Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mozes’ vergissing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mozes’ vergissing

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij meende, dat zijn broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou, maar zij hebben het niet verstaan (Hand. 7:25).

In zijn toespraak voor het Sanhedrin vertelt Stefanus ook iets over Mozes. Onder meer heeft hij het over datgene wat er in Mozes’ hart was, toen hij 40 jaar oud was. Tot aan die tijd leefde Mozes als een Egyptenaar, Hij werd ook zo opgevoed en onderwezen, want in de toekomst zou hij een of andere hoge functie in de regering van Egypte gaan bekleden.

Maar voor Mozes was zo’n functie hoe langer hoe minder vanzelfsprekend geworden. Meer en meer was hij zich zijn afkomst bewust geworden. Was hij wel echt een Egyptenaar? Of lagen zijn wortels ergens anders? Nee, Egyptenaar was hij niet, Hij behoorde bij het verachte volk van slaven, dat zwaar werd verdrukt. En ondanks alles wat er tegen was, deed hij toch de goede keus, waarvan we lezen in Hebr. 11:24-26. God had hem duidelijk gemaakt, dat de verdrukte slaven zijn ‘broeders’ waren (vers 23).

Nog meer was hem duidelijk geworden. Hoe het gegaan is, blijf onduidelijk, maar in hem is een roepingsbesef ontwaakt, en dat had geen betrekking op een hoge post in Egypte, maar had wel te maken met de verlossing van het slavenvolk, dat ondanks de slavernij toch Gods volk was.

Het kwam hem in zijn hart om zijn broeders te bezoeken (Hand. 7:23). Wie legde dat in zijn hart? Laten we maar gewoon zeggen, dat de Heere dat deed. Roepingsbesef was het en zoiets is van God afkomstig. En toen was daar de directe confrontatie met zo’n wrede slavendrijver, die een van Mozes’ “broeders” te lijf ging. Bij Mozes kroop het bloed toen waar het niet gaan kon en de Egyptenaar moest haastig begraven worden, want het spoor moest worden uitgewist.

Deze gebeurtenis had grote gevolgen. Hij voelde het. Was het goed wat hij gedaan had? Of was het fout? Hoe kwam hij eigenlijk tot deze daad? In ieder geval was het hem zelf duidelijk, dat de Heere hem riep tot een grote taak. Egypte mocht niet blijven doen wat hij deze slavendrijver had zien doen. En ja, daar had hij gelijk in. Die overtuiging kwam van God. Zouden zijn “broeders” het ook begrijpen? Zou het uur van de bevrijding dagen? Nu hij toch een daad gesteld had, hoopte hij dat het vervolg ook zou komen.

Het gebeurde echter niet. Dat werd de volgende dag duidelijk. De Israëlieten hadden het niet begrepen, Dat bleek uit de houding van een van hen, die ruzie maakte met een “broeder”. Ronduit wees hij elke inmenging van Mozes’ kant af en Mozes besefte dat hij moest vluchten.

Was zijn roepingsbesef verkeerd? Had hij zich vergist? Nee, vergist had hij zich niet. Er was wel degelijk een roeping. Maar waar hij zich wel in vergist had, was het tijdstip. Het was Gods tijd nog niet. Zowel voor Mozes als voor het volk was het te vroeg. Mozes was nog lang niet geschikt voor de taak. Veel zal hij eerst moeten leren. Met name zal hij moeten leren geduldig te zijn. Hij krijgt voor die les veertig jaren de tijd, als hij met schapen mag omgaan.

In diezelfde veertig jaren krijgt het slavenvolk de gelegenheid om eindelijk te gaan beseffen hoe erg het met hen gesteld is. Zij moeten hun eigenlijke nood gaan beseffen. Want ja, ze hebben het wel zwaar, maar hun lot is nog niet ondragelijk.

Ze kunnen het kennelijk nog wel volhouden. Maar zolang ze dat kunnen is Gods tijd nog niet aangebroken. Hij komt pas, áls ik echt geen kant meer uit kan. ‘Toen alle hoop in mij bezweek en niemand zorgde voor mijn ziel. Op dat punt komt Israël pas veertig jaar later (zie Ex. 2: 23-25). En dan gaat God aan ’t werk.

Iemand kan menen door God tot een bijzondere taak geroepen te zijn. Dat besef kan nog bij de Heere vandaan komen ook. Maar dan blijft het toch wel van belang, dat de roeping omgezet wordt in de zending. En die vindt plaats op Gods tijd. Daar kan een tijd van wachten tussenin liggen, omdat er eerst nog iets meer geleerd moet worden. Wat ons ook duidelijk moet worden, is dat onze nood zo groot is, dat de verlossing die we nodig hebben, alleen maar bij de Heere vandaan kan komen. Dan gaan we erom bidden, vooral als we ons realiseren, dat de Heere gezegd heeft dat Hij de Hoorder van het gebed is. Kan het dan zijn, dat er toch nog geen verlossing komt? Inderdaad. God wil dan weten hoezeer het ons ernst is. Het gebed, dat God verhoort, heeft onder andere dit kenmerk, dat we onze nood recht en grondig kennen (Heid. Cat., Zondag 45).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 februari 2019

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Mozes’ vergissing

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 februari 2019

Bewaar het pand | 12 Pagina's