Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een bericht voor alle volken (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een bericht voor alle volken (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Laat de heidenen weten dat ze mensen zijn!” (Psalm 9 : 21b)

Je zou bijna denken dat David met deze woorden het werk van de zending op het oog heeft, de verkondiging van het Woord van God onder verre en vreemde volken. Toch kan dat natuurlijk niet. Niet alleen niet omdat zending zoals wij haar kennen in het Oude Testament niet gevonden wordt. Dat begon pas echt toen de Heere Jezus Zijn discipelen als apostelen had uitgezonden. Met de opdracht: “Gaat dan heen, onderwijst al de volken...”. Maar ook niet omdat de heidenvolkeren over wie het in Psalm 9 gaat, hier niet zozeer getekend worden als voorwerp van de Evangelieverkondiging, maar eerder als degenen die het zich waardig hebben gemaakt om door Gods oordelen te worden getroffen en die zullen ondergaan in het gericht dat komt. De heidenen - zij worden in deze Psalm ook genoemd: de vijanden, de goddelozen, de God-vergeters. Voor die heidenen ziet het er niet zo goed uit.

David dacht dus allerminst aan de zending. En toch eindigt deze Psalm met die diepe en aangrijpende woorden: “Laat de heidenen weten dat ze mensen zijn!” Hoe ook bedoeld - we kunnen er wel uit afleiden dat de heidenen niet weten dat ze mensen zijn. En ook dat de Heere het kennelijk toch nodig acht dat ze het wel zouden weten.

Die heidenen - wie zijn het eigenlijk? In Psalm 9 zijn het de heidenvolken. Alle andere volken dan het volk Israël dus. Dat was immers het volk van Gods verbond. Het zaad van Abraham. Het volk aan wie de Heere het grote voorrecht gegeven had om Zijn woorden te ontvangen. Met wie Hij Zijn verbond had opgericht. De Heere had onderscheid gemaakt. Hoe was Israël bevoorrecht. Maar als we het goed zien, dan zijn u en ik ook tot die heidenen, tot die andere volkeren te rekenen. Voor zover we geen Joden zijn, althans. Daarom, laten we die woorden uit Psalm 9 voorlopig ook maar op onszelf toepassen: “Laat de heidenen weten dat ze mensen zijn...” Er zit dunkt me wel een les in voor elke lezer.

We moeten weten dat we mensen zijn. Mens-zijn, dat is allereerst: een schepsel van God te zijn. Voortgekomen uit Zijn goddelijke Scheppershanden. Ik denk aan de Psalm die aan de onze voorafgaat. De Psalm over de grootheid van de schepping en over de majesteit van de Heere die daarin uitkomt. Niet het minst in de mens als het werk van Zijn handen. David, hij bezingt de lof van de Heere, als we hem horen roemen: “O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde. Wat is de mens, dat Gij Zijner gedenkt, de Zoon des mensen dat Gij hem bezoekt. Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen en hebt hem met eer & heerlijkheid gekroond...”. De mens - het kroonjuweel van de schepping. Wordt over de schepping van de mens niet gezegd: “En zie, het was zeer goed!”

Beseft u uw hoge afkomst? Weet u waar u vandaan komt? Weet u tegelijkertijd dat God daarom recht op u heeft? Dat Hij Zijn hoge claim op u legt? Dat Hij tot ieder van ons nog steeds zegt: “Wees heilig, want Ik de Heere ben heilig”? Paulus herinnert op de Areopagus er de heidense Grieken aan: “Wij zijn van Gods geslacht...!” Dat is het eerste dat we weten moeten: dat we mensen zijn. Geen dieren, ook geen engelen. Maar mensen! Dat is: naar oorsprong beelddragers van de heilige God.

Toch betekent mens-zijn nog meer. Het betekent sinds de zondeval van de mens: een gevallen schepsel te zijn. Het is allemaal in z’n tegendeel veranderd. Mens te zijn: dat is dat ik sindsdien een zondaar ben. Dat de band met de levende God is doorgesneden. Mens te zijn, dat is: dat ik het gebod van God overtreden heb, dat ik de liefde van God gesmaad heb, dat ik mijn leven Hem ontstolen heb en dat ik mijn hart aan de zonde gewijd heb. In plaats van zuivere kennis is er nu duisternis en dwaasheid, in plaats van gerechtigheid wetteloosheid en in plaats van heiligheid onreinheid door de zonde. Dat is het nu om mens te zijn.

“Laat de heidenen weten dat ze mensen zijn...”, zo luidt de opdracht. Dat is: doe ze zichzelf kennen. Doe ze zich kennen als gevallen, als verloren zondaren. Laat ze hun portret zien! Kent u dat portret van uzelf? Hebt u het wel eens gezien? Weet u, er is de Heere veel aan gelegen dat u het kent! Hij wil het u bekend maken. Als u het nog niet weet. Dat u een mens bent. Schepsel van God. Maar gevallen schepsel. En daarom verloren schepsel. Buiten God en zonder God en tegen God. Van nature althans. Want we weten het niet eens. Verblind als we zijn voor onze werkelijke situatie.

Maar nu is er Eén die God was en die mens werd. Gods eigen lieve Zoon. Hij wil het u bekend maken, door Zijn Geest. En tegelijkertijd de weg wijzen naar het ware mens-zijn. Om door genade ‘mens Gods’ te worden. Om van het verloren-mens-zijn verlost te worden. En vernieuwd te worden tot Zijn beeld - in ware gerechtigheid en heiligheid. “Opdat ik God mijn Schepper recht zou kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 november 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Een bericht voor alle volken (1)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 november 2018

Bewaar het pand | 12 Pagina's