Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geweten (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geweten (6)

“… al is het dat mij mijn consciëntie mij aanklaagt”

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de plaats van het geweten in de opvoeding en de bekering

De vorige bijdrage zijn we geëindigd met de verzuchting: “Maar wat is gewetensvorming toch een onmogelijk werk”. Hebt u er dagelijks de Heere voor nodig gekregen? Laat dat ook bij het lezen van dit gedeelte weer zijn: “Heere leer mij hoe ik mijn kinderen moet opvoeden”. We gaan nu kijken naar de derde fase in de opvoeding, namelijk die wanneer onze kinderen tussen de tien en veertien jaar zijn.

In de laatste jaren van het basisonderwijs en de eerste jaren van het voortgezet onderwijs zijn kinderen erg gevoelig voor de waardering van de groep (ongeveer 10-14 jaar). Het hoofdmotief is: ‘ik wil er bij horen’.

Daar doe je als jongere heel veel voor en daar laat je heel veel voor.

Groepsnormen van leeftijdsgenoten zijn bepalend voor hun gedrag. Hier ontstaat de behoefte om gedrag te vertonen zoals klasgenoten, ter wille van de status. Het ‘groepsbesef’ bepaalt het gedrag van kinderen in een klas. Het is dan ook wijs om onaangepast gedrag als leidinggevende en ouders eerst en vooral vanuit dit perspectief te zien. Het is niet zozeer gedrag dat zich tegen mij als ouder of leerkracht richt, maar het is gedrag dat voortkomt uit de behoefte om ‘iets te zijn’. De behoefte om er bij te horen kunnen we bij onze kinderen dan niet onderdrukken. Het enige dat we als opvoeders kunnen doen is voorwaarden scheppen voor positief groepsgedrag. Kinderen in deze fase zijn erg gevoelig voor gezelligheid, voor de erkenning van de eigen plek en voor de erkenning van de eigen inbreng. Praktisch betekent dit bijvoorbeeld dat men in het gezin en in de klas moet investeren in:

- een goede sfeer;

- een goede relatie met alle kinderen: zorg dat ze zich allemaal gekend weten, met de naam. Laat hen merken dat je belangstelling voor ze hebt; Als ouders is het zo belangrijk dat de kinderen zich gehoord weten, dat er tijd en aandacht voor ze is

- waardering voor iedereen in de groep. Ieder groepslid dient (openlijke) waardering te krijgen. Omgekeerd is het in deze fase funest om kinderen te bestraffen in het bijzijn van groepsgenoten. Dat geldt ook voor de situatie in het gezin. Bestraf uw kind zo mogelijk onder vier ogen.

De groepsnorm is overigens niet meer beslissend voor de waarden die ten diepste aanvaard worden. Onder invloed van de groep kunnen normen en waarden van thuis uit genuanceerd worden. Jongeren zullen namelijk vaak de waarden die ze zich eigen hebben gemaakt in de voorgaande fasen vasthouden.

In de vierde fase gaat de verantwoordelijkheid voor de sociale omgeving; ‘stel dat iedereen dat deed’ steeds meer een rol spelen. In dit stadium, vanaf ongeveer 14 á 15 jaar gaan jongeren steeds meer inzicht krijgen in hun eigen verantwoordelijkheid.

Ze beseffen dat ze rekening moeten houden met hun ouders, en dat ze een eigen verantwoordelijkheid hebben. Uitspraken van jongeren zijn dan: ‘we weten heus wel wat goed en wat fout is’; ‘we hebben best in de gaten wanneer we over de streep gaan bij het draaien van muziek en het bekijken van films’.

In het gesprek met jongeren dienen we ons van hun verantwoordelijkheidsbesef bewust te zijn. Het is in deze fase zaak dat we ook uitspreken dat we hen ook verantwoordelijkheid willen geven.

Een voorbeeld: uw dochter van 15 thuis gaat naar een feestje en er ligt een verlanglijstje op tafel van een klasgenoot met daarop titels van DVD’s en CD’s van een bedenkelijk soort. Zelf ken je ze niet, maar je leidt uit de woorden van de titels af dat het niet acceptabel is. Als ouder kun je hier op twee manieren op ingaan. (a) een directe reactie: ‘ik wil niet hebben dat je daar iets van geeft’ of (b) Wil je mij vertellen welk soort CD’s dat zijn?’; ‘wat vind je daar nu van?’; ‘wat denk je daarmee te gaan doen?’ In de eerste reactie krijgt de verantwoordelijkheid geen plaats. In de tweede reactie wel. Het is overigens een misverstand om te denken dat je in dergelijke voorvallen niet duidelijk mag zijn in wat u als volwassene er van vindt. Waar het om gaat is dat u in de omgang met de jongere zijn eigen verantwoordelijkheid meer gaat benadrukken.

De hoofdvraag waar jongeren in dit stadium gevoelig voor zijn is: ‘stel dat iedereen dat deed?’ Of je iets doet of nalaat wordt mede bepaald door het groepsbelang. ‘Als iedereen dit zou doen, zou het een vervelende sfeer worden’. Jongeren kunnen in deze fase spontaan de verantwoordelijkheid nemen voor de groep, voor hun gezin, voor de school. Het is niet altijd de gemakkelijkste levensfase, maar als u met deze zaken rekening houdt, kan het toch ook een hele mooie tijd zijn, waarin u uw ouder wordend kind mag leiden naar de volwassenen. Waarbij steeds die waar blijft: “Waarmede zal de jongeling zijn pad, door ijdelheên omsingeld, rein bewaren? Gewis, als hij het houdt naar ’t heilig blad”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 juli 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het geweten (6)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 juli 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's