Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar Zijt Gij? – Prof. Wisse Over Het Verbond (2)

Bekijk het origineel

Waar Zijt Gij? – Prof. Wisse Over Het Verbond (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opnieuw een artikel over het verbond van de hand van prof. Wisse, dat in 1928 in De Wekker verscheen. Ditmaal over de betekenis van de zondeval voor God: de Heere is Zijn profeet, priester en koning kwijt. | ds. A.J.T. Ruis

De profetenmantel weggeworpen De mens was zo als profeet gevallen en werd door de Heere nu opgeroepen in dit ‘waar zijt gij ?’ We hoorden de vorige keer, dat deze vraag op ‘s Heeren lippen als het ware heilige ontsteltenis vertolkte; omdat God niet meer beluisterde de Hem waardige aanbidding van ‘s mensen lippen. — Dit is nóg zo. De zonde is een wegwerpen van onze profetenmantel. In onze diepe val hebben we geweigerd God de eer van Zijn naam te brengen. O bedenk het toch eens, lezer, wat dit betekent. De zonde is zo beledigend, zo smadelijk voor God. Zij krenkt Zijn hoogste Majesteit.

Er is meer. De mens was ook als priester geschapen, om de offerande der gerechtigheid, der gehoorzaamheid aan God te brengen. Daar was door vrije goedheid Gods nog wel de kroon des eeuwigen levens aan verbonden. Zij het ook bij nalating de straf des doods. Het was de eretaak voor de mens. Daarin kon hij duidelijk laten zien, dat hij vrijwillig, met inzicht dat het goede goed was, — dat hij het opnam voor God; en hij het bondgenootschap met de Heere boven alles van waarde hield; tegenover alle bondgenootschap met een Gode vijandige macht.

Het altaar leeg

En nu kwam daar de Heere die avond naar de hof; als het ware met de kroon in de ene, en met de doodszeis in de andere hand. — Wat zou Hij moeten uitreiken? ‘s Heeren lust is ons leven; al is Zijn eis gerechtigheid.

Hoe ontroerend, ja voor God zelf, was dan dat moment, toen Hij daar in die hof het altaar (figuurlijk gesproken) leeg zag staan; het vuur daarop gedoofd, de offerande afwezig, de priester zelf weggevlucht. Een lege priesterplaats …! In heilige smart, als ik van de Heere zo mag spreken, roept Hij uit, vanuit Zijn recht en vanuit Zijn liefde: waar zijt gij?

Kan God de kroon niet uitreiken, dan zal de mens de tuchtroede hebben te ervaren. In de zonde, o lezer, hebben we ons zelf van het leven beroofd. God zal straffen moeten, maar Zijn lust is iets anders, want onze dood is Gods recht, zeer zeker, maar Zijn lust was in ons leven. O, bedenk het eens, wat ook dit zeggen wil, ten opzichte van het verbroken werkverbond; wij hebben gerechtigheid en gehoorzaamheid veracht; de dood verkozen boven het leven.

Snel uit- en afgestudeerd

Zelf gevoelt een mens van nature dit in zijn diepe ernst van betekenis niet. Maar de Heere Zelf vertolkt in Zijn woord, hoe zwaar dit moet zijn. God klaagt soms, in (menselijk geredeneerd) smartetaal daarover… Dit doet de Heere als het ware zéér, als die priester de gehoorzaamheid weigert; dan ziet God, hoe de dood daarop volgen moet. De bezoldiging der zonde toch is de dood. Uit de taal, uit de klacht Gods, kan men als het ware te weten komen, hoe verschrikkelijk dit is. O, bid daarom de Heere toch om ontdekkend licht over deze uw bondsbreuk, en om genade dat u toch de dood als dood zult leren kennen; opdat u voorwerp voor genade zou kunnen zijn...

Ik vrees, dat velen al heel ver in het genadeverbond menen te zijn; terwijl zij nog geen syllabe recht hebben verstaan van wat de aard van hun dood is. Wat is men in het algemeen daar snel in uit- en afgestudeerd! (…) De Heere werkt er echter niet overheen. Voordat er van genadeverbond sprake kan zijn, roept Hij de mens eerst uit zijn zondige schuilhoek te voorschijn. De profeet, de priester, moet rekenschap afleggen. —

De eerste werkstaker

Ja nòg meer. Het was ook een koning die viel. Als koning had de mens de volheerlijke taak ontvangen, om het stempel van zijn menselijke geest op Gods schepping te drukken. De Heere had hem een dubbele opdracht in dat opzicht gegeven: de mens moest de hof bebouwen, en bewaren. De schatten die God in zijn schepping verborgen had moest de mens er uit te voorschijn roepen, en tevens moest hij als de van God daar aangestelde bevelhebber de hof bewaren tegen de vijandige macht, die tegen die hof, dat heerlijke werk Gods, zou opdagen. En nu? o, Daar komt de Heere naar de hof; en zie, de bouwer, de bewaker is afwezig; leeg is de plaats. Het werk is gestaakt; de burcht is prijs gegeven aan de vijand.

De eerste werkstaker, de eerste opstandeling tevens. Aan Gods grote vijand Satan heeft hij de hof, het paleis, de burcht, de tempel Gods in handen gespeeld, opdat die er zijn stempel nu op zetten zal.

O, Heere wat hebben we U naar de kroon gestoken. Wat een bestaan: van koning feitelijk verrader geworden. Het is echt niet te verwonderen, dat de Heere bij deze roeping Adams naam weglaat. Het staat er toch zo kort en ernstig: waar zijt gij? Nee, niet: Adam waar zijt gij; maar enkel: waar zijt gij; zonder zijn naam erbij. Het is al of we hier lezen: o mens, u bent uw naam niet meer waard…

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Waar Zijt Gij? – Prof. Wisse Over Het Verbond (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's