Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Belijdenis doen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belijdenis doen (3)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij traden in een verbond, dat zij den Heere, den God hunner vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel (2 Kronieken 15:12).

Nog één keer gaan we in gedachten naar het tempelplein in Jeruzalem. Op de dag van het Pinksterfeest heeft het volk van Juda zich daar verzameld. Plechtig hebben ze onder leiding van koning Asa beloofd, dat ze de Heere zullen zoeken. In de tempel. In hun gebeden. In Zijn Woord.

Wat vormde de aanleiding voor deze plechtige belofte? Allereerst was dat de prediking van de profeet Azaria. Hij hield het volk voor: ‘Zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden, maar zo gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten’. Het was het woord van de twee wegen. In alle ernst en liefde werd het aan het hart van het volk van Juda gelegd. En het bleef niet zonder gevolgen! Wat heeft het Woord uitgewerkt in uw leven?

De Heere wordt in onze tekst genoemd: ‘de God hunner vaderen’. Zó wil de nieuwe generatie Hem zoeken. Daarmee erkennen ze dat de Heere wil werken in de lijn van de geslachten. Daarmee belijden ze dat ze willen staan op ‘de gronden der vaderen’. Daaruit blijkt ook dat ze Gods ‘opeisende verbondsrecht’ (Wisse) erkennen: De God van het verbond heeft er recht op dat zij Hem zoeken. Intussen stelt de naam ‘God hunner vaderen’ ook een vraag aan (groot)ouders: Weten uw (klein)kinderen dat hun (groot)vader of (groot)moeder een God heeft?

Hoe zullen de inwoners van Juda de Heere zoeken? Met hun ganse hart en met hun ganse ziel. Met minder is de Heere niet tevreden. Ook niet bij het doen van belijdenis. Hij zegt: ‘Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart!’

Vanuit de verzen die volgen op de tekst denken we in deze meditatie nog even verder na over hoe de inwoners van Juda hun belofte hebben gedaan. Daarover zijn nog drie belangrijke dingen te zeggen.

1. Allereerst hebben de inwoners van Juda hun belofte gedaan in diepe ernst. We lezen namelijk in vs. 13, dat ze hebben gezegd: ‘En al wie den Heere, den God Israëls, niet zou zoeken, zou gedood worden, van den kleine tot den grote en van den man tot de vrouw toe’. Het volk ziet in, dat er slechts twee mogelijkheden zijn. Het is óf de Heere zoeken óf Hem verlaten. En wie Hem niet zoekt maar verlaat, die moet gedood worden. Dat had de Heere Zelf in Zijn wet vastgelegd (Deuteronomium 17).

Op ons allen rust de verplichting om de Heere te zoeken. De keus wordt niet aan ons overgelaten. U mag het dringende bevel om de Heere te zoeken, niet naast u neerleggen door te zeggen, dat er niemand is die God zoekt. Dat laatste staat niet tot onze verontschuldiging, maar tot onze beschuldiging in Gods Woord. Opdat we als schuldenaar tot de Heere zouden worden uitgedreven. Met het gebed of Hij wil vergeven én wil geven wat Hij beveelt.

2. In de tweede plaats gaat de belofte van de inwoners van Juda vergezeld van een eed. In vs. 14 staat: ‘En zij zwoeren den Heere met luider stem’. Enerzijds roept het volk God aan als Getuige. Tegelijk roepen ze God ook als Rechter aan: Hij mag hen straffen, als ze hun belofte niet houden.

Terecht is wel gezegd, dat onze jawoorden in de kerk het gewicht hebben van een eed. Ons jawoord bij onze belijdenis. Ons jawoord bij het huwelijk. Ons jawoord bij de doop van onze kinderen. Ons jawoord in een dienst van bevestiging als ambtsdrager. Hoe is het met die jawoorden? Wat hebben we beloofd – en wat hebben we gedaan? Sta er eens bij stil. De Heere komt er ook bij het lezen van deze meditatie op terug!

3. In de derde plaats gaat de belofte van de inwoners van Juda gepaard met vreugde. Er staat: ‘En zij zwoeren den Heere met luider stem en met gejuich, desgelijks met trompetten en met bazuinen. En gans Juda was verblijd over dezen eed; want zij hadden met hun ganse hart gezworen en met hun gansen wil Hem gezocht, en Hij werd van hen gevonden’.

Lezer(es), overdenk deze dingen persoonlijk! Hoe is uw belijdenis geweest? En hoe was het daarna? Hebt u niet alle reden om voor Gods aangezicht in een verbond te treden (dat wil zeggen: Hem plechtig te beloven), dat u de Heere, de God uwer vaderen, zult zoeken met uw ganse hart en met uw ganse ziel? Jonge mensen, jullie overwegen misschien belijdeniscatechisatie te gaan volgen. Of jullie hopen belijdenis te doen. Bedenk: Het is óf de Heere zoeken óf Hem verlaten. De Heere geve ons allen: ‘en Hij werd van hen gevonden’.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2020

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Belijdenis doen (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2020

Bewaar het pand | 12 Pagina's