Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ambtsdrager in Coronatijd (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ambtsdrager in Coronatijd (4)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe kun je als ambtsdragers in deze Coronacrisis je ambt en plicht getrouw verrichten tot Gods eer? Is dat geen onbegonnen werk in deze moeilijke tijd vol gelegenheid voor verdeeldheid, verwarring, vermoeidheid en verlegenheid?

De apostel Paulus aarzelt niet om de Efeziërs te wijzen op wat nodig is om als gemeente te leven overeenkomstig de christelijke roeping. Hij vermaant hen als het lichaam van Christus om te staan naar een openlijk zichtbare eenheid.

Daarbij noemt hij in Efeze 4:2-3 vijf zaken. Voor een gezond eetpatroon kennen we vandaag een zogeheten ”schijf van vijf”. Maar Paulus spreekt wat een gezond geestelijk en kerkelijk leven betreft óók van een ”schijf van vijf”! En wat is dan een Godzalig leven waartoe iedere ware christen wordt geroepen? Waaraan is een geestelijke levenswandel te herkennen, dat opkomt uit een door God vernieuwd hart waarin er plaats is gemaakt voor het wonder van Gods genadig omzien naar een in zichzelf verloren zondaar?

1. Wees bescheiden

Het eerste waartoe Paulus vanuit de gevangenis (!) de Efeziërs oproept, is om in alle ootmoedigheid te wandelen. Of anders gezegd: in deemoed, in nederigheid, in bescheidenheid. In het buitenbijbelse Grieks heeft dit woord een negatieve bijklank. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de Grieken in Paulus’ tijd dit woord als een scheldwoord gebruikten. Wie ootmoedig was, was bang, slap, laf, eerloos, onedel, onwaardig, onaanzienlijk en telde niet mee in de samenleving.

Maar juist dít woord gebruikt Paulus nu als eerste in positieve zin. Om te wijzen op een houding naar elkaar die gepast is voor een mens die zelf de juiste plaats onder God heeft ingenomen. Deze ootmoed kan dan ook niet anders zijn dan vrucht van genade in het leven van één die eerst zelf heeft leren buigen voor God en Gods oordeel over zijn eigen leven.

Deze ootmoed is dan ook geen gewone menselijke karaktertrek, maar genadevrucht in het leven van één die is ontdekt aan zijn eigen hoogmoed tegenover God en de naaste. Die gaat ook een ander uitnemender achten dan zichzelf (Filipp. 2:3).

In zijn Schriftverklaring over Efeze geeft dr. H.F. Kohlbrugge in dit verband aan dat een lied hierover op hem als kind een blijvende indruk maakte:

”Ik ben een christen”, zegt gij. Welnu, als werk en leven van wat uw mond beweert een klaar getuig’nis geven, zo staat het wel met u. Ik wens als gij te zijn een christen naar Gods Woord, in weg en wandel rein.

”Ik ben een christen”, zegt gij. ’k Wil u niet tegenspreken, of ’t moest uit uwe wandel mij anders zijn gebleken. Dat ’t werk in waarheid zij van wie zich christen noemt; hij wandel’ als zijn Heer’, die zich in Hem beroemt. ”Zeg niet: ”Ik ben een christen”, totdat uw werk en leven van ’t geen uw mond beweert een klaar getuig’nis geven. Uw woord is niet genoeg, - een christen wil geen schijn, maar ’t geen zijn mond belijdt moet hij in waarheid zijn.”

De ootmoedigheid in de Bijbelse zin van het woord heeft dus niets te maken met het hebben van een minderwaardigheidsgevoel of een negatief zelfbeeld. En ook niet met datgene wat wij wel nederige hoogmoed noemen: een houding waarin we een ander met de mond roemen, maar daarbij ten diepste geen ander doel hebben dan om er zelf wat mee te worden.

De ootmoedigheid in de Bijbelse zin van het woord is ook heel wat anders dan menselijke slapheid, of mensenvrees. Het heeft niets te maken met het niet durven benoemen van allerlei dwalingen, of met het aan de kaak stellen van onbijbelse praktijken in gezin, kerk en samenleving. Als er -afgezien van Christus Zelf- één is geweest, die onverschrokken naar binnen toe (de gemeente) en naar buiten toe (overheid en samenleving) zo heeft gearbeid, is het Paulus. Het is ook niet zonder reden dat Christus, de Koning van de Kerk, de gemeente van Efeze in Openb. 2:2 prijst dat zij degenen die een verkeerde leer zochten in te voeren en ergernissen aanrichtten in het gemeentelijke leven niet hun gang hebben laten gaan.

Maar de ootmoedigheid waar Paulus op wijst is de nederigheid, die opkomt uit de vernedering van het hart door Gods Geest. Daarom kon Paulus het zelf zeggen: ”Daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen. ( 1 Tim. 1:16)”

Om die reden achtte Paulus zich niet te groot om zijn broeders in alles te dienen. Een hoogmoedig mens kan weinig of niets naast of boven zich verdragen. Duldt geen andere mening en kijk op allerlei zaken dan de zijne. Maar een ootmoedig mens verblijdt zich in Gods genade en gave die hij bij anderen ziet en zo zoekt hij in ootmoed de eenheid.

Dat leidt tot de vraag aan mezelf en vervolgens aan elkaar: hoe zit het met dit eerste onderdeel in de ”schijf van vijf” in ons persoonlijke en kerkelijke leven?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Ambtsdrager in Coronatijd (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's