Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hymeneus en Alexander (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hymeneus en Alexander (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paulus waarschuwt zijn geestelijke zoon Timotheus voor de dwaalleraren die ook in de gemeente van Efeze actief waren. Van twee dwaalleraren, Hymeneus en Alexander geheten, (Paulus noemt later ook nog de naam van ene Filetus, 2 Tim. 2:17) zegt de apostel dat hij ze streng heeft aangepakt. Hij heeft ze ‘satan overgegeven’ om hen te leren ‘niet meer te lasteren’, 1 Tim. 1:20. Aangrijpende woorden die niet veel goeds doen vermoeden. Wat wil Paulus hiermee zeggen?

Allereerst dat het blijkbaar tot het strijden van de goede strijd en het handhaven van de gezonde leer behoort de brengers van een dwaalleer hard aan te pakken. Het gaat immers om het heil van onsterfelijke zielen! Ja, wat belangrijker is, het gaat om de eer van God. Paulus ziet hun gedrag als een lasteren, een aanval op de eer van God. Deze dwaalleraren leerden namelijk dat de opstanding verleden tijd was, 2 Tim. 2:18. Ze leerden dat een mens in de wedergeboorte opstond uit de dood, en dat is op zichzelf juist, maar van een toekomstige opstanding van het lichaam wilde men niet weten. Bij de opstanding dachten zij dus uitsluitend aan de opstanding uit de geestelijke dood, die wij wedergeboorte noemen.

Had Christus echter ook niet duidelijk geleerd dat er ook een opstanding zou zijn ‘ten uitersten dage’, Joh. 6:39, 40. De vromen leefden in het geloof, eens uitgesproken door Martha: ‘Ik weet dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage’, Joh. 11:24.

Welnu, het ingaan tegen wat Jezus leerde, het ingaan tegen wat ook al in het Oude Testament door de profeten werd geleerd, dat is lasteren, de waarheid ontkennen, Gods Woord een verkeerde uitleg geven.

Tegen dat lasteren, waardoor een gelovige aan het wankelen werd gebracht, is Paulus opgetreden door middel van kerkelijke tuchtmaatregelen. Hen werd verkondigd dat zij door hun gedrag geen deel in hert rijk van Christus hadden. Hun werd verkondigd dat zij nog tot een ander rijk behoorden, het rijk van de vorst der duisternis. Hij is immers de grote leugenaar van den beginne, de grote bedrieger en zielenmisleider?

Dat deed de apostel Paulus ook in de gemeente van Korinthe. Mensen die er een ontuchtige, losbandige levenswijze op na hielden werden ook onder de tucht geplaatst en aan ’de satan overgegeven’, 1 Kor. 5:5.

De kerkelijke discipline heeft echter wel tot doel dat er inkeer, bekering komen zou. De aankondiging van een oordeel, moet altijd gepaard gaan met de oproep tot waarachtige bekering. Wederkeer is bij de Heere mogelijk. Als dat niet zo was, er was voor niemand van ons enige hoop!

Als mensen om de een of andere reden onder de zogenaamde stille censuur wordt geplaatst, houdt dat niet in dat er stilzwijgend een tuchtmaatregel wordt genomen. Wel naar de gemeente toe, niet naar de betrokken persoon toe. Die moet het weten. Juist vanwege het doel van de censuur: inkeer en wederkeer. Want hoe zullen zij een zonde betreuren, die nooit als een zonde is aangewezen? Maar: niet naar de gemeente toe. Als er verharding is in het kwaad, als inkeer uitblijft, dan komt er een moment dat de gemeente in kennis wordt gesteld. Dat zien we bij Hymeneus en Alexander gebeuren. Blijkbaar bleven zij volharden in hun kwaad en doorgaan met het verspreiden van hun dwaalleer. Ondanks eerdere waarschuwingen. Daarom is Paulus ook zo fel. De dwaalleraren worden aangewezen, ‘getekend’, opdat er een heilzame schrik mocht komen.

Ook de apostel der liefde, Johannes, is scherp als hij spreekt van de dwaalleraars: ‘Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis en zegt tot hem niet: wees gegroet. Want die tot hem zegt: Wees gegroet, die heeft gemeenschap met zijn boze werken’, 2 Joh. :10 en 11. Het gaat de apostel er natuurlijk niet om, om je hoofd af te wenden, mocht je zo iemand op straat tegen komen. Hij keurt het af als we met een dwaalleraar omgaan als met een vriend en hem verwelkomen in ons huis, alsof er niets aan de hand is. Laten we iemand bij ons in huis, bijvoorbeeld een zogenaamde Jehova-getuige, doe het dan alleen om hem of haar te waarschuwen voor zijn toekomstig verderf. Spreek gerust met een moslim, ga als collega normaal met hem om, en zeker niet uit de hoogte, alsof wij beter zouden zijn. Maar bedenk altijd bij gesprekken met hen en andersdenkenden, dat het een grote zonde is als wij ontkennen dat Christus de Zoon van God is. Als Johannes in zijn brieven ergens duidelijk over is, dan is het wel daarin.

Ik hoop dat ik zo voldoende op de vraag ben ingegaan. Ik buig mij weer over nieuwe vragen die binnen gekomen zijn. Met een hartelijke groet!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 augustus 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Hymeneus en Alexander (2)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 augustus 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's