Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus Avinck-10

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus Avinck-10

De neergebogen christen die zich opricht door het geloof

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts en mijn God.’ Psalm 42:12

De aanspraak

De dichter spreekt zichzelf aan: ‘O mijn ziel.’ Hij ziet naar binnen en probeert te waken over zijn eigen hart. Een onwedergeboren mens geeft weinig aandacht aan zijn hart. Hij maakt er zich geen zorgen over hoe het in zijn hart is gesteld tegenover God. De dichter verkeert in moeilijke omstandigheden en onderzoekt hoe het in zijn hart is.

Neergebogen en onrustig

De ziel buigt zich neder. Het pak dat gedragen moet worden gaat zijn kracht te boven. “Hij bezweek onder de zware last van het kruis dat hem drukte. Zijn geestelijke krachten weken van hem en zijn geloof en hoop begonnen te wankelen.” De dichter kon niet opgaan naar Gods heiligdom waar zijn ziel naar uitging. De vijanden vervolgden hem als een veldhoen op de bergen. Hij zuchtte onder de verberging van Gods aangezicht. De duivel zal hem aangevallen hebben. Het ongeloof kwam aan het woord. Vermoedelijk ging de dichter gebukt onder het gevoel van eigen schuld. Zijn ziel was onrustig in hem. Het stormde vanbinnen. De moed ontzonk hem. Avinck schrijft dat het zondig is in kruiswegen alleen te zien op de tegenspoeden en niet te zien op Gods goedertierenheid. Het is zondig als er opstand is. De dichter worstelt tegen de zonden. Hij stelt zichzelf de vraag of er wel voldoende reden is neergebogen en onrustig te zijn. Want God betoont toch nog Zijn goedertierenheid. De dichter bestraft zichzelf. Neergebogenheid en onrust brengen geen winst. Geloof, hoop en liefde lijden eronder. Het past een kind van God niet zo te doen en het is niet tot eer van God.

Hoop op God

Dat is de plicht waartoe de dichter zichzelf aanspoort: ‘hoop op God.’ De Verbondsgod is getrouw en onveranderlijk. Op Hem moet de ziel hopen. Zie af van alles buiten God. Verwacht het van Hem alleen. Hoop op Zijn deugden en volmaaktheden. Hoop op Zijn wijsheid, almacht, onveranderlijkheid, genade en algenoegzaamheid. God werkt die hoop door de Heilige Geest.

God loven

De dichter zegt: ‘Want ik zal Hem nog loven. Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts en mijn God.’ Hoe donker het nu ook mag zijn, ik zal nochtans God loven. God is en blijft alle lof waardig. Het had nog veel erger kunnen zijn. De dichter zal de Heere in de toekomst nog meer loven dan in het heden. De Heere zal verlossen en dat zal stof ge-ven tot loven van Hem. God is de oorzaak van al de uitreddingen en verlossingen van de dichter. Op verschillende tijden en uit onderscheiden noden had de Heere in het verleden verlost. Op die God vertrouwt de dichter. Zelfs onbekeerden zagen de hand van God daarin. God is de menigvuldige Verlossing van zijn aangezicht. Dat geeft hoop voor de toekomst. Het zal God nooit aan wijsheid, macht of trouw ontbreken.

Mijn God

‘En mijn God.’ In deze enkele woorden ligt veel opgesloten. De dichter mag God tot zijn Deel hebben. De Heere is bij de dichter, Hij helpt en bewaart hem. De dichter mag delen in Gods liefde en goedheid. ‘Gij zijt mijn God’ is de taal van zijn ziel. De dichter verheugt zich in de God van zijn heil.

Hoe meer geloofstoe-eigening, hoe meer stof om de Heere te loven. De dichter mag alles overgeven in de hand van de Heere. De dichter gelooft dat hij God in de toekomst zal loven. Dat geeft reden te hopen op God. De Heere zal uitkomst geven.

Toepassing

Onbekeerde mensen zijn ongelukkig. In de moeiten en zorgen hebben zij geen Schuilplaats. Zij moeten alles alleen dragen. Er komt opstand en ongeduld in moeilijke omstandigheden. Denk toch aan sterven en eeuwigheid. ”Nu is er nog hoop voor u! Nog biedt de Heere Zich door het Evangelie aan als uw God. Hij wil u nog verlossen en zaligen.”

Is uw hart onrustig vanwege de vele zonden die u bedreven hebt? Wek uw ziel op tot hoop op God. “Zie op Christus, zoals Hij de grote Verlosser van zondaren is. Hij is toch de menigvuldige verlossing! Uw zonden kunnen niet te zwaar, te groot of te veel zijn en ook niet te lang geduurd hebben, of Zijn oneindige gerechtigheid is van zo’n algenoegzame waarde dat ze al die zonden volkomen kan uitwissen.” “Leg vooral de hand van uw geloof op de grootste belofte in het verbond: ‘Ik zal u tot een God zijn.’” Daardoor zou uw ziel opgericht worden en tot rust komen.

Gelovigen, het is niet vreemd dat u kruis en beproeving ondervindt. God heeft geen enkel kind zonder kruis en smart. Worstel in Gods kracht tegen moedeloosheid. Vestig uw hoop op God, dat is tot eer van God. Vertrouw op de Heere, Hij vervult al Zijn beloften. Denk aan vroegere verlossingen terug. Uw God zal u de volle en eeuwige zaligheid schenken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Theodorus Avinck-10

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 2021

Bewaar het pand | 12 Pagina's