Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat moet ik doen? (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat moet ik doen? (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige keer heb ik gezegd dat ik niet expliciet op allerlei persoonlijke vragen kan ingaan, ook niet als advies wordt gevraagd in bepaalde zaken. De vraag: Wat moet ik doen, heb ik daarom algemeen beantwoordt. Namelijk dat een vertrouwenspersoon ons onder Gods zegen zou kunnen helpen. En dat wij altijd de weg van het gebed tot de Heere mogen en ook moeten gaan. En dat zal nooit tevergeefs zijn. De Heere geeft antwoord en wijst ons de weg. Ik beloofde u daar nu verder op in te gaan.

Inderdaad geeft de Heere antwoord op het gebed. Altijd uit genade. Niemand kan verhoring claimen. We moeten onze plaats weten. De Heere antwoordt op het gebed dat pleit op de verdienste van de Heere Jezus. En God geeft zondaren, wat de situatie ook moge zijn, altijd antwoord omdat Hij het beloofd heeft. Wie deze gronden ontdekt en daarop leert pleiten is de Heere aangenaam. Denk bijvoorbeeld aan Jesaja 45:19 “Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij tevergeefs”. Gods spreken is duidelijk en begrijpelijk. Hoewel de afgodsbeelden oren hebben, horen zij niet, maar de levende God wel: “Zou Hij Die het oor plant, niet horen?”, Psalm 94:9. God zegt: “Zoek Mijn aangezicht”, Psalm 27:8. “Doe uw mond wijd open en ik zal hem vervullen”, Psalm 81:11b. En, om niet meer te noemen: “Vraagt naar de HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht gedurig”, Psalm 105:4.

En hoe Hij dan antwoord geeft? Altijd in de weg van het luisteren. Het is vreemd als de leerling een vraag stelt aan de leraar, en daarna rustig weg wandelt, zonder op antwoord te wachten. Als er een nood, een vraag, een verzoek, een bede is die wij richten tot de Allerhoogste, moeten we daarna luisteren wat Hij spreekt. En Hij spreekt door middel van Woord en Geest. Luisteren is dus Gods Woord biddend openen. Luisteren is biddend opgaan onder de prediking. Wat we dan moeten lezen? Gewoon het gedeelte dat aan de beurt is. Gewoon verder gaan waar wij gebleven zijn. Dit zeggend veronderstel ik wel dat we Gods Woord inderdaad ook lezen en onderzoeken en dat we naar de kerk gaan met de houding van de jonge Samuel: “Spreek, want Uw knecht hoort”, 1 Samuel 3:10. In Gods Woord wordt ons de weg des heils gewezen. Maar het geeft ook licht in welke duisternis we ook verkeren. En wie zo leert wachten op de Heere, zal niet beschaamd worden.

Ons gebed moet daarbij wel altijd zijn of de Heilige Geest ons hart en verstand wil verlichten en licht wil laten schijnen over Gods Woord. Zodat ons bedriegelijke hart bewaard wordt voor verkeerde toepassingen van het Woord. Luister maar naar Psalm 119 vers 8

Ik zal o God, bepeinzen Uwe wet,

In ’t onderzoek van Uw bevelen waken.

Terwijl mijn ziel op Uwe paden let,

In Uw geboon zal zich mijn geest vermaken.

En daar ik hulp verwacht op mijn gebed,

Uw heilig Woord vergeten, noch verzaken.

En, maar dat weet u natuurlijk wel, als Psalm 119 spreekt van Gods gebod, Gods wet, Gods wil, Gods getuigenis, Gods rechten of bevelen, dan gaat het altijd over Gods Woord, de Bijbel die ons is toebetrouwd.

Dus ook in allerlei praktische zaken geeft Gods Woord op het gebed licht en wordt ons een Gode welbehagelijke weg gewezen. Ik zal u een voorbeeld geven uit mijn eigen ambtelijke leven. Toen ik in het jaar 1997, destijds predikant in Dundas, Canada, een beroep kreeg van de gemeente Katwijk aan Zee, heb ik ook gewacht op een woord van Boven. Ik las voor mezelf in Deuteronomium en mij troffen in het bijzonder de woorden uit hoofdstuk 1:6 “Gij zijt lang genoeg bij deze berg gebleven”. Met die woorden gaf de Heere Mozes en het volk Israel toestemming om van de Sinai op te trekken, op weg naar het beloofde land. Maar voor mijzelf hielden de woorden ook een toestemming van de Heere in om het beroep aan te nemen. Wat kenmerkend is voor Gods spreken is dat Hij het gesproken woord ook bevestigt. Tot mijn verrassing vond ik dan ook in Deuteronomium 2:3 deze woorden: “Gij hebt dit gebergte genoeg omgetogen”. Deze ervaring had ik niet bij een eerder beroep uit Nederland en het was mij duidelijk.

Dit gezegd hebbende moeten we echter niet concluderen dat het antwoord dat de Heere ons geeft altijd een ons passend en ons welbehagelijk woord is. God kan ons ook een weg wijzen die anders, lees: beter is. Onverhoorde gebeden zijn echter geen ongehoorde gebeden. Ook dat leren we trouwens uit het boek Deuteronomium. Mozes vroeg de Heere dringend of ook hij het beloofde land hier beneden mocht binnen gaan. En de Heere antwoordde wel. Het was alleen een antwoord dat Hem welbehagelijk was. Dat is het trouwens altijd: “Het zij u genoeg. Spreek niet meer tot Mij van deze zaak”, Deuteronomoium 3:26. Maar, hoe moeilijk dat ook is, dan geeft de Heere ook rust en onderwerping en moet een mens leren bidden: Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde. En laat ons gebed ook mogen zijn: Wat Gij ons ook onthoudt in dit leven o Heere, onthoudt ons het ene nodige toch niet. Om Christus wil. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 22 januari 2019

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Wat moet ik doen? (2)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 22 januari 2019

Bewaar het pand | 12 Pagina's