Sprekend Verleden / Smytegelt
Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide, gij zijt mensen; maar Ik ben uw God, spreekt de Heere, HEERE. Ezechiël 34:31.
De tekst bevat troostrijke woorden voor Gods kinderen. Zij zijn schapen. Christus heeft Zijn leven voor hen gesteld. Er is veel overeenkomst tussen een schaap en een kind van God. Een schaap is een rein dier, Gods kind heeft een rein hart en wil heilig leven. Een schaap is een nuttig dier, Gods kind is nuttig voor familie en buren. Zij sporen goddelozen aan de Heere te zoeken. Een schaap is oprecht, zachtmoedig en geduldig. Gods kind ook. Schapen kunnen soms afdwalen, dat geldt ook Gods kinderen. Schapen kennen de stem van hun herder, Gods kinderen kennen de stem van de goede Herder. God zegt: Mijn schapen, omdat Hij ze van eeuwigheid heeft uitverkoren , krachtdadig geroepen en voor hen zorgt. Er staat: schapen Mijner weide. Al biedt de weide in dit leven soms weinig aan Gods kinderen, zij zullen eenmaal het aardrijk beërven. Gods kinderen kennen ook de weide der genade: de prediking. Door de prediking voedt, sterkt en troost de Heere Zijn schapen. De weide der heerlijkheid is de toekomst van Gods kinderen. De HEERE is hun Herder, hen zal niets ontbreken. Tot tweemaal toe staat er schapen. “Dat doet God om Zijn kinderen wakker te roepen, want zij slapen vaak op het bed van zorgeloosheid.“ De tekst zegt ‘Gij zijt mensen.’ De mens is volmaakt uit de hand van zijn Maker voortgekomen. Verstand, wil en lichaam waren volmaakt. Door de val is dat alles verloren gegaan. De gevallen mens heeft geen lust aan Gods wegen, hij wil in de zonde leven. ‘U bent erger dan de duivel, want u zondigt tegen Gods lankmoedigheid of geduld en waarschuwing, tegen het licht van het Evangelie. En dat heeft de duivel niet gedaan.” De mens in de staat der genade krijgt Gods beeld terug. Maar Gods kind blijft wel zondaar, hij kent de strijd tussen vlees en geest. Gods kinderen worden steeds door hun verdorvenheid overvallen: haast, drift, wereldsgezindheid, hoogmoed of moedeloosheid. Gods kinderen zijn vaak ondankbaar. Gods kinderen kunnen de Heilige Geest bedroeven en smarten aandoen door het werk van God in hen te ontkennen en de dag der kleine dingen te verachten. Gods kinderen zijn mensen die murmureren. U bent snel moedeloos, ongelovig en verdrietig. Gods kinderen zijn soms zorgeloos tegenover de vijanden die op hen loeren. Soms ook slap en harteloos in bidden, lezen, kerkgang en zelfonderzoek. De wijze maagden werden ook sluimerig en vielen in slaap. Gods goedheid en trouw worden soms gewantrouwd. Er is veel reden om te belijden: ik ben een groot beest bij u. Ik ben een dode hond (Mefiboseth). Het is onbegrijpelijk dat de Heere zegt: Ik ben uw God. “Ik ben uw verzoende God in Mijn Zoon Jezus.” God betekent alles voor Zijn volk. In bijzondere zin is Gods oog op Zijn kinderen. De Heere weet van hun droefheid over de zonde en hun worstelingen in de binnenkamer. De Heere weet van hun verdrukking en tegenspoed. Wie Gods kinderen aanraakt, raakt Gods oogappel aan. In Christus bezitten Gods kinderen alles. Alles moet medewerken ten goede. De Heere zorgt volmaakt in tijdelijke en geestelijke dingen. God zal eeuwig de God van Zijn kinderen zijn. Lichaam en ziel van Gods kinderen zullen herenigd worden. Jakob zei tegen Ezau: ik heb alles. De woorden ‘gij zijt mensen’ geven aan dat niemand het verdiend heeft dat de Heere zijn God is. Niemand is het waardig dat God Zijn ogen op hem zou slaan. God heeft het ook niet nodig door mensen gediend te worden. Toch behaagt het de Heere genade te bewijzen aan gevallen mensen. Dat is enkel en alleen Gods welbehagen. De heilige God ziet om naar onreine zondaren. “God is een licht zonder duisternis; de mens is enkel duisternis, in wie geen licht woont.” De Heere weet wat maaksel Zijn kinderen zijn. Zoals zich een vader ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt Zich de Heere over degenen die Hem vrezen. Een moeder kan haar zuigeling vergeten, maar de Heere vergeet de Zijnen niet. Gods kinderen vallen wel, maar worden niet weggeworpen. De Heere blijft getrouw aan ontrouwen. Tenslotte zegt onze tekst: spreekt de Heere HEERE. Dat wil zeggen dat God de soevereine Heere is. “Ik heb u willen verheerlijken boven zoveel anderen die aan zichzelf zijn gelaten tot het eeuwige verderf.” Alleen vrijmachtige genade bewoog de Heere. God is ook een wijze Heere. Hij heeft in Zijn wijsheid een middel bedacht om de allergoddelooste in Zijn gemeenschap te brengen. De Heere is ook de onveranderlijke God. De beloften van God zijn in Christus ja en amen. De Heere zal Zijn beloften zeker vervullen. De Heere is ook de almachtige God. Als de almachtige zal Hij Zijn beloften vervullen. Niemand kan dat verhinderen. God is de vrijmachtige, wijze, onveranderlijke en almachtige Heere. De verdorvenheden van Gods kinderen zullen hen nooit buiten de hemel houden. Christus heeft voor al hun zonden voldaan. De Heere zal het goede werk dat Hij begonnen is voleindigen. Uw zonden kunnen dat nooit vernietigen.
Toepassing. De tekstwoorden gelden niet voor onbekeerde, schurftige schapen, die als de pest in Gods kerk zijn. Die hebben alleen maar een gedaante van godzaligheid. Het geldt ook hen niet die God en de wereld willen dienen. Tijdgelovigen staat er ook buiten. Schapen zijn hieraan te herkennen: God maakte hen tot schapen. Het was vrijmachtige genade. Zij kennen de stem van de goede Herder. Zij gaan op de voetstappen der schapen. Zij zijn graag bij de kudde.De schapen zullen de onverderfelijke kroon der heerlijkheid ontvangen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 februari 2019
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 5 februari 2019
Bewaar het pand | 12 Pagina's