Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Resignatio ad Infernum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Resignatio ad Infernum

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens sommigen moet je als zondaar op het punt komen, dat je het met God eens wordt om voor eeuwig verdoemd te worden. Je zondekennis is niet diep genoeg als dit ontbreekt. Je moet bereid zijn om af te zien van de zaligheid en je over te geven aan het eeuwig verderf. In de theologie wordt die gedachte ‘Resignatio ad Infernum’ genoemd. Dit is onder andere door de wederdoper Jean de Labadie verdedigd. Maar we vinden hem ook bij de puritein Thomas Hooker. Wilhelmus á Brakel heeft dat echter resoluut afgewezen. En ik denk terecht. Want we treffen die gedachte nergens in de Schrift aan. God vraagt nergens in Zijn Woord of we bereid zijn om verloren te gaan, maar gebiedt ons te geloven in het Lam Gods. De Resignatio gaat ook tegen de natuur van de wedergeboorte in. Mensen in wier hart Gods liefde is uitgestort, gaan juist smeken, net als de moordenaar aan het kruis: ‘Heere gedenk mijner.’

Iets anders is, dat je als zondaar wel erkent dat je verdient om verloren te gaan. Dat vinden we in heel de Bijbel. Denk alleen maar aan psalm 51: ‘Ik erken mijn schuld die U tot straf bewoog. Uw doen is rein, uw vonnis gans rechtvaardig.’

Dat zien we bij Jona als hij zegt: Werpt mij in de zee…’

Hij weet dat hij schuldig is. Hij weet dat hij tegen God gezondigd heeft. En hij bedenkt geen uitvluchten meer, hij probeert de schuld niet op de anderen te schuiven. Dat had hij ook kunnen doen. hij had kunnen zeggen: ‘Ja maar jullie zijn afgodendienaars en je bent net zo schuldig als ik en waarom moet ik alleen boeten?’

Jona praat niet over de schuld van de anderen. Hij heeft het alleen over zijn eigen schuld. En hij aanvaardt wat God over hem beschikt. Hij buigt onder het recht van God.

En dat valt echt niet mee. Het is makkelijk om over de zonde van een ander te spreken en het is makkelijk om een oordeel over een ander uit te spreken. Het is ook nog wel makkelijk om te spreken over onze zonde. Dat je jezelf verschuilt in het collectief. Wij hebben gezondigd. Ja, ik ook wel, maar ik ben er één van de velen. Wij zijn allemaal zondaars. Maar daar kun je jezelf nog achter wegschuilen. Maar om het in de eerste persoon enkelvoud te zeggen: ‘Ik heb gezondigd.’ En er dan ook geen ‘maar’ achter te zeggen. ‘Maar… ik deed het eigenlijk zonder na te denken. Maar…het was niet zo bedoeld.’

Nee, als we werkelijk buigen onder het recht van God, dan zeggen we geen ‘maar’. Dan zeggen we ‘dus’, net als David in psalm 51. ‘Ik heb gedaan dat kwaad was in Uw oog, dus ben ik Heere Uw gramschap dubbel waardig…’ Dus: ‘werpt mij in de zee.’ Jona geeft God gelijk: dit is rechtvaardig. Dan wil je niet door een achterdeurtje de hemel binnengesmokkeld worden. Volgens Maarten Luther is dat een kenmerk van het ware geloof:

Es geht in der Rechtfertigungslehre also nicht nur um die Rechtfertigung des Menschen vor Gott, sondern um die Rechtfertigung Gottes im Menschen. Der Mensch soll Gott recht geben, das heißt glauben.

Jona moet overboord. En als die zeelui straks verder varen, dan weten ze niet beter of Jona is verdronken. En als Jona zelf in het water valt, dan weet hij niet beter of hij zal sterven.

Wij weten natuurlijk dat God dat niet zal laten gebeuren. Maar wist Jona dat zelf ook?

Nee, dat wist hij niet. Al heb ik wel de indruk dat er rust in Jona’s hart is geweest. Als je dit gedeelte leest, dan kom je geen vrees bij Jona tegen. Wel schaamte en schuldgevoel, maar geen vrees. Wist Jona dan dat God een vis zou sturen? Daar heeft Jona geen moment aan gedacht. Want dat was veel te wonderlijk. En toch was er een bepaalde rust in zijn ziel. Want wie zich aan Gods rechtvaardigheid mag overgeven, die zal kennis maken met Gods barmhartigheid.

Er is een mooi gedicht van Rijer Pothoven (1904-1976):

Als onder het heilig recht

De ziele niet meer vecht

Maar billijkt het zondeloon

Wat haar ook overkoom’

Dan wordt verloren gaan

Door God niet toegestaan

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Resignatio ad Infernum

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's