Smytegelt Sprekend Verleden / Smytegelt
En Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen.Ezechiël 36:27
Zoals de Heere de dieren naar de ark deed komen, zo laat Hij ook goddeloze mensen tot Christus komen. De tekst spreekt van wandelen in Gods inzettingen. We lezen in Psalm 119:32 ‘Ik zal de weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.’ God eist Hem lief te hebben, Hem te vrezen en voor Hem te leven en te wandelen. “Ten tweede wordt hierdoor ook verstaan al de evangelische inzettingen, zoals geloof, liefde, heiligmaking, vernedering en de weg der godzaligheid.” God is eeuwig Dezelfde en dat geldt ook van Zijn inzettingen. Daar mag niets van worden afgedaan en daar mag niets aan worden toegevoegd. De inzettingen van God zijn zo recht als een rechte lijn. Die inzettingen zijn ook niet te betwisten en niet te herroepen. Gods inzettingen worden ook rechten genoemd. Ze zijn onberispelijk. Naar Gods rechten zal God een oordeel vellen. Wie wedergeboren is zal zalig worden, wie dat niet is moet naar de hel. Het zijn rechten van God met een grote glans en heerlijkheid. Die rechten gelden alle mensen. Gods inzettingen en rechten staan tegenover die van de farizeeën, die door hun eigen inzettingen Gods gebod krachteloos maakten. Wie een vlezen hart heeft gekregen wandelt in de weg van Gods inzettingen. Dit is een kenmerk van hen die een nieuw hart en een nieuwe geest ontvangen hebben. Gods kinderen willen de weg van Gods inzettingen bewandelen tot het einde toe.
Zij doen dat graag en luisteren naar Gods inzettingen. Het geloof en de werken van Gods kinderen zijn zichtbaar in hun handel en wandel. In de oorspronkelijke taal staat er een woord voor ‘wandelen’ dat vermaak en genoegen aangeeft. Gods kinderen hebben een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens. Gods kinderen kunnen zich in hun wandel stoten aan de voorspoed van de goddelozen, het sterke geloof van een ander kind van God, hun eigen zonden, smaad, schimp en lastering die hun wordt aangedaan. Wandelen gaat steeds door, je wordt er niet moe van. Eenmaal zal de wandel ten einde zijn, dan zullen Gods kinderen eeuwig mogen rusten van hun arbeid. Gods kinderen gebruiken de tijd om in Gods inzettingen te wandelen. Zij bewaren Gods inzettingen in hun geheugen. Bij het wandelen komt het aan op de daad. Als er alleen beloften en voornemens zijn is dat tekort. Grote kennis en uiterlijk geloof is ook tekort. Geloof zonder de liefde is niets. Voorrechten tellen ook niet. Inbeelding is niets. Het komt aan op het doen.
“En als iemand dat doet, is het een vast teken dat God het stenen hart heeft weggenomen van hem die deze inzettingen en rechten doet.” Zo iemand heeft een nieuw hart en een nieuwe geest gekregen. De goddelozen willen niet in Gods wegen wandelen. Een goede boom brengt goede vruchten voort. Wie heeft bij Manasse en Paulus het stenen hart weggenomen? God heeft dat gedaan.
Toepassing. Wandelt u in de inzettingen van God of niet? Het is verschrikkelijk als u nog wandelt in de inzettingen van de duivel, de wereld en de hel. Misschien stelt u de vraag: hoe weet ik of ik in Gods inzettingen en rechten wandel? Bent u nederig? Verlangt u naar de dienst des Heeren of is een uur of anderhalf uur u teveel? Bent u bedroefd over uw zonden? Hebt u een oprecht geloof in Jezus Christus? Of hebt u alleen een tijdgeloof? Is er een heilige levenswandel? Of leeft u goddeloos, denkt u niet aan dood en hel? “Tenslotte, munt u uit in een godzalige levenswandel boven de wereld, of munt u uit in goddeloosheid en dat boven de wereld?”
Er zijn mensen die de hele dag nooit bidden. Zij werken, eten en genieten zonder te bidden. Sommigen zetten enkele stappen op de weg van Gods inzettingen en keren terug tot hun vorige leven. Dan geldt dat de hond is wedergekeerd tot zijn uitbraaksel en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk. Anderen hinken op twee gedachten. Gods kinderen dienen graag de Heere. Wie dat niet doet blijft onder de toorn van God liggen. Wilt u het plezier in de wereld niet missen? Daar komt een eind aan. U moet sterven. Al is het over vijftig of zestig jaar. Dan zal het geweten van binnen branden. God zal u oordelen. “Ach, zondaar, hoor het niet alleen, maar doe het ook. Waarom zou u het niet doen?
Want wij nodigen u tot de God Die u gemaakt heeft. Wel, is het niet eerlijk dat het schepsel zijn Schepper looft, en dat het schepsel voor zijn Schepper zoekt te leven?” Wie met de zonde leeft, leeft op de oever van de hel. “Maan God vaak op Zijn beloften en zegt: Heere, U hebt gezegd: Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen. Wel, doe het dan aan mij. Maak dat ik in Uw inzettingen mag wandelen.”
Gods kinderen kennen een eertijds. Vroeger wandelden zij naar de inzettingen en rechten van de wereld, de duivel en de hel. Gods kinderen klagen over hun levenswandel.
Misschien denkt u dat u nog een stenen hart hebt. Bedenk dat u op een andere weg bent dan in het verleden. U werd getrokken van de duisternis tot het licht. U bent getrokken uit de macht van de satan tot God. U was verblijd toen God u trok. Uw zonden en vermakelijkheden hebt u achter u mogen laten zoals Zacheüs en Levi. Van u geldt wat we lezen in Matth. 6:33 ‘Maar zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.’ Dat doet de wereld niet. God heeft recht op een levenswandel naar Zijn inzettingen en rechten. Het einde daarvan zal de eeuwige zaligheid zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 15 mei 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's