En zijn huis.
De vraag die we thans proberen te beantwoorden gaat over de toevoeging “en zijn huis”, bijvoorbeeld in Handelingen 16:31. Deze woorden komen we vaker tegen. Betekent deze toevoeging dat bijvoorbeeld niet alleen de stokbewaarder maar ook zijn huisgenoten tot geloof kwamen? Een mooie en zinvolle vraag, waarvoor dank!
Inderdaad komen we deze woorden vaker tegen. Boven noemde ik Handelingen 16, waar we lezen van de plotselinge bekering van de stokbewaarder in Filippi. In vers 31 beantwoordt Paulus de angstige vraag van de stokbewaarder met: Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. De gevangenbewaarder krijgt niet alleen persoonlijk de opdracht om in zijn ellende te geloven in de ene Naam onder de hemel gegeven ‘door welke wij moeten zalig worden’, Hand. 4:12, maar die eis om de toevlucht te nemen tot Christus komt ook tot allen die bij hem horen, zijn huisgezin. Dat de Heere in Filippi grote dingen gedaan heeft die nacht wordt al spoedig duidelijk als we in vers 34 lezen dat Paulus zich verheugde dat de stokbewaarder ‘met heel zijn huis aan God gelovig geworden was’. Wie die huisgenoten waren, hoeveel en hoe oud, dat weten we allemaal niet. Maar dat er in dat gezin iets bijzonders gebeurde die nacht is wel duidelijk. Een doorbraak van Gods Koninkrijk na een moeilijke dag van tegenstand en lijden! Heel het huisgezin werd die nacht gedoopt en ingelijfd in de christelijke kerk, waarvan Lydia al een levend lid mocht zijn. Wij geloven dat de doop niet is een bevestiging van het geloof, maar van Gods belofte: ‘U komt de belofte toe en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal’, Hand. 2:39.
We noemden zojuist Lydia al. Nadat de Heere haar hart geopend had was zij de eerste die tot een nieuwe gemeente in Filippi zou behoren. Van haar lezen we echter ook dat zij gedoopt werd ‘en haar huis’. We mogen deze woorden gerust zo ruim mogelijk nemen. Wie ook tot de haren behoorde, al waren het slaven, ontvingen de heilige doop. Dat de kring breed getrokken mag worden, zien we al bij de instelling van de besnijdenis als teken van het verbond, als Abraham het bevel krijgt dat niet alleen hijzelf en zijn zoon besneden moeten worden, maar naast de ‘ingeborene van het huis’, ook ‘de gekochte met geld van alle vreemde welke niet is van uw zaad’, Genesis 17:12 en 13.
En of al de huisgenoten van Lydia eveneens het ware geloof deelachtig waren? Dat weten we niet. Wel weten we dat Gods belofte ook tot hen kwam en zij van toen af onder de bediening van het Evangelie mochten verkeren. De doop als een zichtbaar teken onderstreept immers het vaste en betrouwbare Evangeliewoord!
In Handelingen 10 en 11 vinden we de geschiedenis van de romeinse hoofdman Cornelius, die van de Heere Jezus de opdracht kreeg om de apostel Petrus te ontbieden, ‘die woorden tot u zal spreken door welke gij zult zalig worden, en al uw huis’. Als Petrus daar dan ook arriveert vindt hij tot zijn verbazing het hele huis van Cornelius vol met verwachtingsvolle gezichten. Hij trof er ‘velen die samen gekomen waren’, Hand. 10:27. En het behaagde de Heere op al die heidense mensen Zijn Geest uit te storten. Ook in deze geschiedenis wordt duidelijk dat God een ruime kring trekt. Petrus en zijn joodse metgezellen staan verbaasd over de goedheid des Heeren en die heerlijke dag worden zij allen gedoopt.
Wat is er een ruimte bij de Heere! Op een warme middag naderde een in de zonde levende vrouw tot de Jakobsbron bij Sichar, waar zij de Heere Jezus ontmoette. En aan het einde van de dag zijn er vele van de Samaritanen uit die stad, die evenals die vrouw mogen geloven. Dat altijd weer ontroerende hoofdstuk 4 uit het Johannesevangelie eindigt met de geschiedenis van de genezing van een zoon van een koninklijk hoveling. Na diens wonderlijke genezing door de Heere Jezus lezen we ‘en hij (de vader) geloofde zelf en zijn gehele huis’. Het grieks laat zien dat het niet om een (voorbijgaand) wondergeloof ging, maar om het ware geloof. Hoe wonderlijk werkt toch de Heere.
Verder komen we de uitdrukking ‘en zijn huis’ tegen in Handelingen 18:8. En in 1 Korinthe 1:16 vernemen we dat Paulus ‘het huisgezin’ van Stefanus’ heeft gedoopt. Zo wordt die naam althans in mijn bijbel gespeld, maar in het grieks staat Stefanas, zie ook 1 Korinthe 16:15. Ook bij de doop van Stefanas, de eerste gelovige in Achaje, wordt de kring wijd getrokken en komen al de zijnen onder de evangeliebediening terecht. Zijn daar ook kinderen bij geweest? Natuurlijk. Ook de kinderen der gelovigen mogen het Evangelie horen, zoals ook onze kinderen vanaf het begin van hun leven mogen opgroeien onder Gods Woord. Ook kinderen hebben de redding van hun ziel nodig en ook kinderen mogen gewezen worden op het heil dat God heeft weggelegd voor degenen die Hem vrezen. Dat wordt in de heilige doop onderstreept. De doop maakt niet zalig maar wijst op de zaligheid. En die zaligheid hebben onze lieve kindertjes vanaf het begin van hun leven nodig, omdat ze (buiten hun weten overigens) ook aan de verdoemenis in Adam deel hebben. Zijn wij, inmiddels geen kinderen meer, er al achter gekomen dat we in Adam verloren liggen en verzoening met God nodig hebben? De doop zegt ons, als bevestiging van het heilig Evangelie, dat verzoening niet alleen noodzakelijk is, maar ook mogelijk. Voor de grootste der zondaren. En wie door Gods Geest geleid wordt, wordt vroeg of laat ‘de grootste”. Of niet soms?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 november 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 november 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's