Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De genadetijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De genadetijd.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De uitdrukking is bekend: we leven in de genadetijd. Is dat de tijd waarin we misschien (als het de Heere behaagt) genade zullen verkrijgen, of moeten we hieronder verstaan de tijd dat we zeker genade kunnen verkrijgen? Of zegt deze uitdrukking iets van onze verantwoordelijkheid? Zo luidt de vraag aan ons gesteld, wel wat uitvoeriger, maar ik denk dat ik het zo wel goed heb samen gevat. Hartelijk dank voor de vraag!

Wat moeten wij dus onder de uitdrukking eigenlijk verstaan? De uitdrukking is ons bekend, evenals de woorden: het heden der genade. Wij kunnen in dit verband op twee Bijbelwoorden wijzen, al komt de uitdrukking “genadetijd” zelf niet in de bijbel voor. Eerst noem ik u Hebreën 3 en 4. De apostel haalt Psalm 95 aan. Daar lezen wij:”Heden, zo gij Zijn stem hoort, verhardt uw hart niet, gelijk te Meriba, gelijk ten dage van Massa in de woestijn; waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen. Veertig jaar heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, dwalende van hart, en zij kennen Mijn wegen niet. Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan!”

Dit zijn bijzonder aangrijpende woorden. De geschiedenis van de woestijnreis van het volk Israel maakt pijnlijk duidelijk welk een dwaas volk het was. Veertig jaar heeft God verdriet gehad aan dat ellendige volk. “In het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad”, zegt 1 Korinthe 10:5. Dat er nog een volk het beloofde land is binnen gegaan, is loutere genade en enkel goddelijk welbehagen geweest, de vervulling van Zijn beloftewoord. Zij hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. Zulke grote werken Gods gezien en toch niet werkelijk gezien. Er nooit verbroken onder geweest. Nooit waarlijk op God gehoopt als een onwaardige in zichzelf.

In 1 Korinthe 10, in Hebreën 3 en 4 en in Psalm 95 wordt Israel als waarschuwend voorbeeld genoemd De apostel is getroffen door het woordje “heden”. Heden, zo gij Zijn stem hoort… Hij noemt het in Hebr. 3:7 en herhaalt het in vers 15 en in hoofdstuk 4:7. De apostel verwijst naar het verleden, maar wijst op het heden. In het heden, nu dus, moeten we lessen trekken uit het verleden. Wie dat niet doet, zal in het heden ervaren dat God Dezelfde is als in het verleden, namelijk dat er ook heden geen toegang zal zijn tot het “beloofde land”. Hoor maar: “Laat ons dus vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde (dat wil zeggen dat die heerlijke belofte van zaligheid en rust ons ook nu nog, in het heden is nagelaten, overgelaten), iemand van u schijne achtergebleven te zijn” (dat wil zeggen: dat men ondanks het heil en de rust toch nog eeuwig een buitenstaander blijft).

Het heden wordt gekenmerkt door Gods stem, Gods Woord, in zijn volle betekenis: Heden, indien gij Zijn stem hoort… De waarschuwing is nodig. Opdat de Heere het Woord, ook dit waarschuwend woord, toepasse aan het hart, door het onwederstandelijke werk van de Heilige Geest. Door Woord en Geest komt er een “benaarstigen om in die rust in te gaan”, Hebr. 4:11.

De roep tot bekering geeft het heden zijn volle gewicht. Het brengt de hoorder van Gods Woord in een spanningsveld. Het is nood en het moet nood worden. We moeten buitenstaanders worden, onwaardigen, die leren hopen op de belofte van rust, die ware rust die er overblijft voor het volk van God.

Ook dat laatste moeten we niet misverstaan. Als Hebr. 4:9 zegt dat er dan een rust overblijft voor het volk van God, gaat het niet om het toekomstige hemelleven in het Kanaän hierboven, maar om de ware rust in God door Christus welke hier en nu, in het heden gesmaakt wordt, in het ware geloof. Al blijft het hier altijd ten dele.. Het blijft hier een strijd. De weg naar Kanaän is Kanaän zelf nog niet. Toch wordt op weg naar het beloofde land, in het midden van de woestijn, die ware rust reeds gesmaakt. De sabbatsrust, zoals er eigenlijk staat. Is het niet groot als te midden van verdrukking, lijden en strijd, het hart eens mag rusten, namelijk in het zien op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Hebr. 12:2. Hebt u het ook wel eens onder de bediening van Gods Woord mogen ervaren: Hier wordt de rust geschonken, en het vette van Uw huis gesmaakt?

Dat zijn de oases. Je zou wel willen blijven zitten onder je palmboom, als het vrede is van binnen. Maar het goddelijk parool voor Zijn Israel is altijd weer: Zegt de kinderen Israels, dat zij voorttrekken. Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort, elk hunner zal in het zalig oord van Sion, haast voor God verschijnen! In dat altijd weer voorttrekken moeten de ware pelgrims al het hunne steeds meer en steeds weer kwijt! Sion is het land van de eeuwige rust! Die blijft, die wacht, omdat ervoor betaald is door Sions betalende Borg! Maar men komt er als een arm zondaar aan! Tenslotte nog iets anders. De genade die God betoont aan een verloren zondaar, maakt het voor hem de dag der zaligheid, de tijd van het welbehagen, het uur der minne, de genadetijd, de welaangename tijd! De dichter van Psalm 69 wist ervan: “Maar HEERE tot U, tot U is mijn gebed; daar is, o God, een tijd van welbehagen, een tijd van gunst, te mijner hulp gezet; hoor, naar Uw trouw en heilwoord dan mijn klagen”. God vervult dan die heerlijke woorden van Jesaja 49:8, waarop Paulus in 2 Korinthe 6 op terug komt: “Alzo zegt de HEERE: In de tijd des welbehagens heb Ik u verhoord en ten dage des heils heb Ik u geholpen”. Betoont God nu Zijn genade vanwege het roepen? Nee, vanwege het Borgwerk van de Knecht des Heeren. Het gaat in Jesaja 49 immers om Zijn Persoon en werk! Daarom vervolgt het zojuist aangehaalde vers dan ook: “Ik zal U geven tot een Verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven”.

Het welbehagen Gods is van eeuwigheid, maar komt zo duidelijk openbaar in de tijd, het heden der genade, namelijk zowel in het verdienend werk van Christus, als Zijn toepassend werk in het hart door Woord en Geest.

Dit alles overdenkende leide mij met Psalm 90, de Psalm van Mozes, op weg naar Kanaän, tot het gebed: Leer ons de tijd des levens kostelijk achten, opdat ons hart de wijsheid moge betrachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 2019

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De genadetijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 2019

Bewaar het pand | 12 Pagina's