinderen zal totaal geen pijn worden aangedaan. Bedenk dat de engelen tot geestelijk levenden spraken en niet tot geestelijk doden: ‘Vrees niet.’ Geestelijk doden zijn hieraan te herkennen: Geestelijk doden vallen van de ene zonde in de andere totdat zij er tenslotte in omkomen. Een dode doet alleen maar dode werken. Zo is het met bidden van een dode en met gaan aan het Avondmaal. Een dode trekt zich niets aan van vermaningen en dreigementen. De beloften van God legt hij naast zich neer. ‘Daarom, al stelt u hem al de vloeken en straffen voor die God in Zijn hele Woord dreigt, hij zou er niet door afgeschrikt worden om zelfs maar één zonde te laten.” De daden van een dode zondaar stinken. Een dode zondaar walgt niet van zichzelf. De doden tref je aan bij de doden. Dode zondaren voelen zich thuis bij zondaren. Een dode is een vijand van het leven. Een geestelijk dode wil niet dat Christus Koning over hem is. Een dode zondaar is in de macht van de duivel. Een geestelijk levende heeft ook kentekenen. Hij voelt zich niet meer thuis bij geestelijk doden. Een gelovige bewaart en voedt zich door het heilig Woord van God. Dat is de spijze van zijn ziel. Verstand, wil, gevoelens en genegenheden willen God verheerlijken. Een geestelijk levende zoekt de dingen die Boven zijn, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods. Zij bedenken de dingen die Boven zijn en niet die op de aarde zijn. Zij wandelen in nieuwigheid des levens. Zij kennen een vreugde die alle aardse vreugde te boven gaat. Zondaars, bedriegt uzelf niet opdat u zich niet te laat beklaagt. ”Daarom, zo waarschuwen wij u, zult u nu een eeuwig leven willen missen om een hand vol ijdelheid? Word toch eens wijs, zondaar. Het wordt ons toch zo aangeboden.” De Heere belooft Zijn kinderen: ‘Ik leef, en gij zult leven.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's