Het geweten (15)
Over de plaats van het geweten in de opvoeding en de bekering
Geliefde lezer, we hebben gezien dat het grote doel van de Heilige Geest in de bekering van zondaren is, om hen te brengen tot een rusten en zich verlaten op Christus, zoals Hij ons in het Evangelie wordt aangeboden. In deze weg ontvangt de zondaar vergeving van schuld en wordt hij vrijgesproken van de verdiende straf.
De Schrift spreekt daarbij niet over een groot of reeds geoefend geloof, maar over een werkelijk geloven in Christus tot redding van onze ziel. De oorzaak van onze rechtvaardiging voor God ligt niet in de mate van het geloof of de geoefendheid van het geloof, maar in Christus, Die door het geloof wordt aangegrepen. De ware gelovige is in Christus rechtvaardig voor God. Een zwak geloof verbindt evenzeer met Christus als een sterk geloof. De hand waarmee de bloedvloeiende vrouw Jezus aanraakte was maar een bevende hand, maar zij werd erdoor genezen. Wat is het verband tussen dat geloven en het geweten?
Misschien hebt u weleens gehoord van de uitdrukking ‘de rechtvaardiging in de vierschaar der consciëntie’. Met deze uitdrukking wilden onze oudvaders en de puriteinen een beeld schetsen van de wijze waarop de zondaar gerechtvaardigd wordt, maar bovenal hoe hij nu de troost en de vastheid van de vergeving der zonden mag ervaren. Want hoewel de ziel door het geloof Christus heeft mogen aannemen, zijn er zo veel zielen die daar niet altijd de troost en de zekerheid van bezitten. En nu hebben onze vaderen erop gewezen dat de Heilige Geest hen door een nadere weldaad daar meer troost en vrede in wil geven.
Wat is de vierschaar der consciëntie? Het woord ‘vierschaar’ is afgeleid van de manier waarop de rechtspraak heel vroeger werd gehouden. De naam vierschaar komt van de vier ‘geschoren’ (gespannen) touwen waartussen de rechtspraak plaatsvond. Daarom zeiden ze vroeger ook wel dat de vierschaar gespannen werd, als het ging om de rechtspraak. Oorspronkelijk werd er buiten recht gesproken, traditioneel onder een linde. Bij die boom waren vier banken in een vierkant geplaatst, waarop de schepenen (de rechters) plaatsnamen; in het midden stond dan de beschuldigde. Het is dit beeld dat ten grondslag ligt aan onze uitdrukking.
Hoe moeten wij het ons geestelijk voorstellen? Wel, in het beeld van de vierschaar is er sprake van de rechter, dat is de Heere. Hij spreekt het vonnis uit. Er is ook een verdachte, de zondaar die Gods heilige wet heeft overtreden en geen van Zijn geboden gehouden heeft. Een zondaar die geneigd is tot alle boosheid en onbekwaam tot enig goed. Nog twee partijen zijn erbij betrokken. Aan de ene kant staat de openbare aanklager in deze rechtspraak. Wie is dat? In de eerste plaats kun je daarbij denken aan je eigen geweten. Zo verwoordt de Heidelbergse Catechismus het in Zondag 23: ‘Al is het dat mij mijn consciëntie aanklaagt dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen daarvan gehouden heb ...’ Verder kun je denken aan Gods wet. De wet eist een volkomen gehoorzaamheid. ‘Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.’
Er is nog een plaats open, die van de Advocaat. Dat is Christus. Hij is de Borg, Die met Zijn voorbede steeds tussentreedt bij de Vader. Om Hem gaat het in het bijzonder. Wat gebeurt er in de vierschaar der consciëntie? Wel, zoals het vandaag nog steeds gebeurt. De dagvaarding wordt voorgelezen. Daarin staat wat je gedaan hebt en op grond daarvan komt de eis, de strafmaat. Zo ook in die hemelse rechtbank. Daar leest de wet je overtredingen voor en eist God de doodsstraf. ‘Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.’ Nadat de aanklacht is voorgelezen en de straf is geëist, vraagt de Rechter: ‘Wat hebt u daarop te zeggen?’ ‘Ja, Heere, zo is het’, is het antwoord. ‘Ik heb gezondigd. Uw heilige wet heb ik zwaar en menigmaal overtreden. Daarbij klaagt ook mijn geweten me aan en beschuldigt mij van oneindig veel zonden. Ik kan niet anders dan mijn schuld belijden en de straf als rechtvaardig aanvaarden.’ Nu kijkt de Rechter de Advocaat aan en vraagt: ‘Hebt U nog wat te zeggen?’ Kijk dan eens goed: de Advocaat treedt tussenbeide en pleit op Zijn eigen werk. Hij zegt: ‘Vader, Ik heb verzoening gevonden voor deze zondaar. Ik heb voor hem de wet gehouden, die hij zo zwaar en menigmaal heeft overtreden. Ik heb Uw wil volkomen volbracht. Ook ben Ik voor hem de dood ingegaan. Mijn leven heb Ik gegeven aan het kruis van Golgotha. Daar heb Ik zijn straf gedragen. Ik heb de dood overwonnen, opdat hij eeuwig zou leven.’ En wat is het oordeel van de Rechter na dit hartstochtelijke pleidooi? ‘Ik verklaar u vrij. Uw schuld wordt u vergeven. Ja, u ontvangt het eeuwige leven uit genade.’ De Rechter geeft de Griffier (de Heilige Geest), Die aan Zijn rechterhand zit, de opdracht dit vonnis op te schrijven en aan de vrijgesprokene mee te geven. Zodat hij het steeds lezen kan en als er weer nieuwe beschuldigers komen, hij op deze vrijspraak wijzen kan tot zijn troost.
Zo wilden onze oudvaders en puriteinen ons leren hoe de Heilige Geest nu, als een nadere weldaad aan de ziel, die zo door twijfel en aanvechting bestreden wordt, die zo weinig de troost van de vergeving der zonden ervaart, met kracht in zijn ziel de vergeving afdrukt wanneer de Heilige Geest hem dat vonnis op papier overhandigt. Zodat hij het zeker weten mag: niet alleen anderen, maar ook mij is vergeving der zonden geschied. Ik ben verlost, God heeft mij welgedaan. Mag u die zekerheid kennen en er uit leven?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 december 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 december 2018
Bewaar het pand | 12 Pagina's