Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods berouw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods berouw.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We gaan naar 1 Sam. 15. Dit hoofdstuk handelt over de geschiedenis van Saul en de Amalekieten. We horen God die aangrijpende woorden spreken tot Zijn oude knecht Samuël: Het berouwt Mij dat Ik Saul tot koning gemaakt heb! Dat ernstige woord wordt aan het einde van het hoofdstuk nog eens herhaald. Altijd weer wordt de vraag gesteld wat wij onder Gods berouw hebben te verstaan! De vraag klemt temeer, omdat wij in hetzelfde hoofdstuk ook lezen dat God geen mens is, dat Hem iets berouwen zou (vers 29). Spreekt dat elkaar niet tegen?

Als we lezen dat God geen mens is, is Zijn berouw dus ook niet zoals bij ons. Wij kunnen berouw krijgen over een beslissing die we namen, omdat we van onszelf wispelturig of besluiteloos zijn. Onzekerheid, wispelturigheid en onberekenbaarheid is er niet in God. Die gedachte moeten we ver van ons werpen. Ook kunnen we berouw krijgen over een zonde die wij begingen. Dan hebben we kwaad gedaan en hebben we er spijt van gekregen. Ook dat is er niet in God. Die gedachte moeten we nog verder van ons werpen! Maar we lezen dan toch maar dat het God berouwde dat Hij de mens gemaakt had, zie Genenis 6:6. En hier lezen we weer dat het Hem berouwde Saul koning gemaakt te hebben!Hoe zit dat?

We moeten nooit vergeten dat God zo groot is en wij zo verduisterd in ons verstand, dat wij Hem nimmer zullen doorgronden. Daarom daalt de Heere in Zijn Woord af tot ons niveau; opdat wij iets zouden verstaan, ook aangaande de vraag Wie God is! Zo spreekt Gods Woord ook van Gods berouw, opdat we iets van het innerlijk gevoelen van Gods hoge Majesteit zouden aanvoelen, en…sidderen! Hij spreekt op mensvormige wijze, om ons ervan te doordringen dat God geen koud, hard en gevoelloos Wezen is, maar een Persoon met een hart! Eigenlijk geeft Genesis 6 zelf een verklaring als we lezen dat het “Hem smartte aan Zijn hart” dat Hij de mens op de aarde had gemaakt.

Natuurlijk is het waar dat Gods werken Hem van eeuwigheid bekend zijn en dat Zijn Raad zal bestaan en dat Hij al Zijn welbehagen zal doen! Natuurlijk is het waar dat God onveranderlijk is. Maar dat van Gods berouw is ook waar! En als het ons nooit tot in het diepst van onze ziel aangreep, als we lezen van Gods berouw, als het nog nooit bracht tot waarachtig, menselijk berouw over onze val en over onze verlorenheid, dan zijn we nog net als Saul, die deze vreselijke woorden ook aangezegd kreeg, maar er niet wezenlijk door veranderde.

Twee dingen vind ik aangrijpend in dit hoofdstuk. Het eerste is dat van de aanwezigheid van Gods berouw. Het tweede is dat van de afwezigheid van Sauls berouw! Die twee hebben alles met elkaar te maken! God betreurt en veroordeelt het zondige gedrag van Saul. Wat is toch een mens! Kreeg u al berouw over uw daden en bestaan voor God?

Ds. P. den Butter schrijft hier in zijn boek ‘Leve de koning!’ het volgende van: “Wanneer is er sprake van Gods berouw? Gods berouw is een verandering in wat God doet omdat er bij de mens een verandering kwam. Als de mens berouw heeft, duidt dat op een verandering in zijn hart. Gods berouw is geen verandering in Gods hart, maar een verandering van Zijn daden die een gevolg zijn van veranderde omstandigheden. Toegepast op Saul en zijn zalving tot koning, betekent het dat de keus van de Heere voor Saul verbonden was aan de gehoorzaamheid die Hij van Saul mocht verwachten. Was die gehoorzaamheid er niet en verandert Saul in zijn verhouding tegenover de Heere, omdat hij innerlijk verandert, dan verandert Gods gedrag tegenover hem ook. Die verandering wordt dan Gods berouw genoemd, al is het een andersoortig berouw dan het berouw van mensen. De Bijbel gebruikt deze mensvormige uitdrukking om aan te geven dat Gods houding tegenover de mens verandert als diens houding tegenover God verandert. Wel klinkt in het woord ‘berouw’ ook door dat het de Heere verdriet doet als Hij Zijn houding tegenover Saul noodgedwongen moet veranderen. Ja, het bedroeft de Heere als een mens zich niet houdt aan de dingen die de Heere met hem wilde afspreken”. Tot zover het citaat.

Aangrijpend wordt ons verteld hoe Samuël en Saul uiteengingen. Het was de laatste ontmoeting. Deze gebeurtenis grijpt hen beiden erg aan. Toch is de reactie verschillend. Van Samuël lezen wij dat hij leed heeft gedragen om Saul. Maar Saul is slechts bang voor gezichtsverlies! Onder de indruk van Samuëls bestraffing, belijdt hij zijn schuld. Maar omdat zijn schuldbelijdenis nog gepaard gaat met allerlei verontschuldigingen, kunnen we zijn schuldbelijdenis als niet oprecht aanmerken. Ik heb naar het volk geluisterd, zegt hij. Met andere woorden: het volk wilde dit persé. Ik kon daar niet tegen op!

Als Samuël zich verwijdert, trekt Saul nog aan hem om hem daarvan te weerhouden: de breuk tussen de gezaghebbende profeet en de wankelende koning mag niet zichtbaar worden. Saul vreest gezags- en gezichtsverlies. En wie zich nog om dergelijke zaken bekommert, zelfs nadat hem de verwerping van Godswege is aangezegd, is nog verre van zondaar voor God! Na deze laatste ontmoeting is er in het leven van koning Saul een heel andere periode aangebroken. Die van de verdergaande verharding. In Sauls leven zou een ander opdoemen, dé ander, van wie de oude profeet reeds gesproken had. Hij zou die ander niet accepteren en respecteren. Maar wie, die zelf nooit verwerpelijk werd in eigen oog, zal ooit bukken en buigen voor die Ander, de Man naar Gods

hart, de grote Davidszoon? Waar het in Sauls leven nimmer toe kwam, omdat hij niet wilde capituleren en schuld belijden, daar moet het in ons leven wel toe komen. Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen. Psalm 2.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Gods berouw.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's