Jakob, bedrieger?
De vraag die ons gesteld is gaat over de betekenis van vader Jakobs naam. Is het echt zo dat zijn naam ’bedrieger’ betekent? En waarom hebben zijn ouders hem dan die naam gegeven, is dat niet vreemd? De vraagsteller verwijst naar Genesis 27:36.
Het is onze vraagsteller opgevallen dat er vanaf de preekstoel vaak heel negatief over Jakob wordt geoordeeld en dat hij enkel als een bedrieger wordt getekend. Dat is immers de betekenis van zijn naam, zo wordt vaak gesteld. Vandaar de vraag.
Welnu, hoe Jakob aan zijn naam komt weten we uit Genesis 25:26 waar de geboorte van de tweeling van Izak en Rebekka wordt vermeld. Ezau is de oudste van de twee. Hij wordt een enkel moment eerder dan zijn broertje Jakob geboren. Als Jakob echter ter wereld komt zien ze dat hij met zijn kleine handje de hieltjes van zijn broer Ezau vast houdt. Dat levert hem gelijk een naam op. Misschien dat zijn ouders voor hem een andere naam in gedachten hadden, maar deze gebeurtenis is voor hen zo opmerkelijk dat ze hem Jakob noemen. Hij houdt met zijn jat, het hebreeuwse woord voor hand, de koof, het hebreeuwse woord voor hiel, van Ezau vast. Jat en koof samengevoegd, geassimileerd, levert ons woord Jakob op. Omdat Ezau roodachtig, roodachtig behaard was wordt hij Edom genoemd, rood. We hebben er meer voorbeelden van in de Bijbel dat de naam die je kreeg dikwijls te maken had met de omstandigheden rond de geboorte. Dat wordt bijvoorbeeld heel duidelijk bij de geboorte van Jakobs 12 zonen.
Jakobs naam duidt dus niet op zijn aard, maar op de omstandigheden rond zijn geboorte. Intussen wordt ons bij het lezen van Jakobs geschiedenissen wel duidelijk dat hij geworsteld heeft om de voorrang. Het leek wel alsof hij daar bij zijn geboorte al mee bezig was. Maar bij het opgroeien echter heeft hij van zijn moeder vernomen dat de eerstgeboortezegen niet voor de oudste, Ezau, bestemd was, maar voor Jakob. Zo had God in Zijn welbehagen besloten en zo had Hij het aan moeder Rebekka bekend gemaakt. Die belofte had Jakob klein en verbroken van verwondering moeten maken. Maar we zien in zijn leven, samen met moeder Rebekka, een worstelen om dat eerstgeboorterecht te verkrijgen. Geen wachten op de Heere, maar een zelfzuchtig ijveren om dat recht te verkrijgen.
Hij zag een kans toen hij met de linzenmoes bezig was en Ezau, hongerig van het jagen, ‘dat rode daar’ wilde hebben. Voor wat hoort wat, zei Jakob, je krijgt het, als je vandaag aan mij je eerstgeboorterecht verkoopt. Ezau kon op dat moment die grote zegen niets schelen en verachtte die zegen om een eenvoudige spijze, Hebr. 12:16. Wat is een mens. Hij veracht het eeuwig goed om een luttel pleziertje.
Vreselijke geschiedenis als Jakob zich voor gaat doen als Ezau en zijn oude, blinde vader bedriegt. Zijn naam is niet: bedrieger, maar hij is wel een bedrieger. Een mens steelt omdat hij een dief is en bedriegt omdat hij een bedrieger is. Jakobs natuur is verdorven, zoals die van u en mij. Wie Jakob veroordeelt, veroordeelt zichzelf.
Over die twee situaties, namelijk rond de pot met linzenmoes en rond het bed van de oude Izak, spreekt Ezau, als hij tot zijn schrik het bedrog ontdekt. Dan roept hij: Is het niet omdat men zijn naam noemt Jakob, dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen? Mijn eerstgeboorte heeft hij genomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen genomen! Zie Genesis 27:36. Al kunnen we Ezau’s teleurstelling goed begrijpen, toch moeten we ook begrijpen wat hij met dit bittere verwijt precies bedoelt. Ezau verwijst naar Jakobs naam omdat je bij een klankwisseling in het hebreeuws ook aan het woord bedrieger kunt denken. Maar Ezau is onredelijk. Hij heeft allereerst vrijwillig zijn geboorterecht ingeruild voor een kom linzenmoes. Al zat daar wel een slinkse Jakob achter, die Ezau als het ware te pakken nam, zoals hij bij de geboorte ook al Ezau’s hieltje te pakken had en nu warempel zijn broer opnieuw te pakken neemt!
Dat kunnen we van Jakob zeggen, dat hij als een rechthebbende worstelde om de vervulling van Gods belofte te verkrijgen. Maar Gods genade en verkiezende zondaarsliefde moet een wonder worden! Jakob moet leren dat hij niet beter is dan Ezau, zoals David niet beter is dan Saul en Petrus dan Judas. Het is allemaal enkel en alleen vrije gunst die eeuwig God bewoog! God zal er Zelf voor zorgen om Jakob op zijn plaats te krijgen. Dat is nu puur Gods werk. Bethel en Pniel maken later alles duidelijk. Jakob is Gods gunsteling van eeuwigheid. Maar ook de man die van nature de dood verdient. En in zijn worstelen met de Heere heeft Jakob zijn naam moeten noemen. Nee, nog eens, zijn naam zelf betekent niet: bedrieger. Maar hij moest wel als een bedrieger, een zondaar, een rechteloos en onwaardig mens voor de dag komen. Dat is een punt dat de Heere in het leven van de Zijnen bij niemand overslaat. Niet bij aanvang en niet bij verdere voortgang. Hosea heeft het nachtelijk gebeuren in Pniel begrepen toen hij schreef: Jakob weende en smeekte de Heere: ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent. Lees maar Hosea 12:4-6.
Kennen wij deze worstelingen om Gods heil ook? Dan komen er momenten in je leven dat je de Heere wel vrij moet en kunt en wilt laten, maar je kunt Hem evenmin los laten! Dan geeft de Heere Zich in en om Christus gewonnen. En Jakob wordt vorst Gods genoemd, Israel! Hij zal genade en ere geven. Hij zal hun ’t goede niet in nood onthouden, zelfs niet in de nood, die in oprechtheid voor Hem leven. Ja, want God maakt mij oprecht, eerlijk voor Hem en de mensen. En wist u dat dit het eerste is wat we van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 december 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 december 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's